Hoofdstuk 3

Het tijdperk van de gemeente van Efeze – Openbaring 2:1-7

Inleiding tot de tijdperken van de gemeente

Om u in staat te stellen ten volle de boodschap van de tijdperken van de gemeenten te begrijpen, wil ik u graag de verschillende principes uiteenzetten waardoor ik op de namen van de boodschappers kon komen, op de lengte van de tijdperken en op andere factoren die hierop betrekking hebben.

Daar dit de meest serieuze studie is, die ik tot dusver ter hand heb genomen, zocht ik God gedurende vele dagen voor de inspiratie van de Heilige Geest. Toen pas las ik de Schriften over de tijdperken van de gemeente en dook ik in de vele boeken over de kerkgeschiedenis, die door de meest onpartijdige geschiedschrijvers geschreven waren. God liet mijn gebeden niet onbeantwoord, want toen ik het Woord en de geschiedenissen las, kon ik door de Heilige Geest zien hoe zich een patroon ontvouwde, dat door al de tijdperken heen tot op de huidige dag loopt.

De sleutel die de Heer mij gaf, waardoor ik in staat was de boodschapper voor elk tijdperk te bepalen, is een zeer Schriftuurlijke. Ja, men zou het de hoeksteen van de Bijbel kunnen noemen. Het is de openbaring, dat God nooit verandert en dat Zijn wegen even onveranderlijk zijn als Hij is. In Hebreeën 13:8 staat: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid." Prediker 3:14–15: "Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht. Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is reeds geweest; en God zoekt het weggedrevene."

Dit is de sleutel: een onveranderlijke God, met onveranderlijke wegen. Wat Hij in den beginne deed, zal Hij altoos blijven doen totdat het einde komt. Er zal nooit verandering zijn. Pas dat toe op de tijdperken van de gemeenten. Het type man dat God koos voor het eerste tijdperk, en de wijze waarop God Zichzelf openbaarde in de bediening van die man, zou het voorbeeld zijn voor alle volgende tijdperken. Wat God deed in het eerste tijdperk van de gemeente, dat wil Hij ook doen in alle andere tijdperken.

Nu weten wij precies uit het Woord, dat door de Heilige Geest is opgetekend hoe de eerste of oorspronkelijke gemeente gevestigd werd en hoe God Zich in haar openbaarde. Het Woord kan niet veranderen want het Woord is God. Johannes 1:1: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." Verandert iemand er één woord van, zoals Eva, dan brengt dat zonde en dood, zoals het ook staat in Openbaring 22:18b–19: "Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het Boek des Levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is."

Dus wat de gemeente op Pinksteren was, is de maatstaf. Dat is het patroon. Er is geen ander patroon. Wat de geleerden ook zeggen, God heeft dat patroon niet veranderd. Wat God op Pinksteren deed, moet Hij blijven doen tot de gemeente-tijdperken afgesloten worden.

Al vertellen geleerden u misschien, dat de apostolische tijd voorbij is, gelooft het niet. Zulk een bewering is onjuist en wel om twee redenen. In de eerste plaats is het onjuist te veronderstellen, dat er geen apostelen meer zijn, enkel en alleen omdat de eerste twaalf dood zijn. Een apostel betekent: "een gezondene" en er zijn heden ten dage vele gezondenen, maar ze worden zendelingen genoemd. Zolang er mannen geroepen worden en met het Woord des Levens uitgezonden is er nog altijd een apostolisch tijdperk. In de tweede plaats hebben zij het over een tijdperk waarin de kracht van de Heilige Geest openbaar werd, alsof dat tijdperk bij de voltooiing van de Bijbel mede voorbij gegaan is. Dat is echter onjuist. Er is geen enkel Schriftgedeelte dat daarop duidt, doch veeleer wordt het tegenovergestelde gezegd. Hier hebt u het bewijs dat beide aantijgingen vals zijn. Handelingen 2:38–39: "En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een ieder van u worde gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zovelen als er de Here, onze God, toe roepen zal."

De belofte van dezelfde kracht waarmee ook de apostelen op de Pinksterdag werden aangedaan, is voor "U (Joden), en uw kinderen (Joden), en allen die daar verre zijn (heidenen), zovelen als er de Here, onze God, toe roepen zal (zowel Joden als heidenen)." Zolang Hij doorgaat met roepen, zal de boodschap en de kracht van Pinksteren NIET OPHOUDEN.

Wat de gemeente had op Pinksteren, is haar onvervreemdbaar recht. Oorspronkelijk had zij het zuivere Woord van God. Zij bezat de kracht van de Heilige Geest, die werd gemanifesteerd in velerlei tekenen en wonderen en gaven van de Heilige Geest. Hebreeën 2:1–4: "Daarom moeten wij ons temeer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het Woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid (aan het Woord) rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke, begonnen zijnde verkondigd te worden door de Here, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil." Die oorspronkelijke gemeente werd niet door mensen georganiseerd. Zij werd geleid door de Heilige Geest. Zij was niet erg groot. Zij werd gehaat en veracht. Zij werd verdrukt. Zij werd ten dode toe vervolgd. Maar zij was getrouw aan God. Zij hield vast aan het oorspronkelijke "Woordpatroon."

Raak nu niet op een dwaalspoor. Toen ik zei, dat God en Zijn wegen nimmer veranderen, zei ik niet, dat de gemeente en haar boodschappers niet kunnen veranderen. De gemeente is God niet. Zij kan veranderen. Maar ik zei dat wij, omdat God niet verandert en Zijn wegen ook niet veranderen, terug kunnen gaan naar het begin om de eerste en volmaakte daad, die God deed te zien, want dat is de maatstaf waarnaar wij ons moeten richten. Zo wordt het gedaan. De ware gemeente zal altijd trachten gelijkvormig te zijn aan die oorspronkelijke gemeente van Pinksteren. De ware gemeente van nu zal proberen die vroege eerste gemeente te benaderen... De boodschappers voor de gemeenten, die dezelfde Geest van God in zich hebben, zullen trachten de apostel Paulus te benaderen. Zij zullen niet precies zijn als hij, maar de ware boodschappers zullen die zijn, die Paulus het meest nabij komen, die vrij was van alle mensen, geheel overgegeven aan God en die alleen het Woord van God predikte en de Heilige Geest openbaarde in (velerlei) krachten. Met iets anders kunnen wij niet toe. U moet werken volgens het origineel. Zoals een zoon lijkt op zijn vader, zal de ware gemeente altijd trachten te wandelen in het voetspoor van haar stichters op Pinksteren en haar boodschappers zullen de apostel Paulus navolgen, de eerste boodschapper voor het eerste gemeente-tijdperk. Het is zo eenvoudig en wonderbaar.

Met deze eenvoudige en toch zo wonderbare sleutel, was ik, met de hulp van de Heilige Geest in staat het boek Openbaring en de geschiedenissen te lezen en daarin ieder tijdperk, iedere boodschapper, de duur van ieder tijdperk en de rol, die elk daarvan speelde in het voornemen Gods van Pinksteren tot de voleinding van de tijdperken te bepalen.

Nu u weet hoe wij de hoedanigheid van de ware gemeente beoordelen, (hoe zij op Pinksteren was en hoe zij in het apostolische tijdperk was, zoals ons het Boek van de Handelingen der apostelen verhaalt) kunnen we dezelfde regel toepassen om te laten zien hoe de gemeente faalde. De fundamentele fout of fouten die in de eerste gemeente binnenslopen, en die in de boeken Handelingen en Openbaring en ook in de brieven worden geopenbaard, zullen in ieder volgend tijdperk duidelijker zichtbaar worden totdat wij in het laatste tijdperk (Laodicéa), in een volledige verduistering van de waarheid terecht komen.

Nu komt er uit deze eerste sleutel, die we van de Here hebben ontvangen, een tweede, iets minder wonderbare waarheid. Ik zei, dat de ware gemeente altijd zou trachten te zijn als in Handelingen staat beschreven. Dat is geheel juist. Maar we hebben ontdekt, dat het Woord ook een invasie van dwaling leert, totdat er in de laatste dagen, wanneer de Here op het punt staat weder te komen, een volkomen verduistering van de waarheid is. Nu komt de volgende vraag bij ons op: Laat God de Zijnen in de steek en laat Hij hen vervallen in een toestand van volledige verleiding? Beslist niet! De Schrift zegt heel duidelijk in Matthéüs 24:24 dat de 'uitverkorenen' NIET VERLEID KUNNEN WORDEN. "Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zij zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (INDIEN HET MOGELIJK WARE) ook de uitverkoren zouden verleiden." Hoe zit het dan?

Het antwoord ligt duidelijk voor ons: Er is een ware gemeente en een valse gemeente. Er is een ware wijnstok en een valse wijnstok, maar natuurlijk zal die valse gemeente dat lichaam van de valse wijnstok altijd proberen zich de positie van de ware gemeente toe te eigenen en beweren dat zij, en niet de uitverkorenen echt en authentiek is. De valse zal trachten de ware te doden. Zo ging het in het Boek Handelingen, zo blijkt het te zijn in de zeven tijdperken en zo wordt het beschreven in de verschillende brieven. Zo is het geweest. Zo is het nu. Zo zal het zijn. Het kan niet veranderen.

Laten we nu erg voorzichtig zijn, dat wij op dit punt niet in verwarring raken. We zullen daarom het Woord opslaan en deze bewering staven. Laten we teruggaan naar het Boek van alle begin, Genesis. In de Hof van Eden waren TWEE bomen. De ene was goed, de andere was kwaad. De ene bracht HET LEVEN voort, de andere de DOOD. Er waren twee kinderen, die oorspronkelijk offers brachten aan God. Laat mij dat herhalen, zij brachten BEIDEN offers aan God. Genesis 4:3–5: "En het geschiedde ten einde van enige dagen, dat Kaïn van de vrucht des lands de HERE offer bracht. En Abel bracht ook van de eerstgeborenen van zijn schapen, en van hun vet. En de HERE zag Abel en zijn offer aan; maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan." De ene (Kaïn) was slecht, hij was uit zijn vader (de boze), terwijl Abel rechtvaardig was voor de Here. Er waren nog twee kinderen uit het vlees van dezelfde ouders. Zij waren de tweelingen van Izaäk en Rebekka. De een was de uitverkorene Gods en de ander was verworpen. Beiden vereerden God. In beide gevallen kwam de verering van God eraan te pas. In elk geval haatte de boze de rechtvaardige. In sommige gevallen vernietigde de boze de rechtvaardige. Maar denk erom: zij waren samen geplant. Zij leefden samen. Zij verlangden beiden iets van God en vereerden God.

Deze voorbeelden illustreren op volmaakte wijze de gelijkenis van de Here Jezus toen Hij zei, dat het Koninkrijk der hemelen gelijk was aan een man, die goed zaad zaaide, maar hij had een vijand die onkruid tussen dat goede zaad zaaide. God plantte dat onkruid niet. Satan plantte dat onkruid midden tussen het goede zaad van God. Deze twee soorten planten (mensen), afkomstig van verschillende zaden, groeiden samen op. Zij hadden beide dezelfde voeding, beide deelden in dezelfde zonneschijn, regen en alle weldaden, en beide werden op hun tijd geoogst. Ziet u het? Vergeet nooit deze waarheden, wanneer we de tijdperken van de gemeenten bestuderen en later de zegels. Vergeet bovenal niet dat het in dit laatste tijdperk is dat het onkruid gebundeld wordt om verbrand te worden, dat het onkruid de tarwe, die door de Heer in Zijn schuur bijeengebracht zal worden, uit zal stoten.

Ik wil deze gedachte helemaal uitwerken; laten we dus een stap verder gaan. Hebt u ooit de geschiedenis van opwekkingen bestudeerd? Welnu, een opwekking betekent, dat God zich beweegt in Zijn kracht. Telkens wanneer God zich beweegt, is Satan er ook bij. Dat gaat altijd op. In de dagen van de grote opwekking in Wales (en de meesten weten dit niet) liepen de krankzinnigen-gestichten snel vol en was er een groot vertoon van duivelse macht om de aandacht van God af te trekken. Er wordt verhaald, dat de mensen in de dagen van Wesley de meest vreemde dingen deden, die beslist van Satan waren, om te proberen de goedheid en kracht van God bespottelijk te maken. In Luthers dagen, zo wordt er verteld, lag het wonder van zijn bediening niet daarin, dat hij met succes opkwam tegen de Rooms-katholieke Kerk, maar het wonder lag in het feit, dat hij nuchter en standvastig kon blijven temidden van de fanatiekelingen die vaak vervuld waren van, en geleid werden door verkeerde geesten. En als u oog hebt gehad voor deze bediening van de laatste dagen, zult u dezelfde aanval van valse en boze geesten opgemerkt hebben. Zo moet het gaan. Nu hoop en vertrouw ik, dat u voldoende geestelijk bent ingesteld om dat te zien en er uw voordeel mee te doen.

Om het feit vast te stellen, dat de ware en de valse wijnstok zich dooreenstrengelen en de twee geesten laten zien, die aan het werk zijn, zullen we I Johannes 4:1–4 en Judas 3, 4 en 12 lezen: "Geliefden, gelooft niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn uitgegaan in de wereld. Hieraan kent gij de Geest van God: alle geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God; en alle geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is uit God niet; maar dit is de geest van de antichrist, van welke geest gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij IS NU REEDS in de wereld. Kinderkens, gij zijt uit God, en hebt hen overwonnen (de geest van de antichrist); want Hij is meerder, Die in u is (Gods Geest), dan die in de wereld is." Judas 3, 4 en 12: "Geliefden, alzo ik alle naarstigheid doe om u te schrijven van de gemeenschappelijke zaligheid, zo heb ik noodzaak gehad aan u te schrijven en u te vermanen, dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal de HEILIGEN overgeleverd is. Want er zijn SOMMIGE MENSEN (geen heiligen) ingeslopen, (deze zijn de schaapskooi niet binnengekomen door de DEUR en daarom zijn het rovers,) die eertijds tot ditzelfde oordeel te voren opgeschreven zijn, GODDELOZEN, die de genade van onze God veranderen in ontuchtigheid, en de enige Heerser, God, en onze Here Jezus Christus verloochenen. Dezen zijn vlekken in uw liefdemaaltijden, en als zij MET U ter maaltijd zijn, weiden zij zichzelf zonder vrees;..." Bij het lezen van deze Schriftgedeelten, kan niet worden ontkend, dat de ware gemeente en de valse gemeente dooreengevlochten zijn; zij zijn samen geplant, maar komen voort uit verschillend zaad.

