19 maart
Dag 98
Gisteren, of twee dagen geleden, op weg naar Kentucky, in het noorden van Kentucky met mijn goede vriend broeder Banks Wood, stond daar op straat een vrouwelijke politieagent, en hij zei: “Jongen, wij kunnen maar beter langzamer gaan rijden, zij is streng.”
En ik zei: “Ja, dat is goed.” Ik zei: “Wanneer een land in een toestand komt dat er miljoenen [zonder] werk zitten en zij vrouwen moeten nemen en ze politieagente maken en ze daar buiten op een post zetten, en taxichauffeurs en dat soort dingen, dan is dat is een van de grote schandvlekken op ons land.” Zij heeft daarbuiten ongeveer net zoveel te maken als een konijn in een vetpot. Zie? Het is gewoon haar plaats niet. En ik zei: “Daar maakte ik mij vroeger zoveel zorgen over, maar nu begin ik te bedenken: ‘Wel, het is geen wonder, dit is ons koninkrijk niet. Wij zijn niet van deze wereld.’”
Waarom dragen de vrouwen in ons land hun haar kort, gebruiken zij make-up, dansen op rock en roll muziek en al dit gedoe? Omdat mensen de gewone kerken bezoeken en zo, en denken dat dat in orde is. Waarom? Omdat zij Amerikanen zijn, het zijn Amerikanen; zij hebben een Amerikaanse geest. Wij zijn geen Amerikanen; wij zijn Christenen. Onze geest is van een ander Koninkrijk. Als onze geest van dit koninkrijk hier was, dan zouden wij aanbidden met deze dingen, dan zouden wij al deze platvloerse liederen en al deze rock en roll aanbidden. “Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.” En onze schatten zijn boven. Dus daarom gaan wij naar een Koninkrijk toe.
Dit is ons thuis niet, wij verblijven hier slechts om te proberen andere burgers uit de duisternis te halen. Wij gaan een stad binnen, houden misschien een campagne door de hele stad, ploegen gewoon een week of tien dagen voort voor één kostbare ziel die zich daar bevindt; één, gewoon één die daar zit.
U zou mogen zeggen: “De samenkomst was een groot succes, vijfduizend kwamen naar het altaar.” Misschien zou er niet één van hen gered zijn, niet één van hen. Zie? U zou misschien denken: “Er zijn maar twee mensen naar het altaar gekomen”; maar één van hen zou een juweel kunnen zijn. Wij vissen slechts in de kreken. God zoekt de vis eruit. Hij weet wat vis is en wat niet.
Dus kijk, wij prediken alleen. En onthoud, in deze Tabernakel doet u hetzelfde. Maar houd dit altijd in gedachten: “Mijn schapen kennen Mijn stem.” En de stem van God is Zijn Woord.
Aanhaling genomen uit de prediking: