28 januari
Dag 47
Saulus van Tarsen, een moordenaar die de jassen bewaarde van de moordenaars en instemde met de dood van Stéfanus, de martelaar. Hij had brieven in zijn zakken om naar de hoge raden van de kerken te gaan en de mensen te arresteren die teveel lawaai maakten, juichten en God prezen. Hij was een groot man in de ogen van de Farizeeërs. Hij was een Farizeeër der Farizeeërs.
Maar op een dag was hij op weg naar Damaskus en hij ontmoette God. Een licht scheen om hem heen en vanaf die tijd was hij geen Saulus van Tarsen meer maar was hij Paulus, de nederige, de zachtmoedige, omdat hij God had ontmoet, en dit had hem veranderd.
Er lag een melaatse bij de poort. Al de geneesmiddelen konden hem niet genezen. Zijn etterende wonden waren zo groot geworden dat hij zijn handen niet meer kon opheffen. En zijn voeten kon hij nog nauwelijks voortslepen. Zijn geval was hopeloos. Maar hij ontmoette God op een dag Die uit de poort kwam, en hij viel neer en aanbad en zei: “Indien Gij wilt, Gij kunt mij rein maken.”
En Hij zei: “Ik wil het, word rein.” En vanaf die tijd had hij geen melaatsheid meer, omdat hij God had ontmoet.
Er zat een man aan de kant van de weg. En hij kon het daglicht niet onderscheiden van de duisternis. Er was niets dat hem kon helpen. Op een dag kwam er Iemand uit de stad Jericho lopen. En vanaf die tijd kon hij zien. Hij kreeg zijn gezicht. Het zien van licht was doorgebroken in zijn ogen en hij kon weer zien, omdat vanaf die tijd toen hij Jezus ontmoette, hij een andere man was. Hij had zijn gezicht. Wanneer een persoon God ontmoet, gebeurt er iets definitiefs.
Er was eens een jongeman, ongetwijfeld een goede inwoner van het land. Maar toevallen troffen hem. En hij was er zo slecht aan toe dat de gevangenis hem niet kon houden. En ze bonden hem met ketenen en hij had een legioen duivels in hem waardoor hij de ketenen kon verbreken en zichzelf kon bevrijden. En de duivels dreven hem naar de begraafplaats waar hij verbleef en als hij toevallen kreeg werd hij zo gemeen dat hij zichzelf sneed. O, hij was een verschrikkelijke knaap. Als deze aanvallen hem verlieten, dacht hij ongetwijfeld: “Wat ben ik hier aan het doen?” En ongeveer op die tijd zouden de duivels terugkomen en hem snijden en verscheuren. Maar op een dag ontmoette hij Jezus. En vanaf die tijd was de maniak van Gardara bij zijn gezonde verstand, gekleed, zittend aan Zijn voeten. Hij kon naar huis gaan als een heer. Hij kon terugkeren naar de beschaving. Hij kon terugkeren naar zijn geliefden. Hij kon zeggen: “Vanaf die tijd ben ik veranderd.” Ja.
Op een dag ginds op Golgotha, toen God en de dood van aangezicht tot aangezicht stonden, toen leven en dood samenkwamen, trok Christus de angel uit de dood. En sinds die tijd heeft de dood geen angel meer gehad. Daar ben ik zo blij om. De dood en God ontmoetten elkaar. Dood is sindsdien niet meer hetzelfde. Hij heeft nu geen angel meer. De Christen gelovige kan recht op hem aflopen en zeggen: “O, dood, waar is jouw angel? Graf, waar is jouw overwinning?” Waarom? Zij hebben allebei God ontmoet. Zij zijn sedert die tijd niet meer hetzelfde. Niemand kan hetzelfde zijn. Niets kan hetzelfde zijn wanneer het eenmaal God heeft ontmoet. U zult nooit meer hetzelfde zijn.
- Overeenkomstige Schriftgedeelten:
- Markus 1:14-15
- Lukas 4:14-15
- Johannes 4:45
Aanhaling genomen uit de prediking:
- Vanaf die tijd 31 december 1959