Welnu, ik geloof dat er nog iets anders is dat u moet weten. De zeven gemeenten, tot welke Johannes zich richt, zijn in Klein-Azië en het zijn allemaal heidengemeenten. Hij spreekt niet tot de gemeente in Jeruzalem, die voor het merendeel Joods was met misschien een paar heidenen onder hen. De reden is, dat God Zich van de Joden tot de heidenen gekeerd had. Het gaat bij de tijdperken van de gemeente, van de zeven gemeenten daarom, dat God Zich bezig houdt met de heidenen en een heidenbruid voor Zichzelf uit hen roept. Daarom zijn de "Zeven Tijdperken van de Gemeente" en de "Volheid der Heidenen" een en dezelfde. Handelingen 13:44–48: "En op de volgende sabbat kwam bijna de gehele stad samen, om het Woord Gods te horen. Doch de Joden, de scharen ziende, werden met nijdigheid vervuld, en weerspraken, wat door Paulus gezegd werd, weersprekende en lasterende. Maar Paulus en Barnabas, vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig, dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch aangezien gij het verstoot, en uzelf het eeuwige leven niet waardig oordeelt, ziet, wij keren ons tot de heidenen. Want alzo heeft ons de Here geboden, zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde. Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich, en prezen het Woord des Heren; en er geloofden zovelen, als er verordineerd waren tot het eeuwige leven." Romeinen 11:1–8: "Ik zeg dan: Heeft God Zijn volk verstoten? Dat zij verre; want ik ben ook een Israëliet, uit het zaad van Abraham, van de stam Benjamin. God heeft Zijn volk niet verstoten, dat Hij te voren gekend heeft. Of weet gij niet, wat de Schrift zegt van Elia, hoe hij God aanspreekt tegen Israël, zeggende: Here! zij hebben Uw profeten gedood, en Uw altaren omgeworpen; en ik ben alleen overgebleven, en zij zoeken mijn ziel. Maar wat zegt tot hem het Goddelijk antwoord? Ik heb Mijzelf nog zeven duizend mannen overgelaten, die de knie voor het beeld van Baäl niet gebogen hebben. Alzo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel geworden, naar de verkiezing der genade. En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anders is de genade geen genade meer; en indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anders is het werk geen werk meer. Wat dan? Hetgeen Israël zoekt, dat heeft het niet verkregen; maar de uitverkorenen hebben het verkregen, en de anderen zijn verhard geworden. (Gelijk geschreven is: God heeft hun gegeven een geest van diepe slaap; ogen om niet te zien, en oren om niet te horen) tot op de huidige dag."

Romeinen 11:25–29: "Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend is (opdat gij niet wijs zijt bij uzelf), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is hun een verbond van Mij, als Ik hun zonden zal wegnemen. Zo zijn zij wel vijanden aangaande het Evangelie, om uwentwil, maar aangaande de verkiezing zijn zij beminden, om der vaderen wil; want de genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk."

Deze zeven gemeenten, gelegen in Klein-Azië, hadden reeds toen bepaalde kenmerken in zich, die de rijpe vrucht van later eeuwen werden. Dat wat in die vroege periode slechts zaailingen waren, kwam later in een rijpe oogst aan het licht, net zoals Jezus zei: "Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre geschieden?" Lukas 23:31.

De boodschap aan het tijdperk van Efeze

Openbaring 2:1–7:

1 Schrijf aan de engel der gemeente van Efeze: Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt:

2 Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt verdragen, en dat gij beproefd hebt degenen, die voorgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden;

3 En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.

4 Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.

5 Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal haastig tot u komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.

6 Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke Ik ook haat.

7 Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

De boodschapper

De boodschapper (engel) aan de gemeente van Efeze was de apostel Paulus. Dat hij de boodschapper was aan het eerste tijdperk van de heidenen, kan niet worden ontkend. Hoewel aan Petrus de bevoegdheid gegeven was, de deuren naar de heidenen te openen, was het aan Paulus gegeven, hun apostel en profeet te zijn. Hij was de profeet-boodschapper aan de heidenen. Zijn profetisch ambt, waardoor hij de volle openbaring van het Woord voor de heidenen ontving, bekrachtigde hem als hun apostolische boodschapper. Hiermee stemden de andere apostelen in Jeruzalem overeen. Galaten 1:12–19: "Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen, noch geleerd, maar door de openbaring van Jezus Christus. Want gij hebt mijn wandel gehoord, die eertijds in het Jodendom was, dat ik uitnemend zeer de gemeente Gods vervolgde, en haar verwoestte; en dat ik in het Jodendom toenam boven velen van mijn ouderdom in mijn geslacht, zijnde overvloedig ijverig voor mijn vaderlijke inzettingen. Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed; en ben niet weer naar Jeruzalem gegaan, tot hen, die vóór mij apostelen waren; maar ik ging heen naar Arabië, en keerde wederom naar Damaskus. Daarna kwam ik na drie jaren weer te Jeruzalem om Petrus te bezoeken, en ik bleef bij hem vijftien dagen. En zag geen ander van de apostelen, dan Jakobus, de broeder des Heren." Galaten 2:2: "En ik ging op door een openbaring, en stelde hun het Evangelie voor, dat ik predik onder de heidenen; en in het bijzonder aan hen, die in achting waren, opdat ik niet enigszins tevergeefs zou lopen of gelopen hebben." Galaten 2:6–9: "En van hen, die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet; God neemt de persoon des mensen niet aan; want die geacht waren, hebben mij niets opgelegd. Maar daarentegen, toen zij zagen, dat aan mij het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis; (want Die in Petrus krachtig werkte tot het apostelschap der besnijdenis, Die werkte ook krachtig in mij onder de heidenen); en toen Jakobus, en Céfas, en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was, bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen, en zij tot de besnijdenis zouden gaan." Romeinen 11:13: "Want ik spreek tot u, heidenen, voor zover ik de apostel der heidenen ben; ik maak mijn bediening heerlijk."

Paulus stichtte zijn gemeente te Efeze omstreeks het midden van de eerste eeuw. Daardoor kunnen wij bepalen, wanneer het tijdperk van Efeze begint: ongeveer 53 na Christus.

Zijn wijze van bediening leverde het patroon, dat alle volgende boodschappers moesten nastreven, en dat trouwens het patroon vormt voor iedere ware dienstknecht van God, al zou hij op profetisch gebied niet zulke hoogten bereiken als Paulus; Paulus' bediening wordt gekenmerkt door de volgende drie eigenschappen:

In de eerste plaats was Paulus absoluut trouw aan het Woord. Daar week hij nooit van af, wat het hem ook kostte. Galaten 1:8–9: "Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt." Galaten 2:11–14: "En toen Petrus te Antiochië gekomen was, weerstond ik hem in het aangezicht, omdat hij te bestraffen was. Want eer sommigen van Jakobus gekomen waren, at hij mee met de heidenen; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en scheidde zichzelf af, vrezende voor hen, die uit de besnijdenis waren. En ook de andere Joden veinsden met hem; alzo dat ook Barnabas mede afgetrokken werd door hun veinzen. Maar toen ik zag, dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het Evangelie, zeide ik tot Petrus in aller tegenwoordigheid: Indien gij, die een Jood zijt, naar heidense wijze leeft, en niet naar Joodse wijze, waarom noodzaakt gij de heidenen naar de Joodse wijze te leven?"

I Korinthe 14:36–37: "Is het Woord Gods van u uitgegaan? Of is het tot u alleen gekomen? Indien iemand meent een profeet te zijn, of geestelijk, die erkenne, dat, hetgeen ik u schrijf, geboden des Heren zijn."

Let er op dat Paulus niet bij een organisatie was aangesloten, maar geleid werd door de Geest, evenals het geval was bij Mozes, toen God hem gebruikte om Israël uit Egypte te leiden. Nooit heeft de raad van Jeruzalem Paulus uitgezonden; noch had deze enige macht of zeggenschap over hem. God en God alleen zond hem en leidde hem. Galaten 1:1: "Paulus, een apostel, (geroepen niet van mensen, noch door een mens, maar door Jezus Christus, en God de Vader, Die Hem uit de doden opgewekt heeft)". Galaten 2:3–5: "Maar ook Titus, die met mij was, een Griek zijnde, werd niet genoodzaakt zich te laten besnijden. En dat om de ingekropen valse broeders, die van terzijde ingekomen waren, om onze vrijheid te verspieden, die wij in Christus Jezus hebben, opdat zij ons tot dienstbaarheid zouden brengen. Voor wie wij ook geen uur zijn geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven."

Ten tweede oefende hij zijn bediening uit in de kracht van de Heilige Geest en daardoor demonstreerde hij het gesproken en geschreven Woord. I Korinthe 2:1–5: "En ik, broeders, toen ik tot u ben gekomen, ben ik niet gekomen met uitnemendheid van woorden, of van wijsheid, u verkondigende het getuigenis van God. Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd. En ik was bij u in zwakheid, en in vreze, en in veel beving. En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning van Geest en van kracht; opdat uw geloof niet zou zijn in wijsheid der mensen, maar in de kracht Gods."

Handelingen 14:8–10: "En een zeker man, te Lystre, zat onmachtig aan de voeten, kreupel zijnde van het lijf van zijn moeder, die nooit had gewandeld. Deze hoorde Paulus spreken; welke de ogen op hem houdende, en ziende, dat hij geloof had om gezond te worden, zeide met grote stem: Sta recht op uw voeten! En hij sprong op en wandelde." Handelingen 20:9–12: "En een zeker jongeling, met name Eutychus, zat in het venster, en met een diepe slaap overvallen zijnde, alzo Paulus lang tot hen sprak, door de slaap neerstortende, viel van de derde verdieping nederwaarts, en werd dood opgenomen. Doch Paulus, afgekomen zijnde, viel op hem, en hem omvangende, zeide hij: Weest niet ontsteld; want zijn ziel is in hem. En toen hij weer naar boven gegaan was, en brood gebroken en wat gegeten had, en lang, tot de dageraad toe, met hen gesproken had, vertrok hij alzo. En zij brachten de knecht levend, en waren bovenmate vertroost." Handelingen 28:7–9: "En hier, omtrent dezelfde plaats, had de voornaamste van het eiland, met name Publius, zijn landhoeven, die ons ontving, en drie dagen vriendelijk herbergde. En het geschiedde, dat de vader van Publius met koortsen en de rode loop bevangen zijnde, te bed lag; tot wie Paulus inging, en als hij gebeden had, legde hij de handen op hem, en maakte hem gezond. Toen dit dan geschied was, kwamen ook tot hem de anderen, die krankheden hadden op het eiland, en werden genezen." II Korinthe 12:12: "De merktekenen van een apostel zijn onder u betoond in alle lijdzaamheid, met tekenen, en wonderen, en krachten."

In de derde plaats had hij de duidelijke vrucht van zijn van God gegeven bediening. II Korinthe 12:11: "Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde door u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben." I Korinthe 9:2: "Zo ik voor anderen geen apostel ben, nochtans ben ik het voor u; want het zegel van mijn apostelschap zijt gij in de Here." II Korinthe 11:2: "Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb u toebereid, om u als een reine maagd aan een man voor te stellen, namelijk aan Christus." Paulus is het instrument geweest om menigten van de schapen onder de heidenen binnen te brengen; hij voedde hen en zorgde voor hen, totdat zij de vrucht der gerechtigheid voortbrachten en gereed waren om als een deel van de Heidenbruid de Here te ontmoeten.

Toen de Openbaring werd gegeven, was Paulus volgens de traditie reeds als martelaar gestorven, maar Johannes ging in zijn plaats verder, zoals Paulus had gedaan in de dagen van zijn bediening. Dat de Openbaring gegeven werd nadat Paulus gestorven was, doet absoluut niets af aan het feit, dat hij de boodschapper aan het tijdperk van Efeze was, want de boodschapper aan ieder tijdperk, ongeacht wanneer hij komt of gaat, is degene, die dat tijdperk voor God beïnvloedt door een bediening, die volgens het Woord bevestigd wordt. Paulus was die man.

De stad Efeze

De stad Efeze was een van de drie grootste steden van Azië. Vaak werd zij de derde stad van het Christelijke geloof genoemd. Jeruzalem was dan de eerste en Antiochië de tweede. Het was een zeer rijke stad. De stadsregering was Romeins, maar de taal, die gesproken werd was het Grieks. Geschiedschrijvers geloven, dat Johannes, Maria, Petrus, Andreas en Filippus allen in deze mooie stad begraven werden. Paulus, die in deze stad het ware geloof bracht, deed hier slechts drie jaar zijn pastoraal werk, maar wanneer hij afwezig was van de kudde, dacht hij voortdurend aan haar en bad hij voor haar. Timotheüs was haar eerste opziener.

I Timotheüs 1:1–3: "Paulus, een apostel van Jezus Christus, naar het bevel van God, onze Zaligmaker, en de Here Jezus Christus, Die onze Hoop is, aan Timotheüs, mijn oprechte zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onze Vader, en Christus Jezus, onze Here. Gelijk ik u vermaand heb, dat gij te Efeze zoudt blijven, toen ik naar Macedonië reisde, zo vermaan ik het u nog, opdat gij sommigen beveelt geen andere leer te leren;..."

De naam Efeze heeft een vreemde, samengestelde betekenis, en wel "doel" en "ontspannen". De hoge aspiraties van dit tijdperk, dat begonnen was met de vervulling van de Geest, "de diepte Gods", waarbij zij jaagden naar de hoge roeping Gods, begon plaats te maken voor een minder waakzame houding. Een minder vurig volgen van Jezus Christus begon openbaar te worden, als een voorteken, dat in de komende tijdperken het fysieke voertuig, "kerk" genaamd, weg zou zinken tot een afschuwelijkheid van de "diepte van Satan". Zij was ontspannen geworden en begon af te drijven. Het tijdperk viel reeds terug: het had zijn eerste liefde verlaten. Het kleine plantje, in dat tijdperk van Efeze gezaaid, zou eenmaal zo zeer groeien in de geest der dwaling, dat alle onrein gevogelte des hemels zich in haar takken zou nestelen. Dat kleine plantje zou er zo ongevaarlijk uitzien voor het menselijk denken van die nieuwe Eva (nieuwe gemeente), dat zij opnieuw verleid zou worden door Satan. Het tijdperk van Efeze had haar de gelegenheid geschonken voor het beste van God en een ogenblik volhardde zij, doch ontspande zich toen en in dat onbewaakte moment plantte Satan het zaad van de volledige verwoesting.

De godsdienst van Efeze zelf beeldt dit eerste tijdperk van de gemeenten volmaakt uit en wijst reeds aan, hoe het in de daar op volgende tijdperken zou gaan.

In de eerste plaats bevond zich in de prachtige, aan Diana gewijde tempel, waar men zovele jaren aan gebouwd had, het meest schamele en bescheiden beeld van Diana dat men zich maar kon voorstellen. Het beeld was volkomen ongelijk aan alle andere beelden, die in andere aan Diana gewijde tempels opgesteld waren. Ze was een bijna vormloze vrouwenfiguur, die tenslotte overging in het blok hout, waaruit zij gehouwen was. Haar twee armen werden gevormd door twee eenvoudige ijzeren stangen. Hoe volmaakt beeldt dit de geest van de antichrist uit die in het eerste tijdperk was losgelaten. Daar was hij, losgelaten midden tussen de mensen, en toch zag hij er niet zo uit, dat de mensen verontrust werden. Maar de twee armen, de ijzeren stangen, toonden, dat het zijn bedoeling was, door zijn aanvallen het werk van God te verpletteren. En niemand scheen hem of zijn daden in de gaten te hebben. Maar eens zouden zij het bemerken toen door deze armen zijn "werken" tot een "leerstelling" werden en zijn leerstelling de wet van een wereldrijk zou worden.

