22 juni
Dag 193
Wanneer ik bedenk dat ik achtenveertig jaar oud ben, bijna vijftig, en de dagen van mijn jeugd voorbij zijn, enzovoort; te weten dat ik sinds ik een kleine jongen was deze gezegende belofte heb gehad, en het heb verklaard aan mijn broeders en zusters; en om dan de letterlijk duizenden te zien die uit de duisternis komen; te weten dat we naar ons eeuwig huis gaan, naar de gezegenden. En als deze aardse tabernakel voordat ik klaar ben met prediken wordt afgebroken, dan wacht daarginds een andere op ons. Halleluja. Om te weten dat er tientallen mensen hier zitten die, als ze op dit moment dit leven zouden verlaten - voordat we hun lichaam bij de begrafenisondernemer konden brengen - in dat heerlijke lichaam daarginds zouden zijn, zich verheugend met de heiligen Gods die reeds in de tegenwoordigheid van God zijn, om voor immer te leven met de volmaakten, met de perfecte (absolute) betuiging dat het zo is. Amen.
O, dat zou de Presbyterianen laten jubelen. Dat deden ze zondag, is het niet? Die mensen waren Presbyterianen. Zeker zou het dat doen, om dat te bedenken, geen wonder dat de mensen emotioneel worden. Wel, als u geëmotioneerd raakt door tegen een bal te schoppen of er één in een net te gooien, hoeveel te meer zal het u emotioneel maken als u weet dat u bent overgegaan van dood in leven; dat u een nieuwe schepping bent in Christus. U weet het door de wijze waarop uw geest u wegleidt van boosheid en bedrog en vijandschap, en al de dingen van de wereld; en uw hart is volkomen op Christus gericht. Dat zijn uw motieven. Dat is alles wat u denkt in uw gedachten, in uw hart, dag en nacht. Wanneer u ‘s avonds naar bed gaat, en uw handen zo achter u vouwt, dan ligt u daar gewoon Hem te prijzen totdat u gaat slapen. Dan wordt u ‘s morgens wakker en prijst Hem nog steeds. Amen. O my!
Ik heb geprobeerd Hem ‘s morgens te prijzen; we stonden om ongeveer vier uur op, broeder Wood en ik, en gingen vroeg in de morgen op weg om eekhoorntjes te jagen. Ik prijs Hem, geloof ik, onder elke boom die ik tegenkom. Ik kan geen boom zien zonder Hem te prijzen; ik denk eraan dat Hij die boom liet groeien. Ik zie een kleine sprinkhaan opspringen; Hij kent die sprinkhaan. O, u zegt: “Onzin, broeder Bill.” O nee, dat is het niet! Hij weet waar elke eekhoorn zit. Hij weet waar elke vlinder is.
Wel, eens had Hij wat geld nodig, en Hij zei: “Petrus, er is een vis die een tijdje geleden een munt inslikte (net genoeg, zoveel als wij nodig hebben). Gooi even een haak uit. Ik zal hem erheen sturen. Neem die munt uit zijn bek, want hij kan hem zelf niet gebruiken. Ga dan en betaal hem onze tienden en belasting.” Amen.
Aanhaling genomen uit de prediking: