10 april

Dag 101

En Hij zeide tot hen: Ziet toe en wacht u van de gierigheid; want het is niet in de overvloed gelegen, dat iemand leeft uit zijn goederen.

---o--O--o---

Ik zei: “Kijk Hope, weet je, ik dacht dat we alles fifty-fifty zouden doen. Zie je? We zullen het fifty-fifty doen met deze dingen.” Ik zei: “Laten we er nu meteen mee beginnen, wat vind jij ervan?” Ze zei: “Wat bedoel je?”

Ik zei: “Omdat jij een meisje bent, geloof ik dat het het beste is dat jij het aan je moeder vraagt, en omdat ik een jongen ben zal ik het aan je vader vragen.”

Ze zei: “Heel goed.”

Ik zei: “Ja. Wel, jij laat het mij eerst aan je vader vragen, goed?”

Ze zei: “Wel, vraag het vanavond aan hem.”

Wel, ik kreeg het die avond niet voor elkaar nadat ik daar allemaal doorheen was gegaan. Ik wachtte dus en de volgende keer ging ik terug en zat buiten een poosje bij haar op de veranda en we gingen naar binnen en haar vader zat te typen. We liepen het huis in en ze zei: “Je kunt het beter vanavond aan m’n vader vragen want we moeten ons gereed maken.”

En ik zei: “Ja, dat is waar.”

Dus ik ging naar binnen en hij zat daar te typen en ik praatte een beetje tegen haar moeder, weet u, en keek in het rond. Ik begon naar buiten te gaan en ze keek me aan en ik gebaarde tegen haar dat ik het niet was vergeten. Dus ik zei: “Meneer Brumbach?”

Zei: “Ja, Bill.” Ik zei: “Kan…kan ik even met u praten?”

Hij zei: “Ja, zeg het maar,” en hij keerde zich om.

Ik zei: “Ik … ik bedoel buiten op de veranda.” Ik zag hem naar mevrouw Brumbach kijken. Ik dacht: “O, o, daar gaan we.” Ik liep dus naar buiten de veranda op en hij liep ook naar buiten. Ik kon het gewoon niet zeggen; ik werd steeds heel zwak als ik probeerde iets te zeggen, weet u. Ik zei: “Het is beslist een heerlijke avond, nietwaar Charlie?”

Hij zei: “Ja, dat is zo, Bill.” We zaten daar een poosje.

Ik zei: “Het is wel erg warm geweest.”

Hij zei: “Ja,” zei: “je mag haar hebben, Bill.” Wel, vandaag houd ik nog van hem.

Ik zei: “Meent u dat?” Hij zei: “Ja, dat meen ik.”

Oh, ik had hem meteen wel willen omhelzen. Zei: “Je mag haar hebben.”

Ik zei: “Kijk, Charlie, ik weet dat u haar een goed tehuis hebt gegeven. U kunt haar alles geven wat ze maar wil; ik kan dat niet. Ik verdien maar een klein salaris. Charlie, ze zou niet iemand kunnen vinden die meer om haar geeft. Ik zal werken zolang er adem in mijn lichaam is om te werken, om voor haar te zorgen. En ik zal alles doen wat ik kan om voor haar te zorgen.”

Ik zal dat nimmer vergeten; hij is eveneens heen gegaan. Maar hij legde zijn hand op mijn schouder en hij zei: “Bill, ik heb liever dat jij haar hebt omdat ik weet dat je van haar houdt, en ik weet dat zij van jou houdt. Ik heb liever dat jij haar hebt dan iemand die misschien overvloed had en niet goed voor haar zou zijn. Tenslotte bestaat het leven er niet uit hoeveel aardse goederen je hebt, maar hoe tevreden je bent met wat aan je wordt toebedeeld.” Dat is ook zo.

Ik zei: “Dank je, Charlie. Ik zal alles doen wat in mijn vermogen ligt.”

Aanhaling genomen uit de prediking:

  • Levensgeschiedenis   22 juli 1951

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
English (Engels)