De ordedienst in de tempel is ook opzienbarend. Allereerst waren daar priesters, die eunuchen waren. Dit onvruchtbare priesterschap voorspelde de onvruchtbaarheid van een volk dat van het Woord zou afdrijven; want een volk, dat beweert God te kennen los van het Woord, is even levenloos als een steriele eunuch. In de tweede plaats waren er op de tempelplaats de maagdelijke priesteressen, die de godsdienstige handelingen van de tempel verrichtten. Dit wees op de dag, dat ceremonie en vorm, ritueel en werken, de plaats van de Heilige Geest zouden innemen en de charismatische manifestatie niet langer de tempel Gods zou vervullen. Boven allen stond de hogepriester, een man met politieke macht en openbare invloed; deze beeldde uit wat zich reeds ontwikkelde, hoewel nog niet zo erg duidelijk: namelijk dat de kerk spoedig overgeleverd zou zijn aan de leiding van de mens, die zijn eigen plannen en ambities had, en het "Zo zegt de Heilige Geest", zou niet langer een levende werkelijkheid zijn.

Helemaal onderaan stonden de tempelslaven, die geen andere keus hadden dan te gehoorzamen aan de religieuze hiërarchie. Wat kan dit anders betekenen dan dat de dag zou komen wanneer de gevestigde geestelijkheid door politieke manoeuvres, staatshulp en vervanging van het Woord en de Geest door geloofsbelijdenissen, dogma's en menselijke leiding, de leken tot slavernij zou brengen, terwijl de leiders in weelde leefden van hun op onrechtvaardige wijze verkregen weelde en van hun vuile pleziertjes genoten en het arme volk, dat volgens Gods wil gediend behoorde te worden, was nu tot dienstknecht geworden.

Jezus, zijn boodschapper en gemeenten

Openbaring 2:1:

... Dit zegt Hij, Die de zeven sterren in Zijn rechterhand houdt, Die in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt:...

Dit is degene waarvan gezegd wordt: Deze zelfde Jezus is EN HERE EN CHRISTUS. Daar staat Hij, de ENE en ENIGE God Almachtig en buiten Hem is er geen. Daar staat Hij, de Verlosser ("De redding is des HEREN." Jona 2:9 – Nieuwe vertaling), wandelend temidden van de gemeenten door al de tijdperken heen. Wat Hij was in het eerste tijdperk, is Hij ook in alle andere tijdperken. Voor iedere gelovige is Hij Jezus Christus, dezelfde gisteren, heden en tot in alle eeuwigheid. Wat Hij eens deed, doet Hij nog steeds en Hij zal dat blijven doen.

Nu zult u opmerken, dat Jezus alléén is, terwijl Hij temidden van Zijn gemeenten wandelt. Er is niemand anders bij Hem. Er kan ook niemand anders bij Hem zijn, want Hij alleen bewerkte haar heil en daar Hij haar met Zijn eigen bloed heeft gekocht, is Hij haar Eigenaar, Hij is haar Heer en Meester. Zij geeft Hem alle eer en die eer zal Hij met niemand anders delen. Er is geen paus bij Hem. Er is geen aartsbisschop bij Hem. Maria, de moeder van Zijn aardse lichaam, is niet bij Hem. Hij spreekt of wendt zich niet tot een Vader, want Hij is de Vader. Hij wendt zich niet tot de Heilige Geest, om die te bevelen, want Hij is God, de eeuwige Geest en het is Zijn leven dat vloeit en klopt in de gemeente; dat haar leven geeft en zonder Hem kan er geen leven zijn. Het heil (de redding of verlossing) is des Heren.

Er was niemand met Hem, toen Hij de vurigheid van de toorn van de brandende oven betrad. Het was niet iemand anders, maar Hij was het, Die aan het kruis hing en Zijn bloed gaf. Hij is de Bewaarder en de Voleindiger van ons geloof. Hij is de Alfa en de Oméga van onze redding. Wij behoren Hem toe. Zijn Woord is wet. Belijdenissen, dogma's, verordeningen en reglementen hebben op ons geen invloed. Ja het is Jezus ALLEEN, Die temidden van de gemeenten wandelt. Het is God in haar, Die wil en werkt naar Zijn welbehagen. Vergeet dat nooit. U hebt maar één verbinding met God en God heeft maar één verbinding met u en dat is JEZUS, en Jezus ALLEEN.

Daar staat Hij, met de zeven sterren in Zijn rechterhand. De rechterhand of rechterarm betekent de kracht en het gezag van God. Psalm 44:4: "Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht van Uw aangezicht, omdat Gij een welbehagen in hen hadt." In die rechterhand van de kracht zijn zeven sterren en dat zijn volgens Openbaring 1:20 de zeven boodschappers voor de tijdperken. Dit betekent, dat God met kracht en majesteit achter Zijn boodschapper voor ieder tijdperk staat. Zij gaan uit in het vuur en de kracht van de Heilige Geest, met het Woord. Zij zijn sterren omdat zij licht weerkaatsen. Zij weerkaatsen Zijn licht. Zij hebben geen licht van zichzelf. Zij steken niet hun eigen vuur aan, zodat de mensen in het licht van hun vonken zouden wandelen. Jesaja 50:11. Het is nacht, want dan zijn de sterren te zien. Het is de nacht van de duisternis der zonde, want een ieder – ja de gehele wereld – heeft gezondigd en derft de heerlijkheid Gods. Romeinen 3:23.

Deze zeven boodschappers maken God bekend aan de mensen. Wie hen ontvangt, ontvangt Hem, Die hen gezonden heeft, Johannes 13:20. Zij spreken en handelen op Zijn gezag. Matthéüs 28:18–20: "En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven ALLE MACHT in hemel en op aarde. Gaat dan heen, onderwijst al de volken, hen dopende in de Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles, wat Ik u geboden heb. En ziet, IK BEN MET U AL DE DAGEN tot de voleinding der wereld (het einde der eeuwen)." Daar zijn ze dus, vol van de Heilige Geest en geloof, brandend met het vuur van God; ze betuigen het Woord der waarheid, en daar staat Hij achter hen. Denk eens in, geen enkele gelovige van welk tijdperk dan ook behoeft het uit te roepen in zijn hart: "O, had ik maar in dat eerste tijdperk geleefd, toen, in het begin, toen de apostelen werden uitgezonden!" Het is NIET nodig om terug te zien. Zie OMHOOG! Zie op Hem, Die ook nu wandelt door alle tijdperken temidden van de gemeenten van alle eeuwen. Zie op Hem, Die dezelfde is, gisteren, heden en tot in alle eeuwigheid; Die noch in Zijn wezen noch in Zijn wegen ooit verandert. Waar twee of drie vergaderd zijn in Zijn Naam, daar is Hij in hun midden. En niet maar in het midden als een zelfvoldane toeschouwer, of als een engel die hen waarneemt; Hij staat daar en drukt precies uit wat Hij is: Het Leven en de Onderhouder en de Gever van alle goede gaven aan de gemeente. Halleluja!

"Die in het midden van de zeven gouden kandelaren wandelt." Wat zijn deze woorden rijk aan betekenis wanneer we ze zien in het licht van de Schrift, die Hem beschrijft als "Christus, Die ons Leven is"! Want inderdaad, Christus is het leven der gemeente. Zij bezit geen ander leven. Zonder Hem is ze gewoon een religieus genootschap, een club, een zinloze vergadering van mensen. Zoals een lijk, getooid met juwelen en aangekleed, toch een lijk blijft, zo is ook de gemeente zonder Christus een lijk, ongeacht wat haar programma's, en haar schone streven ook tot stand moge brengen. Maar met Hem in haar midden, met Hem, Die haar in beweging brengt, wordt zij tot verbazing van allen "Zijn lichaam, de volheid van Hem, die alles in allen vervult" genoemd. Op dit zelfde uur wandelt Hij temidden van de kandelaar van het laatste tijdperk. Wat Hij was, toen Hij wandelde in het eerste tijdperk, is Hij nu nog evenzeer, in dit laatste tijdperk. Jezus Christus is GISTEREN en HEDEN DEZELFDE, en IN EEUWIGHEID.

"Zeven gouden kandelaren." In Exodus 25:31 staat: "Gij zult ook een kandelaar van LOUTER goud maken. Van DICHT WERK zal deze kandelaar gemaakt worden, zijn schacht, en zijn armen; zijn schaaltjes, zijn knoppen, en zijn bloemen zullen uit hem zijn." De ware gemeente van Jezus Christus, de bruid, wordt vergeleken met LOUTER goud. Haar gerechtigheid is ZIJN gerechtigheid. Haar versierselen Zijn eigen heerlijke versierselen. Haar identiteit wordt in Hem gevonden. Wat Hij is, moet zij weerspiegelen. Wat Hij heeft, moet zij tot openbaring brengen. Er is geen gebrek aan haar. Zij is een en al heerlijkheid. Van het begin tot het einde is zij het werk van haar Heer en al Zijn werken zijn volmaakt. Ja, werkelijk in haar is de eeuwige wijsheid en het eeuwige voornemen van God samengevat en openbaar gemaakt. Hoe kan iemand dit peilen? Hoe kan iemand dit verstaan? Al is ons dat niet mogelijk, wij kunnen het aannemen door het geloof, want God heeft het gesproken.

Maar niet alleen is de kandelaar van goud, hij is van DICHT werk (GEDREVEN GOUD). Handgemaakt van gedreven goud, overeenkomstig de door de Geest gegeven blauwdrukken. Werd er buiten haar Heer en Meester Jezus Christus, ooit een volk gelouterd als de bruid van Jezus Christus? Voorwaar, zij volbrengt het lijden dat Christus ons heeft nagelaten. Zij wordt beroofd van haar goederen. Haar leven is in gevaar. Zij wordt gerekend als slachtschapen. De ganse dag wordt ze gedood. Zij lijdt veel, maar ondanks dat alles slaat zij niet terug, en zij doet anderen geen leed aan. Waardig aan het Evangelie is deze lieflijke bruid van Christus. En zoals goud bewerkt kan worden, terwijl koper onder de slagen zal breken, zo zal dit goud van God haar lijden voor de Here dragen, niet gebroken of verslagen worden, maar gevormd worden als een voorwerp van schoonheid en vreugde voor altoos door de beproevingen en tegenslagen van dit leven heen.

Christus prijst de Zijnen

Openbaring 2:2–3:

Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid, en dat gij de kwaden niet kunt verdragen, en dat gij beproefd hebt degenen, die voorgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden;

En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden.

Op welk een schone wijze eert en prijst de Verlosser Zijn kinderen! Hij heeft zonder meer oog voor haar prachtige geestelijke houding en gedrag. Hij weet dat er een zwakke plek onder hen is, maar Hij brandt er nog niet tegen los. Is dat nu niet echt de Heer? Hij weet, hoe Hij ons moet aanmoedigen in de goede dingen en ons moet afhouden van de verkeerde dingen. Hier zouden wij allemaal een goede les uit kunnen leren over de wijze waarop wij moeten handelen in de gemeente en in de gezinnen. Wat nog beter is, wij zouden hier allemaal uit kunnen leren dat God met een ieder van ons op precies dezelfde wijze handelt als hier beschreven staat. Wees nooit moedeloos, heilige Gods, want God is niet ondankbaar, dat Hij uw inspanningen van liefde zou vergeten. Wat wij ook doen, al geven we maar één beker koud water aan iemand, wij zullen er een beloning en een zegen voor ontvangen, van de Here.

"Ik weet uw werken, en uw arbeid, en uw lijdzaamheid." Terwijl Hij temidden van Zijn gemeente wandelt, is Hij Zich bewust van het lijden van Zijn volk en het gaat Hem ter harte. Evenals Hij hen hoorde roepen in het diensthuis in Egypte, zo hoort Hij, Die nimmer verandert, eveneens de kreten van de verdrukten, terwijl Hij temidden van hen wandelt. Het woord "arbeid" duidt op een vermoeidheid ontstaan door verdrukking. Gods volk werkt niet alleen voor Hem in arbeid der liefde, maar het lijdt voor Hem met vreugde. Het is geduldig, al draagt het een juk. Dit eerste tijdperk leed onder zware vervolging. Het moest hard arbeiden om het Evangelie te prediken en de waarheid naar voren te brengen. Hun hoge levensroeping was, God te dienen en wanneer hun hoop in dit leven de bodem werd ingeslagen, dan waren zij geduldig en gaven het allemaal over aan Hem, Die een blijvend loon in de hemel had beloofd voor al wat zij op aarde om Zijnentwil hadden prijsgegeven.

Ik geloof dat het goed is om hier even stil te blijven staan bij de gedachte dat Gods volk altijd vervolgd is geweest en altijd vervolgd zal blijven. U weet, dat Genesis "het boek van alle begin" is, en waarvan u in dat boek het begin vindt, loopt door tot in het boek Openbaring en zal nooit veranderen. Daar zien wij, dat Kaïn, Abel vervolgde en doodde omdat deze God behaagde. Vervolgens zien wij een volmaakt beeld in de zoon van Abraham naar het vlees, Ismaël, die de beloofde zoon, Izaäk, plaagde en bestreed. Dan heeft men Ezau, die Jakob haatte en hem gedood zou hebben, als God niet tussenbeide was gekomen. In het Nieuwe Testament vinden wij Judas, die Jezus verraadt, terwijl de godsdienstige groeperingen van het eerste tijdperk de eerste gelovigen probeerden om te brengen. De kinderen van deze wereld worden door de duivel geleid en daarom haten zij de kinderen Gods, die door de Geest van God geleid worden.

Het doet er niet toe hoe oprecht en rechtvaardig een Christen is tegenover het publiek en hoe vriendelijk hij is tegenover zijn medemensen; al doet hij niets dan goed, indien Hij Christus belijdt als zijn Verlosser en de werking van de gaven van de Heilige Geest, zoals het spreken in tongen, profetie, genezing en wonderwerken, erkent, zal hij (door de wereld) veroordeeld worden. De geest van deze wereld haat de Geest van God, en omdat deze de Geest des Heren niet kan overwinnen, poogt zij het vat waarin de Geest der waarheid woont te vernielen.

Vervolging en beproevingen zijn een natuurlijk, normaal deel van het Christelijk leven. U kunt er maar één ding mee doen. Geef alles over aan God, oordeel niet, en laat het resultaat en het laatste oordeel aan Hem over.

"En dat Gij de kwaden niet kunt verdragen; en dat gij beproefd hebt degenen, die voorgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden."

Deze Efeziërs geloofden, dat Gods volk heilig moet zijn. Uit dit vers blijkt, dat zij stappen ondernamen om het lichaam vrij te houden van de zuurdesem van de zonde. Hoogstwaarschijnlijk was de afval reeds begonnen. De zonde was de gemeente reeds binnengedrongen. Maar zij waren gehoorzaam aan de woorden van Paulus, toen hij gezegd had, dat zij de kwaden uit hun midden moesten wegdoen. Zij waren een afgezonderd volk. Zij waren uit de wereld gekomen en nu wilden zij de wereld niet bij hen laten binnendringen Zij accepteerden de zonde in de gemeente niet. Heiligheid was voor hen niet zomaar een of andere zinsnede of zegswijze; het was hun leefwijze.

"En gij hebt beproefd degenen, die voorgeven, dat zij apostelen zijn, en zij zijn het niet; en hebt ze leugenaars bevonden." Nu, dat is een keiharde uitspraak. "Gij hebt beproefd degenen, die voorgeven, dat zij apostelen zijn." Is dat niet aanmatigend? Welk recht hebben deze mensen, om hen te beproeven, die zich apostelen noemen? En hoe beproefden zij hen? O, ik vind dit prachtig. Hier staat het in Galaten 1:8: "Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit de hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt." De apostelen waren het, die het oorspronkelijke Woord aan de mensen brachten. Dat oorspronkelijke Woord kon niet veranderen, ook geen tittel noch jota ervan. Paulus wist, dat het God was, Die tot hem gesproken had; daarom zei hij: "Zelfs al kom ik en probeer ik een tweede openbaring te geven, of probeer ik om één kleine verandering aan te brengen in wat ik oorspronkelijk gebracht heb, dan zal ik vervloekt zijn." Ziet u, Paulus wist dat die eerste openbaring juist was. God kan niet een eerste openbaring geven en dan een tweede openbaring. Als Hij dat deed, zou Hij van gedachten veranderen... Hij kan een openbaring geven en er iets aan toevoegen, zoals Hij deed in de Hof van Eden, toen Hij het Zaad aan de vrouw beloofde, en toen Hij later bepaalde, dat het Zaad via Abraham moest komen, en weer later dat het via dezelfde geslachtslijn via David zou komen. Maar het was dezelfde openbaring. Het gaf de mensen alleen meer inlichtingen, om hen te helpen het te ontvangen en te verstaan. Maar Gods Woord kan niet veranderen. Het Zaad kwam precies, zoals het geopenbaard was, Hallelujah. En zie nu eens, wat die valse apostelen deden. Zij kwamen met hun eigen woord. Die Efeziërs kenden dat Woord, zoals het was onderwezen. Zij waren vol van de Heilige Geest door Paulus' handoplegging. Zij keken die valse apostelen in de ogen en zeiden: "Jullie zeggen niet wat Paulus zei. Daarom zijn jullie vals." O, dan vat mijn hart vlam. Keer terug tot het Woord. U bent het niet werkelijk die de apostel en profeet en leraar beproeft, maar HET IS HET WOORD, DAT HEN BEPROEFT. Een dezer dagen zal er een profeet voor het gemeente-tijdperk van Laodicéa komen en u zult weten of het de echte is, die door God gezonden is, of niet. Ja, u zult het weten, want als Hij van God is ZAL HIJ IN DAT WOORD ZIJN PRECIES ZOALS GOD HET AAN PAULUS GEGEVEN HEEFT. HIJ ZAL VAN DAT WOORD GEEN OGENBLIK AFWIJKEN, ZELFS GEEN DUIMBREED. In dat laatste tijdperk wanneer vele valse profeten zullen verschijnen, moet u opletten en dan zult u bemerken, dat zij u steeds weer vertellen dat u verloren bent, wanneer u hen en wat zij zeggen niet gelooft, maar wanneer die PROFEET VAN DE LAATSTE DAGEN op het toneel verschijnt, zal hij, wanneer hij werkelijk die profeet is, uitroepen: "KEER TERUG TOT HET WOORD, OF GIJ ZIJT VERLOREN." Hij zal niet bouwen op een privé openbaring of uitlegging, maar op het Woord. Amen, ja amen.

Deze valse profeten zijn de verscheurende wolven waarvan Paulus sprak. Hij zei: "Wanneer ik eenmaal heengegaan ben zullen zij proberen te komen en gelijke openbaring opeisen, maar hun voornemen is niet om u te helpen, maar u te vernietigen." Handelingen 20:27–32: "Want ik heb niets achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al de raad Gods. Zo hebt dan acht op uzelf, en op de gehele kudde, waarover u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen; en uit uzelf zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, (hun eigen woord en ideeën sprekend en niet die van God) om de discipelen af te trekken achter zich. Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang, nacht en dag, niet opgehouden heb een ieder met tranen te vermanen. En nu, broeders, ik beveel u Gode, en het Woord Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden."

Johannes wist ook van hen, want hij zei in I Johannes 4:1: "...vele valse profeten zijn (reeds) uitgegaan in de wereld." Die antichristelijke geest begon reeds in de gemeente binnen te dringen, en hij deed dat door in strijd met het Woord te handelen. Welnu, het is hier allemaal begonnen. Reeds hier, in dit eerste tijdperk. Reeds nu loochenden zij het Woord en bouwden hun eigen geloofsbelijdenissen en filosofieën op, in plaats van op het Woord te bouwen. Dat is antichristelijk, want het Woord is Jezus. Is men tegen dat Woord, dan is men tegen Jezus. Is men tegen dat Woord dan is men een antichrist, want de Geest en het Woord zijn één. Als u tegen het Woord bent, dan moet u een antichrist zijn. En als DIT IN HET EERSTE TIJDPERK BEGONNEN IS, DAN ZAL HET MOETEN GROEIEN TOT HET EINDE, WANNEER HET DE MACHT OVERNEEMT. En dat zult u nu precies zien gebeuren, naarmate wij met de bespreking van de gemeente-tijdperken verder gaan. Het begint zo klein en nietig in het tijdperk van Efeze, maar het groeit in ieder tijdperk, totdat het anti-Woord, het antichristelijke stelsel, alles geheel overneemt en de onfeilbaarheid van het Woord door de valse apostelen der valse kerk verworpen wordt.

Nu is het niet moeilijk een verkeerde indruk te krijgen van wat wij nu aan het bespreken zijn, omdat ik mij enigszins kras uitdruk. Het zou in uw oren kunnen klinken alsof dit anti-Woord en deze antichristelijke geest een volledige afwijzing van het Woord betekenen, een ontkenning van de Bijbel, die haar hoogtepunt bereikt in de verwerping van het Woord. Maar zo liggen de zaken niet. Hoe het wel is kunt u vinden in Openbaring 22:18–19: "Want ik betuig aan een ieder, die de woorden van de profetie van dit boek hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal aan hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn. En indien iemand afdoet van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het Boek des Levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is." Er behoeft slechts ÉÉN woord veranderd, weggenomen of aan het Woord toegevoegd te worden. Het is de truc van Satan in de Hof van Eden. Hij voegde maar één klein woordje toe aan wat God gezegd had. Dat was voldoende. Het veroorzaakte dood en verderf. En zo gebeurde het ook in Efeze. Er behoefde slechts één woord toegevoegd, slechts één woord afgedaan te worden en de "Anti-het-Woord geest", de antichristelijke geest kon gedijen.

Hebt u dit begrepen? Daar hebt u die tweelingen weer. Daar zijn die bomen weer, die naast elkaar groeien in dezelfde aarde, deel hebben aan dezelfde voeding, hetzelfde water gebruiken, en van dezelfde zon genieten. Maar zij zijn voortgesproten uit VERSCHILLENDE zaden. De ene boom is VOOR het Woord van God, precies zoals God Het gaf, en hij heeft Het lief en is eraan gehoorzaam. De andere boom is uit het zaad voortgekomen dat TEGEN het Woord van God is en het verandert dit waar het maar wenst. Deze vervangt het levende waarachtige Woord door eigen geloofsbelijdenissen en dogma's, net als ook Kaïn deed, die tenslotte Abel doodde. Maar weest niet bevreesd, gij klein kuddeke! Blijft staan met het Woord. Houdt dat Woord tussen u en de duivel in. Eva deed dat niet, en zij faalde. En als de gemeente minder acht geeft op dat Woord, gaat zij de diepten van de duisternis van Satan in.

"En gij hebt verdragen, en hebt geduld; en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden." Dit is ongeveer hetzelfde als wat er in vers 2 stond. Maar in vers 2 hadden de arbeid en de moeite en de lijdzaamheid betrekking op dat heilige Woord dat zij bewaard hadden, dat hun was toevertrouwd. Hoe zij de tegenstanders van zich afhielden. Hoezeer strekten zij Paulus tot eer! Maar hier gaat het om hun vervolgingen en beproevingen en geduld in verband met de gezegende Naam van Jezus.

U weet, dat dit alles niet vreemd is, want het Woord en de Naam zijn het, die de vijand achter ons aan doen komen als een waterstroom. Dit machtige Woord, dat gemanifesteerd werd in genezingen, tekenen, wonderen en andere demonstraties, had tot gevolg, dat de Farizeeën het uitschreeuwden dat de ware gelovigen moesten sterven. En nu wordt die Naam, Die de Joden haatten en verachtten, bespot door de culturele wereld, net zoals zij gelachen heeft bij de gedachte, dat iemand zo dwaas kon zijn om te geloven in een man, die stierf en weer opstond en nu gezeten is in de hemel. Evenzo vervloekten hier de godsdienstige vervolgers, de Joden, deze Jezus, die volgens hen een valse Messias was; en hier lachten de anderen van vermaak en spotten sarcastisch met de Naam van "een nieuwe God", Die volgens hen helemaal geen God was.

Ook dit is weer iets, dat in dat tijdperk begon en dat door alle tijdperken heen zal voortduren, en steeds dieper en donkerder zal worden. Dat is, de mensen verwierpen die Naam. Het was niet de ware gemeente van Efeze, die zulks deed. O nee, het waren de valse apostelen. Het was de buitenstaander die probeerde naar binnen te dringen en de gelovige te besmetten. De Efeziërs kenden die Naam en hadden Hem lief. Herinner u eens hoe die gemeente van Efeze ontstaan is. Een klein groepje mensen, dat uitzag naar de Messias, hoorde, dat een profeet, die zich de voorloper van de Messias noemde, in de woestijn van Palestina op het toneel was verschenen, en dat deze de mensen doopte tot bekering van hun zonden. Zij ontvingen toen de doop van Johannes. Maar toen Paulus bij hen kwam, toonde hij hun, dat de profeet dood was, dat Jezus gekomen was en Zijn leven had voltooid als een offer voor de zonde, en dat NU de Heilige Geest was gekomen en dat Deze zou komen in allen die waarlijk geloofden in Jezus, de Messias, en hen zou vervullen. Toen zij dit hoorden, WERDEN ZIJ GEDOOPT IN DE NAAM VAN DE HERE JEZUS, en toen Paulus hun de handen opgelegd had, werden zij allen vervuld met de Heilige Geest. Zij wisten wat het betekende om het Woord te gehoorzamen, gedoopt te worden in Zijn Naam (Here Jezus Christus) en zij wisten, dat zij op die manier vervuld zouden worden met de Heilige Geest. Deze mensen konden niet anders gaan handelen. Zij kenden de waarheid. Handelingen 19:1–7.

Zij kenden de kracht van die Naam. Zij zagen, dat die Naam zo machtig was, dat zelfs zweetdoeken, genomen van het lichaam van Paulus en in Jezus' Naam naar lijdenden gezonden, de zieken van alle mogelijke kwalen konden bevrijden en boze geesten uitwerpen. De wondere werking van die Naam was zo duidelijk, dat de goddeloze Joden in Efeze probeerden, die Naam te gebruiken om duivelen uit te bannen. Handelingen 19:11–17: "En God deed ongewone krachten door de handen van Paulus; alzo dat ook van zijn lichaam op de kranken gedragen werden de zweetdoeken of gordeldoeken, en dat de ziekten van hen weken, en de boze geesten van hen uitvoeren. En sommigen van de omzwervende Joden, zijnde duivelbezweerders, hebben zich onderwonden de Naam van de Here Jezus te noemen over hen, die boze geesten hadden, zeggende: Wij bezweren u bij Jezus, Die Paulus predikt! Dezen nu waren zekere zeven zonen van Sceva, een Joodse overpriester, die dit deden. Maar de boze geest, antwoordende, zeide: Jezus ken ik, en Paulus weet ik; maar gij, wie zijt gij? En de mens, in wie de boze geest was, sprong op hen, en hen meester geworden zijnde, kreeg de overhand tegen hen, alzo dat zij naakt en gewond uit dat huis ontvluchtten. En dit werd allen bekend, beiden Joden als Grieken, die te Efeze woonden; en er viel een vrees over hen allen, en de Naam van de Here Jezus werd groot gemaakt."

Zij kenden het rechtvaardige leven, dat het dragen van die Naam moest begeleiden, want ieder die de Naam van de Heer noemt, breke met de ongerechtigheid. Weest heilig, gij, die de vaten des Heren draagt! Gij zult de Naam des Heren niet ijdel dragen. Deze Efeziërs waren CHRISTENEN. Zij droegen een Naam, en die Naam was Christus, Welke was de Geest van God in hen, en Welke een der drievoudige Namen van hun Heer was.

"... en gij hebt om Mijns Naams wil gearbeid, en zijt niet moede geworden." Deze gelovigen arbeidden niet voor Paulus, of voor een of andere organisatie. Zij werden niet in beslag genomen door programma's en instellingen waardoor ze aardse schatten konden verwerven. Zij werkten voor de Heer. Zij waren Zijn dienstknechten, en NIET de pionnen (marionetten) van een organisatie. Zij gingen niet 's zondags naar de gemeente toe om over die Naam te praten en Hem dan voor de verdere week te vergeten. Zij beleden die Naam niet slechts met hun lippen. O nee, zij hadden er hun leven veil voor.

Al wat ze deden werd verricht in die Naam. In die Naam handelden zij; maar als ze niet in die Naam konden handelen, dan handelden ze ook niet. Dit waren Christenen, die in de hemelse gewesten verkeerden, en waarvan het gedrag in de Heer was.

Maar die valse groepering uit de valse wijnstok, welke die Naam wilde verontreinigen, bevond zich als sluipende wolven rondom hen, wachtend om binnen te kunnen dringen en te kunnen verscheuren. Maar de heiligen doorstonden de proef en behielden het Woord en de Naam.

De klacht van God

Openbaring 2:4:

Maar Ik heb tegen u, dat gij uw eerste liefde hebt verlaten.

Teneinde dit woord te kunnen begrijpen, moet u beseffen dat de Geest hier niet alleen tot de oorspronkelijke heiligen spreekt die te Efeze waren. Deze boodschap wordt gericht aan het gehele tijdperk, dat ongeveer 120 jaar geduurd heeft. Zijn boodschap wordt dus gericht aan alle generaties in die periode. De geschiedenis nu, blijft zich steeds herhalen. In de geslachten van Israël zien wij in de ene generatie een opwekking, maar in de andere generatie die daarop volgt zien wij dat deze weer weg aan het ebben is. In de derde generatie gloeien er misschien nog flauwtjes wat kolen, maar het kan zijn, dat in de vierde generatie van dat oorspronkelijke vuur geen enkele spoor meer te bekennen is. Dan ontsteekt God het vuur opnieuw, en hetzelfde proces herhaalt zich. Dit is eenvoudig de bevestiging van de waarheid, dat God geen kleinkinderen heeft. De redding wordt niet door middel van de natuurlijke geboorte doorgegeven, net zomin als er ook maar iets waar is van de apostolische successie. Deze dingen zijn niet in het Woord te vinden. Het begint met waarlijk wederomgeboren gelovigen, maar als de volgende generatie komt, zijn het niet meer gewoon Christenen maar hebben zij de naam van een of andere denominatie aangenomen en heten dan Baptisten, Methodisten, enzovoort. En dat zijn het ook! Het zijn geen Christenen. U moet geboren zijn uit de wil van God, en niet uit de wil eens mans, om gered te kunnen worden. Maar deze mensen komen thans allemaal tezamen door de wil van een mens. Ik zeg niet, dat sommigen niet recht voor God staan. Daar heb ik het niet over. Ik zeg alleen dat het oorspronkelijke vuur uitgedoofd is. Het zijn niet meer dezelfde mensen die het eerst waren.

