4 december

Dag 358

En Maria stond buiten bij het graf, wenende. Als zij dan weende, bukte zij in het graf; En zag twee engelen in witte klederen zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. En die zeiden tot haar: Vrouw! wat weent gij? Zij zeide tot hen: Omdat zij mijn Heere weggenomen hebben, en ik weet niet, waar zij Hem gelegd hebben. En als zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts, en zag Jezus staan, en zij wist niet, dat het Jezus was. Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij? Wien zoekt gij? Zij, menende, dat het de hovenier was, zeide tot Hem: Heere, zo gij Hem weg gedragen hebt, zeg mij, waar gij Hem gelegd hebt, en ik zal Hem wegnemen.
Maria ziet jezus, in eerste instantie denkende dat hij de tuinman is

Nu, de boodschap luidt dat Hij voor ons uit gaat: voor ons uit. Hij is niet in een graf achter ons; Hij is voor ons, een weg makend. Wij moeten volgen, niet achterom kijken naar het graf, maar voorwaarts kijken naar waar Hij leidt, want Hij is onze Leider. We moeten Hem volgen, niet naar de graven achterom kijken.

Maria vertegenwoordigde die morgen de ontredderde gemeente. Zij vertegenwoordigde die goed, omdat zij in hetzelfde kanaal zat als waarin men vandaag zit. Wat zei ze toen zij Hem hoorde spreken: “Vrouw, waarom weent gij?”

Ze zei: “Zij hebben mijn Here weggenomen en ik weet niet wat zij met Hem hebben gedaan.” Dat is de wijze hoe de gemeente vandaag haar standpunt inneemt. “Zij hebben mijn Here weggenomen en ik weet niet waar ik Hem kan vinden. Ik heb alle soorten gemeenschappen geprobeerd. Ik heb alle soorten waterdopen geprobeerd. Ik heb de Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Pinksteren, Katholieken en alles geprobeerd, en ik kan Hem niet vinden.” Als de Schrift zegt dat Hij Dezelfde is vandaag en voor immer, is Hij ergens. Als Hij niet dood is dan leeft Hij. Hij kan niet tegelijk levend en dood zijn. Dus Maria vertegenwoordigde de gemeente goed: “Zij hebben mijn Here weggenomen en ik [weet] niet wat zij met Hem hebben gedaan.”

Vandaag denkt de gemeente: “O, er was een grote historische Christus. Hij genas de zieken. Hij kon de gedachten van de harten onderscheiden. Hij was een historische Christus. Hij kwam naar de menigten. Hij kwam naar Petrus en Hij zei tegen Petrus dat zijn naam Simon was. Hij zei: ‘Uw naam is Simon; uw vaders naam was Jonas.’ O zeker, dat was Jezus Die dat deed. Dat was het teken van de Messias overeenkomstig de Schrift, wat de profeet had gezegd.”

Hij onderwees nooit één ding, evenmin deed Paulus dat. Toen Paulus voor Agrippa werd gebracht, zei hij: “Ik heb alleen gepredikt wat Mozes en de profeten zeiden dat zou gebeuren. Waarom veroordeelt gij mij?”, zei hij, “terwijl ik alleen maar zeg wat Mozes zei, wat de profeten zeiden dat zou gaan gebeuren. Is het iets vreemds voor u, o Agrippa, om in de opstanding der doden te geloven? Weet u niet dat God de opstanding van de doden is?” Dat is Hij vandaag ook.

Maar Maria zei: “Wel, ik weet dat ik Hem eens heb gekend.” Maar ze huilde van smart omdat ze eens met Hem bekend was, maar ze hadden Hem weggenomen. En dat is de wijze waarop het vandaag is. Ieder van ons probeert met een of andere filosofische theologie, met een soort van psychologie, iets in iemands keel te proppen en ze te vertellen: “We geloven dit, en we geloven dat.”

Maar Jezus zei: “Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen.”


Aanhaling genomen uit de prediking:

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubVoor E-Readers (maar niet optimaal voor apparaten van Apple). meer info...
ePub ePub voor AppleVoor iPod / iPhone / iPad, en vanwege de kleinere plaatjes ook geschikt voor andere telefoons of handhelds. meer info...
ePub zonder plaatjesIn deze versie ontbreken de dagelijkse plaatjes (behalve de kaft, logo's en dergelijke) meer info...
English (Engels)