Het vurige verlangen God welgevallig te zijn, de hartstocht Zijn Woord te kennen, het vurige verlangen dat Zich uitstrekt naar de Geest, dat alles begint te verflauwen en in plaats van dat de gemeente in brand staat vanwege het vuur van God, is zij afgekoeld en wat formeler geworden. Dat is toen ook met de Efeziërs gebeurd. Zij werden wat formeler. De toewijding aan God stierf uit, en de mensen bekommerden zich niet meer zozeer om wat God van hen dacht als wel wat de wereld van hen dacht. Die komende, tweede generatie was precies eender als het volk Israël. Zij begeerde een koning. En doordat men zo handelde, verwierp men God. Maar ze deden het toch maar. En dit is ook de geschiedenis van de gemeente geworden. Zodra zij er meer op bedacht is gelijkvormig te zijn aan de wereld in plaats van aan God, zal het niet lang duren of u merkt dat zij de dingen die zij voorheen gewoonlijk deed, gaat verzaken en dingen gaat doen, die zij eerst niet deed. De mensen veranderen hun manier van kleden, hun houding, hun gedrag. Ze worden laks. En dat betekent ook het woord "Efeze": ontspannen, of afdrijvende.

Die cyclus van opwekking en dood is er altijd al geweest. Denkt u alleen maar aan deze laatste beweging van God door de Geest, toen mannen en vrouwen zich kleedden als Christenen, naar de gemeente gingen, de gehele nacht doorbaden, op de hoeken der straten gingen staan zonder zich te schamen voor de uitingen des Geestes. Zij verlieten hun oude dode kerken en aanbaden in huizen of oude pakhuizen. Zij bezaten de werkelijkheid. Maar het duurde niet lang of ze kregen voldoende geld voor de bouw van mooie, nieuwe kerken. Zij lieten een koor optreden, in plaats van zelf voor God te zingen. Zij lieten het koor lange klederen aantrekken. Zij organiseerden een beweging die ontstaan was en bestond door mensen. Al gauw begonnen zij boeken te lezen die ongeschikt waren. Zij haalden de hekken neer en zo konden de bokken binnen komen die het heft in handen gingen nemen. Het geroep van vreugde was verdwenen. De vrijheid van de Geest was verdwenen. O, er bleef alleen nog een vorm over; het vuur was echter gedoofd en alles wat er nog zo'n beetje overbleef was de zwartigheid van de as.

Zoëven zei ik, dat Johannes verstond wat het betekende God lief te hebben. Die grote apostel der liefde zou het zeker zien, wanneer de gemeente die eerste liefde van God begon te verliezen. In I Johannes 5:3 staat: "Want dit is de liefde Gods, dat wij Zijn geboden bewaren (Zijn Woord)." Eén kleine afwijking van dat Woord betekende één stap verder van Christus. De mensen zeggen dat zij God liefhebben, zij gaan naar de kerk, ze juichen zelfs en verblijden zich en zingen en hebben een grootse en opwindende tijd. Maar let erop, wanneer alles voorbij is, of zij in dat WOORD zijn, erin wandelen, erin leven. Als zij wel al die andere dingen beleven, en dan niet in het Woord wandelen, kunnen ze wel zeggen dat ze God liefhebben, maar hun leven zegt u iets heel anders. Ik vraag mij af, of Johannes niet heel wat daarvan gezien heeft, voordat hij stierf: mensen, die zeggen, dat zij God liefhebben, maar Zijn Woord niet gehoorzaam zijn. O, gemeente van Efeze! Er is iets met u aan de hand! Iemand probeert iets aan dat Woord toe te voegen of er van af te doen. Maar het gebeurt zo onopvallend, dat u het niet kunt zien. Er is niet zo'n grote stap gedaan dat het klaar en duidelijk te zien is. Het geschiedt op een bedekte wijze, en het wordt gebracht door middel van de rede en menselijk inzicht en het zal de macht overnemen tenzij dat u het niet toelaat. Keert terug naar Pinksteren éér het te laat is!

Maar zoals gewoonlijk letten de mensen niet op Gods waarschuwing. Dat opwekkingsvuur, dat gebouwd is op het heilig Woord, is zo wonderbaar en de openbaring van de Geest zo gezegend, dat er iets van vrees binnensluipt en een stem ons influistert: "Hoe kunnen wij deze waarheid, die wij hebben, beschermen? Wat kunnen we doen opdat deze opwekking doorgaat?" Dan komt de "antichristelijke geest" die fluistert: "Kijk, u bezit nu de waarheid; zorg er dus voor, dat die niet verloren gaat. Organiseer u dus en formuleer uw geloof in een geschrift. Leg het allemaal vast in een kerkelijk handboek." De mensen doen het. Zij organiseren zich. Zij voegen toe aan het Woord. Zij sterven, net als Eva, omdat zij één verkeerd woord aannamen. Het is Gods Woord, dat leven brengt. Het gaat er niet om, wat wij over het Woord zeggen, maar wat God heeft gezegd.

Gods waarschuwing

Openbaring 2:5:

Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen zijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zo niet, Ik zal haastig tot u komen, en zal uw kandelaar van zijn plaats weren, indien gij u niet bekeert.

God zegt hun te GEDENKEN. Blijkbaar was er iets wat ze niet meer in gedachten hielden. Ze waren iets vergeten. Hij zei hun, met hun gedachten terug te keren naar hun uitgangspunt. Het uitgangspunt van het eerste tijdperk was Pinksteren. Zij waren daar van afgevallen. Zij hadden de heerlijkheid en het wonderlijke ervan vergeten. Het werd tijd, dat zij eerst met hun denken, en dan ook in werkelijkheid terugkeerden. Terug tot het punt, waar zij konden zeggen: "Het leven is mij Christus." Terug tot de zuiverheid, toen er met Ananias en Saffira werd afgedaan. Terug naar de Schone Poort. O, wat is het een schande, om van God af te drijven en daden toe te laten, die Zijn Naam ontheiligen. Laat hen die Zijn Naam noemen, afstaan van de zonde en hun vaten rein voor God bewaren. Kijk in uw hart, naar wat er eens was; hoe was uw denken en uw leven? Keer terug naar wat er oorspronkelijk was.

Wat is de weg terug? Die weg is de weg der bekering. Wanneer een zondaar tot God moet komen in de weg der bekering, van berouw, dan zal een lauwe of teruggevallen Christen zoveel te meer berouw moeten hebben. Bekeert u! Brengt vruchten voort, der bekering waardig! Toont het door uw leven! "Als gij u niet bekeert," zei God, "dan zal Ik uw kandelaar van zijn plaats wegnemen." Zeker, een kerk kan in die toestand geen licht verspreiden voor de wereld. Haar licht is duisternis geworden. Dan zal God haar trouwe boodschapper wegnemen en haar trouwe herders en de mensen aan hun lot overlaten, en zij zullen doorgaan over het Christendom te praten, maar het Christendom niet meer bezitten.

Bekeert u haastig! Aarzelt niet! Blijkbaar aarzelde Efeze, want haar levensduur was niet erg lang. De heerlijkheid Gods nam sterk af. Het duurde niet lang of de stad lag in puin. Haar heerlijke tempel werd een vormloze massa. Het land werd een moeras, bewoond door watervogels; de bevolking was weggetrokken behalve een paar ongelovigen in een vunzig dorp. Er bleef niet ÉÉN Christen over. De lamp was van haar plaats gerukt.

Nu betekent dit niet, dat zij zich niet konden bekeren. Het betekent niet dat wij ons niet kunnen bekeren. Wij kunnen het. Maar we moeten het snel doen. Het moet werkelijk een kreet uit het hart zijn tot God, een kreet van verdriet, en dan zal God alles herstellen. De HEERLIJKHEID zal terugkeren.

Het zaad van het Nikolaïtisme

Openbaring 2:6:

Maar dit hebt gij, dat gij de werken der Nikolaïeten haat, welke Ik ook haat.

Er zijn twee gedachten over wat de Nikolaïeten waren. Sommigen zeggen, dat zij een groep afvalligen waren, die als hun oprichter Nikolaüs van Antiochië hadden, een proseliet, die een van de zeven diakenen was geworden in Jeruzalem. Zij hadden heidense feesten en waren zeer onkuis in hun gedrag. Zij leerden, dat iemand, om de zinnelijkheid de baas te worden, eerst uit ervaring het gehele terrein ervan moest kennen. Natuurlijk gaven zij zich aan zulk een losbandigheid over, dat ze volkomen ontaardden. Zo werden er op hen twee Oud-testamentische namen toegepast, die zulke uitspattingen symboliseerden: Bileam en Izebel. Evenals Bileam verleidde ook Nikolaüs het volk en overwon het. Men veronderstelt dat deze groep uit Efeze verdreven was en in Pergamus een plaats had gevonden om zich te vestigen.

Maar de kwestie met deze opvatting is, dat ze niet waar is. Ze berust absoluut niet op de historie. Ten hoogste is er een traditie waarop men zich zou kunnen beroepen. Als we zulk een zienswijze zouden aannemen, dan zouden we het gemeente tijdperk van Efeze zonder meer historisch maken, dus zonder enige betekenis voor nu. Dit is niet waar, want alles wat in de eerste gemeente een aanvang heeft genomen, moet in ieder volgend tijdperk verder gaan tot het tenslotte door God gezegend en verhoogd wordt, of als iets onreins vernietigd wordt in de poel des vuurs. Dat deze traditie niet overeenstemt met de Schrift, blijkt duidelijk uit Openbaring 2:2: de gemeente van Efeze kon de kwaden NIET VERDRAGEN. Zij moest hen dus wel uitbannen, anders zou het zinloos zijn te beweren, dat zij hen niet kon verdragen. Als zij hen niet uitbande, dan verdroeg zij hen. Nu staat er in vers zes, dat zij hun werken haatte. Deze groep Nikolaïeten bleef dus een deel van het eerste tijdperk en deed daarin haar werken. Deze werken werden gehaat, maar de mensen, die ze deden werden niet onschadelijk gemaakt. Wij zien dus zaden in Efeze, die blijven en die een leer zullen worden, die rechtstreeks uitloopt op en voert naar de poel des vuurs.

Wie zijn deze Nikolaïeten eigenlijk? Het woord is afgeleid van twee Griekse woorden: "nikao", dat veroveren (overwinnen) betekent, en "laos", dat de leken betekent. Eenvoudig gezegd komt het hierop neer, dat iemand iets in die eerste gemeente deed, dat de "leken" overwon. Wanneer de leken overwonnen of onderworpen waren, dan moet dat door een zeker "gezag" zijn geschied.

Wat was het toch dat God haatte en dat in de gemeente plaatsvond? Wat er gebeurde en nog steeds doorgaat, is nu precies wat het woord "nikolaïet" betekent. De mensen werden op de een of andere wijze onderworpen en wel op een wijze, die volkomen in strijd is met het Woord van God.

Om nu de juiste betekenis te verstaan van hetgeen wij hier aan het bespreken zijn, moet ik u er voortdurend aan herinneren, dat de godsdienst (de geestelijke dingen, zo u wilt) is samengesteld uit twee delen, die zich dooreenvlechten, maar die echter als zwart en wit tegenover elkaar staan. De godsdienst en de geestelijke wereld zijn gemaakt van die twee bomen, die hun wortels hadden in Eden. Zowel de Boom des Levens als de Boom der Kennis van Goed en Kwaad stonden midden in de hof en hun takken mengden zich ongetwijfeld door elkander. Zo is er in de gemeente van Efeze dezelfde paradox. De gemeente bestaat uit goeden en kwaden. Twee wijnstokken maken de gemeente uit. Zij zijn als de tarwe en het onkruid, zij groeien naast elkaar op. Maar de ene is WAAR terwijl de andere VALS is. Nu zal God tot elk van hen spreken en over elk van hen. Hij zal hen de gemeente noemen. Alleen de uitverkorenen zullen niet verleid worden. Matthéüs 24:24: "Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, en zullen grote tekenen en wonderheden doen, alzo dat zij (indien het mogelijk ware) ook de uitverkorenen zouden verleiden." Dus al in de eerste gemeente – heel kort na Pinksteren – begon de valse wijnstok zich om de ware wijnstok heen te vlechten en treffen wij de werken der Nikolaïeten aan. Het zal blijken, dat die geest de ware wijnstok bestrijdt, totdat hij (die valse geest) door God vernietigd wordt. Hebt u het nu begrepen?

Prachtig. Hoe was nu het geestelijk klimaat van die gemeente? Zij had haar eerste liefde verlaten. Het verlaten van haar eerste liefde voor het Woord van God werd ons geopenbaard als een vervallen zijn van haar oorsprong, hetwelk Pinksteren was. In eenvoudige woorden betekent dit, dat deze gemeente gevaar liep de leiding door de Heilige Geest – ofwel diens heerschappij – te verliezen. Dit was precies wat er gebeurde toen Mozes Israël uit Egypte leidde. Het was Gods weg, hen te leiden door de vuurkolom, door profetische uitingen, krachten en tekenen en door wonderen van God. Dit alles moest tot stand komen door mannen, die "van God gekozen" en "van God verordineerd", "van God toegerust" en "van God gezonden" waren, terwijl het kamp beheerst zou worden door een beweging van de Heilige Geest. Zij rebelleerden en wilden een stel regels en geloofsbelijdenissen om zich daarnaar te richten. Vervolgens wilden zij een koning hebben. Daarna wilden zij precies zijn als de wereld was en geraakten in een volledige afval en veronachtzaming. Precies zo begon ook het eerste gemeente-tijdperk en het zal steeds erger worden, totdat de Heilige Geest volledig verworpen is en God de mensen moet verdoen.

Kijk maar hoe het begon in de eerste Christen-gemeente. Eerst werden het "werken" genoemd. Toen werd het een leer. Het werd de standaard. Het werd de aangegeven weg. Tenslotte nam het de macht in handen en God werd opzij geschoven. O, het begon zo klein, zo rustig, het leek zo ongevaarlijk. Het zag er zo goed uit. Het zag er zo gezond uit. Daarna kreeg het houvast en als een python perste het zelfs de adem en al het geestelijke, dat in de gemeente was, er uit. O, die valse wijnstok is geraffineerd. Hij is als een engel des lichts, totdat hij u te pakken krijgt. Ik wil u zeggen, dat ik een voorstander ben van leiding. Maar ik ben niet voor leiding van mensen. Ik ben voor de leiding van de Heilige Geest door middel van het Woord. Ik geloof ook, dat God in de gemeenten mensen heeft aangesteld, die door de Heilige Geest met gaven zijn begiftigd. Zij zullen ervoor zorgdragen, dat de gemeente op orde blijft. Ik geloof dat. Ik geloof ook, dat de gemeente geregeerd wordt door mannen, die door God met die taak worden belast. Maar die regering GESCHIEDT DOOR MIDDEL VAN HET WOORD, zodat in feite niet de mens regeert, maar de GEEST VAN GOD, want het Woord en de Geest zijn ÉÉN. Hebreeën 13:7: "Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandeling."

Maar let eens op, wat er in die oude tijd gebeurde. Die valse wijnstok kreeg houvast en leerde, dat heerschappij van mensen goed was. Hij leerde, dat de gemeente bestuurd moest worden. Hij leerde een heerschappij over mensen, maar in plaats van het op Gods wijze te doen, namen zij eenvoudigweg gezag en vestigden al de geestelijke macht in hun eigen handen en kwamen met een heilig priesterschap voor de dag, dat tussen God en de mensen in stond. Zij gingen linea recta terug naar het oude systeem onder Aäron. Zij werden antichristelijk, want zij schaften het middelaarschap van Jezus af, en legden hun eigen middelaarschap op. God haatte dat. De Efeziërs haatten dat ook en een ieder waar gelovige zal dat eveneens haten. Wij zouden wel stekeblind moeten zijn, als wij niet zagen, dat hetzelfde door alle tijdperken heen aan het werk is en juist nu is het erger dan ooit. Het was de organisatie. De organisatie bracht scheiding onder het volk. Gods volk behoorde eigenlijk één te zijn. Door ÉÉN GEEST zijn zij ALLEN in één lichaam gedoopt en IEDEREEN dient bewogen te zijn door de Heilige Geest en IEDEREEN moet deelnemen in de aanbidding van God. Maar de ene mens wilde boven anderen verheven worden; daarom namen zij de macht over, bisschoppen werden aartsbisschoppen en met indrukwekkende titels gingen zij boven het Woord van God uit en leerden hun eigen leringen. Zij kregen de mensen zover, dat zij hen gehoorzaam werden, totdat het moment kwam, dat hun manier van aanbidding helemaal niet meer geleek op die van de eerste dagen na Pinksteren. Deze werken waren het begin van de apostolische successie. Van de apostolische successie was het maar een kleine en gemakkelijke stap tot "het lidmaatschap van de kerk" als het middel van reddende genade. Het Woord werd teruggebracht tot een geloofsbelijdenis. De antichrist overheerste de gemeente door zijn geest.

Kijk hoe het tegenwoordig is. Als u Handelingen 2:4 leest, zoals sommigen dat doen, dan zou het als volgt kunnen luiden: "En als de dag van het Pinksterfeest vervuld werd, kwam een priester met een ouwel en hij zei: 'Steek je tong uit', en hij legde de ouwel erop en zelf dronk hij wat wijn en zei: 'U hebt nu de Heilige Geest ontvangen.'" Ongelofelijk niet waar? Dat is nu precies waar het Nikolaïtisme toe gekomen is. Zij zeggen: "Stoor u niet aan wat Gods Woord zegt. U kunt het niet begrijpen. Wij moeten het voor u uitleggen. Bovendien is de Bijbel niet af. Hij moet met de tijd veranderen en wij zullen u zeggen welke veranderingen dat zijn." Hoezeer is dit in strijd met Gods Woord, dat met nadruk zegt: "God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig" (Romeinen 3:4), wanneer het een conflict betreft met de waarheid. Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar GEEN ENKEL WOORD van God zal ledig wederkeren. De mensen worden dus geleid door mensen, die menen te zijn wat zij niet zijn. Zij zeggen dat zij stedehouders van Christus zijn, maar zij zijn antichristen.

Nog een triest verhaal. Het is het verhaal van de waterdoop. In de dagen van Jezus en ook na Pinksteren werd men gedoopt door onderdompeling in water. Niemand kan dat ontkennen. Ontwikkelde lieden zeggen, dat zij alleen maar water op de mensen goten, omdat het zo gemakkelijk was op vele plaatsen kleine waterputten te vinden. Gieten zij water op hen, dan doen zij het in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, alsof deze titels werkelijk namen waren en alsof er drie Goden zijn in plaats van maar één. Doch blijf in die organisatie en probeer er de waarheid van de doop door onderdompeling in de Naam van de Here Jezus Christus te prediken, en u wordt er uit gezet. U kunt u niet door God laten leiden en daarin blijven. Het is een onmogelijkheid.

Nu was Paulus een profeet, onderwezen door de Heilige Geest. Als Paulus doopte in de naam van de Here Jezus Christus en zei dat iemand, die het anders deed dan hij gepredikt had, vervloekt was, dan is het tijd wakker te worden en te zien, dat de gemeente niet langer beheerst wordt door de HEILIGE GEEST, maar dat zij beheerst wordt door de Nikolaïeten. Handelingen 20:27–30: "Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al de raad Gods. Zo hebt dan acht op uzelf, en op de gehele kudde, waarover u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed. Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen. En uit uzelf zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich."

Paulus zag het aankomen. Maar, hij waarschuwde hen voor dit geraffineerde priesterschap, dat komen zou en het heft in handen zou nemen met zijn valse leringen. Hij wist, dat zij een manier van aanbidding in elkaar zouden zetten, die het volk uitsloot van ieder aandeel in een bediening van de Heilige Geest. Zelfs tegenwoordig is er onder hen, die beweren vrij te zijn en vervuld met de Geest, niet al te veel vrijheid voor de leken en het best dat wij te zien kunnen krijgen is een paar predikers met geïnspireerde prediking, terwijl de kudde er maar bij zit en probeert deze prediking in zich op te nemen. Dit is wel ver van Paulus af, die zei, dat wanneer allen tezamen komen zij allen de leiding van de Geest hadden en allen deelnamen in de Geestelijke eredienst.

De geïnstitueerde kerk heeft deze les nooit geleerd, noch van de Schrift, noch van de geschiedenis. Iedere keer bezoekt God de mensen met de Heilige Geest en ze worden vrij; maar na een poosje binden zij zich weer aan precies hetzelfde als waar ze uitgekomen zijn. Toen Luther uit het Katholicisme kwam, bleven de mensen enige tijd vrij (van organisatie). Maar toen hij stierf, organiseerden zij eenvoudig wat zij dachten, dat hij geloofde en verwierpen iedereen die iets zei, dat in strijd was met hun eigen woorden. Zij keerden regelrecht terug naar het Katholicisme, zij het in een ietwat gewijzigde vorm. Vandaag aan de dag zijn vele Lutheranen bereid helemaal terug te keren.

O zeker, in Openbaring 17:5 staat dat die oude hoer vele dochters had. Deze dochters zijn net als de moeder. Zij schuiven het Woord aan de kant, loochenen het werk van de Geest van God, onderwerpen de leken en maken het voor de leken onmogelijk God te aanbidden, tenzij deze via hen komen of door hun stelsel, hun patroon, wat niets anders is dan een blauwdruk van ongeloof en van Satan zelf afkomstig is.

Waar zijn wij geestelijk beland? Wij zijn in een duistere woestijn. Wat zijn wij ver van de waarheid afgedwaald, die de eerste gemeente had. Pinksteren is nergens te bekennen en het Woord vindt u niet. De apostolische successie, die tegenwoordig veel opgang heeft, kunt u niet in het Woord vinden. Het is een idee van de mens. Het verdrong op onwettige wijze de waarheid, dat GOD en NIET DE MENS Zijn leiders in de gemeente heeft gesteld. Petrus is niet eens in Rome geweest. Toch liegen zij en zeggen, dat hij er geweest is. De geschiedenis bewijst, dat het echter niet zo is. Er zijn mensen, die de geschiedenis lezen, maar zij halen hun schouders op en wenden zich tot een leugen, om die te geloven. Waar kunt u de "plaatsvervanger" (of stedehouder) van Christus in het Woord vinden? Niemand neemt Zijn plaats in; toch wordt het zo voorgesteld en de mensen aanvaarden het. Waar kunt u vinden, dat God "verdere openbaring" aanvaardt, in het bijzonder openbaring, die in strijd is met wat reeds gegeven is? Toch aanvaarden zij die en bouwen er op voort. Waar vindt u een vagevuur? Waar vindt u een "mis"? Waar vindt u, dat u geld kunt betalen om uit de hel te komen? Het staat niet in het Woord, maar mensen hebben het in hun eigen boek gezet en daardoor de macht over mensen gekregen, die zij overheersen door vrees. Waar vindt u, dat "de mens macht heeft ons onze zonden te vergeven, alsof hij God was"? "Zware wolven", is nauwelijks sterk genoeg om hen te beschrijven! Nikolaïtisme. Organisatie. De mens boven de mens.

Keer terug tot God! Bekeer u voor het te laat is! Zie het handschrift is op de wand. Het spreekt van oordeel. Zoals de heilige vaten ontwijd waren en daardoor de toorn van God brachten, zo is nu het heilige Woord ontwijd en de Geest is smart aangedaan en het oordeel is hier, ja aan de deur. Bekeer u! Bekeer u! Keer terug tot Pinksteren! Terug tot de leiding van de Heilige Geest. Terug tot het Woord van God, want waarom zoudt gij sterven?

De stem van de Geest

Openbaring 2:7:

Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt. Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

"Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt."
Misschien zullen miljoenen deze woorden horen of lezen. Maar hoe velen zullen er aandacht aan schenken? Dat weten wij niet. Maar wie het oor lenen zal en de woorden der waarheid zal willen kennen, zal ondervinden, dat de Geest van God hem verlicht. Als uw oor open is voor het Woord, dan zal de Geest van God, het Woord voor u tot werkelijkheid doen worden. Welnu, dat is een werk van de Geest. Ik kan u de waarheid onderwijzen, maar als u uw oor niet opent, om te horen, en uw hart niet ontsluit om het te ontvangen, krijgt u geen openbaring.

Let er op dat er staat, dat de Geest spreekt tot de gemeenten. Dat is meervoud, geen enkelvoud. De Geest liet Johannes dit niet neerschrijven voor de plaatselijke gemeente van Efeze alleen, noch alleen voor het eerste tijdperk. Het geldt voor alle tijdperken van de gemeente. Maar dit is de gemeente van het begin. Zo is het ook gesteld met het boek Genesis. Wat in Genesis begon, wordt door het gehele Woord bewaarheid en komt tot een slot in de Openbaring. Zo is dit begin van de gemeente in Handelingen Gods blauwdruk voor alle tijdperken, totdat zij een afsluiting krijgt in het tijdperk van Laodicéa. Let dus zorgvuldig op. Laat ieder tijdperk erop letten, want wat hier gebeurt, is maar het begin. Die kleine boom, die geplant werd, zal groeien. Hij zal gaan groeien door alle tijdperken heen. Dit is dus een boodschap voor iedere Christen. Voor ieder tijdperk, totdat Jezus komt. Ja, dat is het, want het is de Geest, Die spreekt. Amen.

Het beloofde loon

Openbaring 2:7b:

Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

Dit is het toekomstig loon voor allen, die overwinnen in het tijdperk waarin zij leven. Wanneer er voor de laatste maal zal zijn opgeroepen tot de strijd, wanneer onze wapenrusting afgelegd is, dan zullen wij rusten in het paradijs Gods en ons deel zal zijn de Boom des Levens voor eeuwig.

"De Boom des Levens." Is dat geen mooie beeldspraak? Hij wordt drie maal genoemd in het boek Genesis en drie maal in het boek Openbaring. Op alle zes de plaatsen is het dezelfde boom en symboliseert deze exact hetzelfde.

Maar wat is de Boom des Levens? Wel, allereerst zouden wij moeten weten, wat een boom zelf betekent. In Numeri 24:6 zei Bileam, toen hij Israël beschreef, dat "de Here hen geplant had als sandelbomen." In heel de Schrift duiden bomen mensen aan, zoals in Psalm 1 te lezen is. Dus moet de Boom des Levens de Persoon van het Leven zijn en dat is Jezus.

Nu stonden in het midden van Eden twee bomen. Die ene was de Boom des Levens; de ander was de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. De mens moest leven door de Boom des Levens; maar de andere boom mocht hij niet aanraken, anders zou hij sterven. Maar de mens nam wèl van de andere boom en toen kwam de dood in hem door zijn zonde en hij werd van God gescheiden.

Nu was die Boom daarginds in Eden, die Boom, die de bron des levens was, Jezus. In Johannes 6 tot en met 8 maakt Jezus Zich bekend als de bron van eeuwig leven. Hij noemde Zich het Brood, dat uit de hemel was nedergedaald. Hij sprak erover, dat Hij Zich gaf en dat, als iemand van Hem at, deze nimmer zou sterven. Hij proclameerde dat Hij Abraham kende en dat Hij voor Abraham WAS. ("Eer Abraham was ben Ik.") Hij profeteerde dat Hij hun levend water zou geven en dat indien iemand van dat water zou drinken, deze nimmer meer zou dorsten, maar het eeuwige leven deelachtig worden. Hij toonde Zich als de GROTE "IK BEN". Hij is het Brood des Levens, de Bron des Levens, de Eeuwige en de BOOM DES LEVENS. Hij was daarginds in Eden, midden in de hof, net zoals Hij midden in het paradijs Gods zal zijn.

Sommigen stellen het zich zo voor alsof de twee bomen in de hof zomaar twee bomen waren, net als de andere bomen, die God daar had geplaatst. Maar zorgvuldige onderzoekers weten, dat dit niet zo is. Toen Johannes de Doper uitriep, dat de bijl aan de wortel van alle bomen was gelegd, sprak hij maar niet over natuurlijke bomen, maar over geestelijke beginselen. Nu staat er in I Johannes 5:11: "En dit is het GETUIGENIS, namelijk dat God ons het eeuwige leven gegeven heeft; en dit leven is in Zijn Zoon." Johannes zei in hoofdstuk 5 vers 40 eveneens: "En gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben." Het getuigenis, het Woord van God zegt dus klaar en duidelijk, dat het leven, HET EEUWIGE LEVEN, in de Zoon is. Het is nergens anders. I Johannes 5:12: "Die de Zoon heeft, die heeft het LEVEN; die de Zoon van God niet heeft, die heeft het leven NIET." Omdat nu het getuigenis niet kan veranderen, omdat er niet vanaf genomen kan worden of aan toegevoegd kan worden, ligt het getuigenis vast, dat HET LEVEN IN DE ZOON IS... Omdat dit zo is, moet DE BOOM DES LEVENS IN DE HOF JEZUS ZIJN.

Akkoord. Als de Boom des Levens een persoon is, dan is ook de Boom der Kennis van Goed en Kwaad een persoon. Dat kan niet anders. Zo stonden de Rechtvaardige en de boze naast elkaar, in het midden van de Hof van Eden, Ezechiël 28:13a: "Gij (Satan) waart in Eden, Gods hof."

Hier ontvangen wij de ware openbaring van het "SLANGENZAAD". Hier hebt u, wat er werkelijk gebeurde in de Hof van Eden. Het Woord zegt, dat Eva bedrogen werd door de slang. Zij werd werkelijk misleid door de slang. In Genesis 3:1 lezen we: "De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, dat de HERE God gemaakt had." Dit dier stond zo dicht bij de mens (terwijl het toch zuiver dierlijk was), dat het kon denken en praten. Het was een rechtopgaand dier en stond zo'n beetje tussen een chimpansee en een mens in, maar leek meer op een mens. Hij benaderde het menselijk wezen zo zeer, dat zijn zaad zich kon vermengen met dat van de vrouw en het ook deed; haar kon bevruchten. Toen dit gebeurde, vervloekte God de slang. God veranderde ieder been in het lichaam van de slang, zodat hij moest kruipen als de slangen zoals wij ze vandaag aan de dag kennen. De wetenschap kan proberen wat zij wil, maar zij zal de "missing link" – de ontbrekende schakel – nimmer vinden. Daar heeft God voor gezorgd. De mens is knap en hij kan zich een verbinding tussen mens en dier voorstellen en hij probeert die te bewijzen vanuit de evolutie. Er is helemaal geen evolutie. Maar toch hebben mens en dier zich vermengd. Dat is één van de geheimenissen van God, dat verborgen is gebleven, maar hier wordt het geopenbaard. Het gebeurde daar ginds in het midden van de Hof van Eden, toen Eva zich afwendde van het Leven om de Dood te aanvaarden.

Let op wat God zei tot hen in de Hof. Genesis 3:15: "En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; dat zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen." Als wij het Woord geloven, namelijk dat de vrouw een Zaad had, dan moet de slang zeker ook een zaad hebben gehad. Als het Zaad van de vrouw een mannelijk kind was, verkregen zonder tussenkomst van een man, dan moet het zaad van de slang iets dergelijks zijn, dat wil dus zeggen, dat er nog een mannelijk wezen geboren moet worden zonder tussenkomst van het mannelijk instrument des mensen. Er is geen Bijbelonderzoeker, die niet weet dat het vrouwenzaad de Christus was, die kwam door een werkzaamheid Gods zonder geslachtelijk verkeer tussen een mensenpaar. Het is even bekend, dat de voorzegde vermorzeling van de slangenkop in werkelijkheid een profetie was aangaande wat Christus aan het kruis tot stand zou brengen tegen Satan. Maar aan het kruis zou Christus de kop van Satan vermorzelen, terwijl Satan de verzenen van de Heer vermorzelen zou.

Dit Schriftgedeelte is de openbaring van hoe het letterlijk zaad van de slang in de aarde gezaaid werd, net zoals we het verhaal hebben van Lukas 1:26–35, waarin we de juiste weergave vinden van hoe het Zaad van de vrouw zich lichamelijk manifesteerde zonder tussenkomst van een mannelijk wezen... "En in de zesde maand werd de engel Gabriël door God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Nazareth; tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, uit het huis van David; en de naam van de maagd was Maria. En de engel tot haar ingekomen zijnde, zeide: Wees gegroet, gij begenadigde; de Here is met u; gij zijt gezegend onder de vrouwen. En toen zij hem zag, werd zij zeer ontroerd over dit zijn woord, en overlegde, hoedanig deze groetenis mocht zijn. En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam noemen JEZUS. Deze zal groot zijn, en de Zoon van de Allerhoogste genaamd worden; en God, de Here, zal Hem de troon van Zijn vader David geven. En Hij zal over het huis Jakobs Koning zijn in eeuwigheid, en aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn. En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat wezen, daar ik geen man beken? En de engel, antwoordende, zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden." Zoals het vrouwenzaad letterlijk God was, Die Zich vermenigvuldigde in menselijk vlees, zo is het zaad van de slang letterlijk de deur die Satan vond, waardoor hij in het menselijk ras kon doordringen. Satan kon onmogelijk (daar hij slechts een GESCHAPEN geestelijk wezen was) zichzelf vermenigvuldigen. God kon dit wel; daarom vertelt Genesis hoe Satan zijn zaad voortbracht en zich injecteerde in het menselijk geslacht. Herinner u ook, dat Satan de "slang" genoemd wordt. Het is zijn zaad of zijn indringen in het menselijk geslacht, waar wij het over hebben.

Voor Adam Eva ooit naar het vlees "kende", had de slang die kennis gekregen. En wie daaruit geboren werd, was Kaïn. Kaïn was uit (geboren van of verwekt door) de boze. I Johannes 3:12. De Heilige Geest, sprekende door Johannes kon niet op de ene plaats Adam "de boze" noemen (want dat zou hij zijn, als hij de vader van Kaïn was) en op een andere plaats Adam de "zoon Gods" noemen, wat hij was door de schepping. Lukas 3:38. Kaïn bleek in zijn karakter aan zijn vader gelijk te zijn, een aanbrenger van de dood, een moordenaar. Zijn volkomen afwijzing van God, toen hij voor de Almachtige stond in Genesis 4:5, 9, 13 en 14 tonen hem als absoluut onmenselijk in zijn karaktertrekken, en hij schijnt zelfs ieder verhaal, dat we in de Schrift hebben omtrent een confrontatie van Satan met God te overtreffen. "Maar Kaïn en zijn offer zag Hij niet aan. Toen ontstak Kaïn zeer, en zijn aangezicht verviel." "En de HERE zeide tot Kaïn: Waar is Abel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?" "En Kaïn zeide tot de HERE: Mijn misdaad is groter, dan dat zij vergeven worde. Zie, Gij hebt mij heden verdreven van de aardbodem, en ik zal voor Uw aangezicht verborgen zijn; en ik zal zwervende en dolende zijn op de aarde, en het zal geschieden, dat al wie mij vindt, mij zal doodslaan."

Let op, hoe nauwkeurig Gods getuigenis de geboorte van Kaïn, Abel en Seth weergeeft. Genesis 4:1: "En Adam bekende Eva, zijn vrouw, en zij werd zwanger, en baarde Kaïn, en zeide: Ik heb een man van de HERE verkregen! En zij voer voort te baren zijn broeder Abel." Genesis 4:25: "En Adam bekende weer zijn vrouw, en zij baarde een zoon, en zij noemde zijn naam Seth;..." Er worden DRIE zonen geboren, terwijl Adam zijn vrouw slechts TWEE maal naar het vlees gekend heeft. Daar de Bijbel het nauwkeurige en volmaakte Woord van God is, is dit geen vergissing, maar een getuigenis, dat ons verstand moet verlichten. Daar uit de TWEE geslachtsdaden DRIE zonen geboren werden, weet u ZEKER dat ÉÉN van de drie NIET de zoon van Adam kan zijn. God heeft dit op deze nauwgezette wijze laten optekenen om ons iets te laten zien. De waarheid is, dat Eva in haar schoot TWEE zonen had (tweelingen), afkomstig van AFZONDERLIJKE bevruchtingen. Zij droeg tweelingen, waarbij de ontvangenis van Kaïn enige tijd voor die van Abel plaatsvond. Bemerk dat het opnieuw TWEELINGEN zijn. Een volmaakt type als altijd. Voor hen die denken, dat dit niet mogelijk is wil ik er hierbij nog op wijzen, dat in de medische annalen vele van dergelijke gevallen te vinden zijn. Vrouwen, die tweelingen hebben gedragen, die uit afzonderlijke eicellen kwamen en verschillend waren bevrucht, waarbij tussen de ene bevruchting en de andere een tijdsbestek van enkele dagen kon liggen; MAAR DAT NIET ALLEEN. In sommige van deze annalen vindt men dat de tweelingen van verschillende vaders waren. Onlangs is het over de gehele wereld bekend geworden, dat een Noorse moeder haar echtgenoot voor het gerecht bracht om voor haar zelf en haar tweelingen steun te krijgen; het ene kind was blank en het ander een kleurling. Zij bekende, dat zij een minnaar had, die kleurling was. De ontvangenissen hadden ongeveer drie weken na elkaar plaatsgegrepen. In Beaumont, Texas, vond – zoals vermeld staat in de krant van 1963 – een meervoudige geboorte plaats waarbij de ene bevruchting vele dagen na de andere had plaatsgevonden, zodat de vrouw bijna stierf toen één der kinderen geboren werd.

Waarom moest dit nu zo zijn? Waarom moest het slangenzaad op deze manier komen? De mens was voor God geschapen. De mens moest de tempel Gods zijn. De plaats van Gods rust (de Heilige Geest) was de mens, de tempel. Handelingen 7:46–51: "Die voor God genade gevonden heeft, en begeerd heeft te vinden een woonstede voor de God Jakobs. En Salomo bouwde Hem een huis. Maar de Allerhoogste woont niet in tempelen met handen gemaakt; gelijk de profeet zegt: De Hemel is Mij een troon, en de aarde een voetbank Mijner voeten. Hoedanig huis zult gij Mij bouwen, zegt de Here, of welke is de plaats Mijner rust? Heeft niet Mijn hand al deze dingen gemaakt? Gij hardnekkigen en onbesnedenen van hart en oren, gij weerstaat altijd de Heilige Geest; gelijk uw vaders, alzo ook gij." Satan heeft dit altijd al geweten. Hij wil ook wonen in de mens, net als God. Maar God heeft dat recht voor Zichzelf gereserveerd. Satan kan dat niet doen. Alleen God verscheen in menselijk vlees. Satan kon dat niet en kan het niet. Hij heeft geen scheppende kracht. De enige manier voor Satan om voor elkaar te krijgen wat hij wilde doen, was door in de slang in Eden te varen, net zoals Hij door boze geesten in de zwijnen voer om zijn doeleinden te bereiken. God gaat niet in dieren; maar Satan kan dat wel en zal het doen, om zijn doelstellingen te bereiken. Hij kon niet rechtstreeks bij Eva een kind verwekken, zoals God deed bij Maria, daarom voer hij in de slang en bedroog toen Eva. Hij verleidde haar en uit haar kreeg Satan een onwettig kind. Kaïn droeg ten volle de geestelijke karaktertrekken van Satan en de dierlijke (zinnelijke, vleselijke) karaktertrekken van de slang. Geen wonder, dat de Heilige Geest zei, dat Kaïn uit de boze was. Dat was hij inderdaad.

Ik wil hier nog wat doorslaggevend bewijsmateriaal leveren, dat er beslist een affiniteit bestaat tussen mens en dier. Het is iets lichamelijks. Weet u, dat u de embryonale cellen van een ongeboren foetus kunt nemen en deze in menselijke wezens kunt inspuiten? Dan zullen deze uit de schildklier afkomstige cellen rechtstreeks naar de menselijke schildklier gaan en de niercellen zullen rechtstreeks naar de menselijke nieren gaan. Beseft u, hoe verbluffend dit is? De een of andere intelligentie leidt die dierlijke cellen precies naar de juiste plaats. Die intelligentie aanvaardt die cellen en plaatst ze precies op de juiste plaats. Er is overeenkomst tussen mens en dier. Zij kunnen zich niet vermengen en zich niet vermenigvuldigen. Dat heeft men geprobeerd. Maar daar in de hof vond de vermenging plaats en de chemische affiniteit, die nog steeds bestaat, bewijst het. Want daar in de hof was de slang een rechtopgaand wezen. Hij geleek veel op de mens. Hij had veel met de mens gemeen. Satan profiteerde van de lichamelijke kenmerken van de slang, om hem te gebruiken en Eva te bedriegen. Toen vernietigde God dat beeld van de slang. Geen ander beest kan zich vermengen met de mens. Maar de overeenkomst is er.

Nu wij tot hier gekomen zijn, wil ik proberen, uw gedachten op dit punt vaste vorm te geven, zodat u kunt zien, dat het nodig is dat wij ons met de "leer van het slangenzaad", zoals ik die heb, bezig houden. Wij begonnen ermee, dat er TWEE bomen waren midden in de hof. De Boom des Levens was Jezus. De andere boom is beslist Satan, gezien de vrucht die uit die boom voortkwam. Welnu, wij weten, dat deze bomen beide in een bepaalde verhouding tot de mens stonden, anders zouden zij daar nooit zijn geplaatst. Zij moeten een deel hebben gehad in het soevereine plan en voornemen van God, in hun verhouding tot de mensheid en tot Hemzelf, want anders zouden wij nooit aan God alwetendheid kunnen toeschrijven. Nu getuigt het Woord heel beslist, dat het van VOOR de grondlegging der wereld het voornemen van God was om Zijn eeuwig leven met de mens te delen. Efeze 1:4–11: "Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Hem in de liefde; Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen, door Jezus Christus, in Zichzelf, naar het welbehagen van Zijn wil; tot prijs der heerlijkheid van Zijn genade, door welke Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde; in Wie wij hebben de verlossing door Zijn bloed, namelijk de vergeving der misdaden, naar de rijkdom van Zijn genade, met welke Hij overvloedig is geweest over ons in alle wijsheid en voorzichtigheid; ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid van Zijn wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in Zichzelf. Om in de bedeling van de volheid der tijden, wederom alles tot één te vergaderen in Christus, beide wat in de hemel is, en wat op de aarde is; in Hem, in Wie wij ook een erfdeel geworden zijn, wij, die te voren verordineerd waren naar het voornemen van Hem, Die alle dingen werkt naar de raad van Zijn wil." Openbaring 13:8: "En allen, die op de aarde wonen, zullen het aanbidden, wier namen niet zijn geschreven in het Boek des Levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld." Maar dat leven kon en zou niet anders ons deel kunnen zijn dan langs de weg van "God geopenbaard in het vlees". Dit was een onderdeel van Zijn eeuwig en voorbeschikt plan. Dit voornemen zou moeten zijn tot lof van de heerlijkheid van Zijn genade. Het was het plan van de verlossing. Luister nu scherp: "Daar God een Verlosser is, was het nodig, dat Hij een mens zou voorbestemmen, die de verlossing van node zou hebben, zodat Hij reden en doel had om Verlosser te zijn." Dat dit voor de volle honderd procent waar is, wordt door vele Schriftplaatsen afdoende aangetoond, zoals bijvoorbeeld het vers in Romeinen 11:36: "Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn ALLE DINGEN. Hem zij de HEERLIJKHEID in eeuwigheid. Amen." De mens kon niet rechtstreeks komen en deel hebben aan die Boom des Levens, die in het midden van de Hof stond. Dat eeuwige Leven van de Boom moest eerst vlees worden. Maar voor God een zondaar kon doen opwekken en redden, moest Hij eerst een zondaar hebben om op te wekken en te redden. De mens moest vallen. De val, die veroorzaakt zou worden door Satan, moest vlees hebben om een val te kunnen zijn. Satan moest ook door vlees komen. Maar Satan kon niet komen door menselijk vlees, zoals Christus zou komen in menselijk vlees, om de gevallene weer op te richten. Maar er was een dier, de slang, voor nodig, dat zo dicht bij de mens stond, dat Satan in dat beest kon varen en door dat beest kon hij het menselijk vlees bereiken en de val veroorzaken en zichzelf daardoor injecteren in het menselijk geslacht, evenals Jezus eens zou komen en Zich zou injecteren in het menselijk geslacht, in een menselijk lichaam, zo zelfs dat er een opstanding zal plaats vinden, waarin wij lichamen zullen hebben, die aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijk zullen zijn. Dus was wat God hier in de Hof uitwerkte, Zijn voorbeschikte plan. Toen Satan gedaan had wat nodig was in het voornemen van God kon de mens niet tot de Boom des Levens in de Hof komen. Natuurlijk niet. Het was er nog niet de tijd voor. Maar er werd een dier uitgekozen (had niet een dier de val veroorzaakt? Laat daarom een dierlijk leven geofferd worden) en het bloed van dit dier werd vergoten en God zag weer om naar de mens. Er moest dus een dag komen, dat God in het vlees zou verschijnen en door middel van Zijn vernedering zou Hij de gevallen mens herstellen en hem deelgenoot maken van dat Eeuwige Leven. Als u dit eenmaal ziet, kunt u het slangenzaad begrijpen en weten dat er van een appel die door Eva gegeten werd geen sprake is geweest. Neen, het was de ontaarding der mensheid door de vermenging van het zaad.

Nu zou, terwijl de ene vraag wordt beantwoord, een andere op kunnen komen; er zijn mensen, die mij vragen: "Als Eva zo ten val kwam, wat had Adam dan gedaan, want God stelt Adam aansprakelijk." Dat is eenvoudig. Het Woord is voor eeuwig opgetekend in de hemel (zie Psalm 119:89). Voor er ook maar één stofje gemaakt werd, was dat Woord (de wet Gods) daar, PRECIES ZOALS HET IN ONZE BIJBEL STAAT GESCHREVEN. Nu leert het Woord ons, dat, wanneer een vrouw haar man verlaat en met een ander man omgang heeft, zij een overspeelster is en dat zij dan niet meer getrouwd is en de man haar niet terug moet nemen. Dat Woord was waar in Eden evenals toen Mozes de Wet optekende. Het Woord kan niet veranderen. Adam echter, nam haar wel terug. Hij wist heel goed wat hij deed, maar hij deed het desondanks. Zij was een deel van hem en hij was bereid haar verantwoordelijkheid op zich te nemen. Hij wilde haar niet wegzenden. Dus werd Eva bevrucht van hem. Hij wist precies wat er met het menselijk ras zou gaan gebeuren, hij verkocht het menselijk ras in de zonde om Eva te kunnen bezitten, want hij had haar lief.

Zo werden er twee zonen geboren. Zonen, die de vaders van het menselijk ras zouden worden, dat nu bevlekt was. Wat wordt er van hen vermeld? Lees hoe het staat opgetekend in Judas, het veertiende vers: "En van dezen heeft ook Enoch, de zevende van Adam, geprofeteerd..." Genesis 5 is het hoofdstuk van het geslachtsregister van Enoch. Daar wordt het geslachtsregister aldus vermeld: 1 Adam, 2 Seth, 3 Enos, 4 Kenan, 5 Mahalaleël, 6 Jered, 7 Enoch. Merk op, dat Kaïn NIET wordt genoemd. De lijn van Adam loopt via Seth. Als Kaïn het kind van Adam geweest zou zijn, dan zou het eerstgeboorterecht, het recht om de geslachtslijn voort te zetten, aan Kaïn zijn gegeven. Ook moet er zorgvuldig op worden gelet dat in Genesis 5:3 staat: "En Adam leefde honderd dertig jaren, en gewon een zoon naar zijn gelijkenis, naar zijn evenbeeld, en noemde zijn naam Seth." Nergens staat, dat Kaïn naar het evenbeeld van Adam was; toch zou dat het geval moeten zijn, als deze zijn zoon was geweest, want de wet der vermenigvuldiging houdt beslist in, dat ieder iets voortbrengt naar zijn gelijkenis. We moeten ook het feit onder ogen zien, dat Kaïn in beide geslachtsregisters, van Genesis en Lukas, niet voorkomt. Als Kaïn de zoon van Adam was, zou er ergens van hem gezegd moeten zijn: "Kaïn, de zoon van Adam, de zoon van God." Maar dat staat nergens zo, want dat KAN er immers NIET STAAN.

Natuurlijk hebben Bijbelvorsers lange tijd twee geslachtslijnen uitgewerkt, de ene, die de goddelijke linie was, via Seth, en de andere, de goddeloze linie, via Kaïn. Het is een merkwaardig feit, maar nochtans waar, dat deze onderzoekers ons nooit hebben verteld wat voor persoon Kaïn was, terwijl zij ons wel vertellen, dat Abel en Seth van de goddelijke linie waren. In feite zou Kaïn geestelijk hebben moeten zijn en Abel minder geestelijk en Seth zelfs nog minder, precies volgens de lijn afdalend, omdat iedere volgende generatie verder van God afdwaalt. Maar neen, Kaïn treedt op, zo slecht als nooit van iemand beschreven is geweest, want op heftige wijze weerstaat hij God en het Woord.

Laat dit bekend zijn: De Schrift speelt niet met woorden. Wat er ook maar staat in het Getuigenis, staat er opdat de gezalfde ogen zullen zien. Het staat er met een bedoeling. In het Woord staat: "Voorts noemde Adam de naam van zijn vrouw Eva, omdat zij een moeder aller levenden is." (Genesis 3:20) Maar geen enkele Schriftplaats zegt dat Adam de vader aller levenden is. Als Genesis 3:20 niet deze bijbetekenis heeft, waarom zou er dan vermeld worden, dat Eva de moeder aller levenden is, terwijl er geen woord gezegd wordt over Adam? De waarheid is dat, al was Eva de moeder van alle levenden, Adam niet de vader van alle levenden is.

In Genesis 4:1 zei Eva: "Ik heb een man van de HERE verkregen." Zij wijst niet Adam als vader aan. Maar in Genesis 4:25 zegt ze: "Want God heeft mij EEN ANDER ZAAD GEZET voor Abel; want Kaïn heeft hem doodgeslagen." Zij zegt niet, dat God haar een ander zaad GEGEVEN heeft – dat zou Christus zijn – want Hij is GEGEVEN. Deze zoon Seth, was GEZET, AANGEWEZEN in plaats van Abel. Zij erkent haar zoon, die door Adam was verwekt; ze erkent nu niet Kaïn, want hij was verwekt door de slang. Wanneer zij zegt: EEN ANDER ZAAD in plaats van Abel, zegt ze, dat Kaïn niet gelijk was aan Abel, want als ze van dezelfde vader waren, zou ze hebben moeten zeggen: "Ik heb NOG MEER zaad gekregen."

Ik geloof niet alles wat ik lees, maar het is wel iets bijzonders, dat de uitgave van het tijdschrift Life van 1 maart 1963 bericht, dat psychiaters precies hetzelfde zeggen als waar wij het nu over hebben. Nu weet ik, dat de psychiaters het niet unaniem met elkaar eens zijn, maar ik vertel het toch. De vrees voor slangen is niet een bewuste afkeer, maar een onbewuste. Als het natuurlijke vrees was, zouden de mensen even gelukkig geboeid staan kijken naar de kooien van de gorilla's of de leeuwen. Door hun onbewuste gedachten blijven ze staren naar slangen. Slangen hebben voor hen in hun onderbewustzijn een sexuele aantrekkingskracht. Dat dit door de eeuwen heen zo geweest is, zien de mensen, die geslacht na geslacht hetzelfde meemaken. Slangen zijn altijd afstotend èn aantrekkelijk geweest. De slang is altijd het teken geweest van wat èn goed èn kwaad was. Zij is door de eeuwen heen een erotisch geslachtelijk symbool geweest. Net als in de beschrijving uit de Hof van Eden zien we de slang als de verpersoonlijking van hartstochtelijk kwaad.

Het is vrijwel over de gehele wereld zo onder de verschillende ongecultiveerde stammen, dat de slang in verband gebracht wordt met sex, en vaak vereerd wordt in verband met sex. De studie van de sexuologie brengt dat in vele gevallen aan het licht. Nu zou ik wel eens willen weten, hoe die mensen daaraan gekomen zijn, want zij zijn niet onderwezen en hebben nooit de Bijbel gelezen. Maar net zo als het verhaal van de zondvloed over de hele wereld bekend is, zo is ook deze waarheid van de val van de mens bekend. Zij wisten, wat daar in Eden was gebeurd.

Wellicht zal iemand de vraag stellen: "Zei God tegen Eva dat ze op moest passen voor de slang, omdat deze haar zou kunnen verleiden?" Wel, God behoefde niets te zeggen over hetgeen gebeuren zou. Realiseer u, waar het in het verhaal om gaat. Hij gaf eenvoudig het Woord. Hij zeide, dat ze geen deel moest nemen aan de KENNIS. Neem deel aan het LEVEN. LEVEN WAS HET WOORD VAN GOD. DE DOOD WAS ALLES WAT NIET HET WOORD VAN GOD WAS. Zij liet toe, dat er ÉÉN WOORD veranderd werd, en toen had Satan haar te pakken. God zou hebben kunnen zeggen: "Pluk niet meer vruchten van de bomen dan dat je kunt eten." Satan kon dan zeggen: "Kijk eens hier, dat is volkomen juist. Ziet u, als u te veel plukt, dan zal het rotten: maar ik weet een methode om het fruit goed te houden en dan kunt u toch zoveel plukken als u wilt. Dus, u kunt uw eigen gang gaan en tegelijkertijd doen wat God wil." Dan zou de duivel haar op dat punt gepakt hebben. Hij, die op ÉÉN punt de wet heeft verbroken, heeft DE GEHELE wet verbroken. Speel niet met dat Woord. Dat is nu net wat er in het tijdperk van Efeze gebeurde, voor het omstreeks 170 A.D. ten einde liep.

Wat bracht die boom voort? De Boom der Kennis bracht de dood voort. Kaïn doodde zijn broer Abel. De goddeloze doodde de rechtvaardige. Daarmee is aangegeven, hoe het altijd zou gaan, totdat er een herstel van alle dingen is gekomen, zoals de profeten voorzegd hebben.

De Boom der Kennis bracht knappe mannen voort; mannen van naam. Maar hun wegen zijn de wegen des doods. Gods mensen zijn eenvoudig, maar ze zijn geestelijk gezind, ze zijn gericht op God en op de natuur; ze bewerken eenvoudig de grond en bekommeren zich meer om de waarheid dan om weelde. Het zaad van de slang heeft een geweldige handel doen ontstaan, prachtige uitvindingen, maar het brengt allemaal de dood voort. Hun buskruit en hun atoombommen doden in oorlogstijd; in tijd van vrede eisen hun mechanische vindingen zoals de auto meer mensenlevens, dan in de tijden van rampspoed de oorlogsvindingen vernietigen. Dood en verderf zijn de vruchten van hun arbeid.

Maar zij zijn godsdienstig! Zij geloven in God. Ze zijn als hun vader, de duivel, en als hun voorvader, Kaïn. Beiden geloofden in God. Zij gaan naar de kerk. Ze begeven zich onder de rechtvaardigen, zoals het onkruid onder de tarwe. Zij brengen verderf teweeg en zij zijn de oorzaak, dat de godsdienst die der Nikolaïeten wordt. Zij verspreiden hun vergif met het oogmerk het zaad van God te verdelgen, zoals Kaïn Abel doodde. De vreze Gods staat hun niet voor ogen.

Maar, nochtans laat God geen van de Zijnen verloren gaan. Hij bewaart hen, zelfs in de dood en Hij heeft beloofd, dat Hij hen zal opwekken ten jongste dage.

Slot

Openbaring 2:7b:

Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

Wat een aangrijpende gedachte is dit! Die boom des Levens in de Hof van Eden, Die men niet kon benaderen vanwege de val van Adam, wordt nu aan de overwinnaar gegeven. Het vlammend zwaard van de cherubim, die Hem bewaakten, is in de schede gestoken. Maar het is niet in de schede gestoken aleer zijn lemmet rood gekleurd was door het bloed van het Lam. Laten wij over deze waarheid een ogenblik nadenken, terwijl wij nagaan, waarom Adam en zijn nakomelingen de Boom werd geweigerd, maar nu weer toegestaan werd.

Het is voor Gods Schepping, de mens, de bedoeling dat deze Gods Woord uitdrukt. In Genesis kreeg Adam het Woord om daarbij te leven. Een leven volgens het Woord zou het uitgedrukte Woord zijn. Dat is waar, is het niet? Maar leefde Adam naar dat Woord? Neen, omdat hij had moeten leven naar IEDER Woord, en naliet op ieder Woord acht te geven. Toen kwam Mozes. Wat een groot en machtig man was hij. Toch schoot ook hij tekort; ook hij leefde niet bij elk woord, en die profeet, het type van de GROTE PROFEET, Die komen zou, faalde toen hij toornig was en niet gehoorzaamde aan het Woord. Daar was ook David, de grote koning van Israël, een man naar Gods eigen hart. Hij faalde doordat hij overspel pleegde, toen hij werd verzocht. Maar tenslotte kwam er, in de volheid der tijden, Eén, het Hoofd: Jezus, Die ook verzocht moest worden, zodat Hij kon laten zien dat Hij zou leven naar IEDER Woord dat uit Gods mond was uitgegaan.

Toen werd Satan verslagen. Want hier was Een Die leefde bij het "Er staat geschreven", en dat Meesterwerk van God overwon, doordat Het Gods Woord weerkaatste. Toen werd deze Volmaakte, Die geopenbaard was, overgegeven om gekruisigd te worden, als het volmaakte Lam Gods. Hij was het volmaakte offer. Aan de "boom" (het kruis) liep Hij de wonden des doods op, opdat wij, door Hem en dank zij Hem, zouden mogen eten van de Boom des Levens en opdat wij door Hem in staat zouden zijn te overwinnen en het Woord van God uit te drukken.

Nu wordt aan deze zonen van God, die door Hem overwinnen, het privilege geschonken van het Paradijs Gods en de voortdurende gemeenschap van Jezus Christus. Zij zullen nooit meer van Hem gescheiden worden. Waar Hij gaat, zal ook Zijn bruid gaan. Al het Zijne deelt Hij met Zijn geliefde, als een gemeenschappelijke erfenis. De verborgen dingen zullen geopenbaard worden. De duistere dingen zullen duidelijk worden. Wij zullen kennen, gelijk wij gekend zijn. Wij zullen Hem gelijk zijn. Dit is het erfdeel van de overwinnaar, die overwonnen heeft door het bloed van het Lam en het Woord der getuigenis van Jezus Christus.

Hoe verlangen wij naar die dag, wanneer de kromme wegen alle recht gemaakt zullen zijn en wij met Hem zullen zijn, voor eeuwig. Moge die dag spoedig aanbreken, en laten wij ons haasten Zijn Woord te gehoorzamen en daardoor onze waardigheid bewijzen om Zijn heerlijkheid te delen.

"Die een oor heeft, die hore, wat de Geest tot de gemeenten zegt." Hoe tragisch is het, dat dit eerste tijdperk niet naar de Geest van God luisterde. In plaats daarvan luisterde het naar de mens. Maar Gode zij dank, in het laatste tijdperk zal er een groep opstaan, de ware bruid, en zij zal naar de Geest van God luisteren. In die dagen van diepe duisternis zal het licht wederkeren door het zuivere Woord en wij zullen terugkeren tot de kracht van Pinksteren om de Here Jezus Christus bij Zijn komst te verwelkomen.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
English (Engels)