21 november

Dag 326

Die de valse ijdelheden onderhouden, verlaten hun weldadigheid.

---o--O--o---

Laten we eens naar Jona kijken in de maag van de walvis. Als iemand symptomen had, dan was Jona het wel. Wel, als hij deze kant op keek, dan was het de maag van een walvis. Als hij achterom keek, was het de maag van een walvis. Waar hij ook heen keek, het was walvismaag. Er zat zeewier om zijn nek en hij lag in halfverteerd voedsel in de walvismaag. Wel, geen wonder dat hij een goed geval was wat symptomen aangaat.

Hij was een heel wat ernstiger geval dan u vanavond zou kunnen zijn. Er is hier niemand in die toestand. Maar weet u wat Jona zei? Hij zei: “Het zijn leugensprekende ijdelheden. Ik zal geen enkele keer meer naar de walvismaag kijken, maar nog eenmaal, Here, zal ik opzien naar Uw heilige tempel.” Amen. Waarom?

Hij wist dat toen Salomo die tempel opdroeg, Salomo een gebed bad en toen zei: “Here, wanneer Uw volk ergens in moeilijkheden is en naar deze heilige plaats zal opzien en bidden, hoor dan vanuit de hemel.” En als u Jona teruggevallen zou willen noemen, met z’n handen achter hem vastgebonden, voeten vastgebonden, op een stormachtige zee, in de maag van een walvis, helemaal op de bodem van de oceaan… maar toch weigerde hij naar iets te kijken behalve de tempel, omdat er een gebed lag uitgesproken over die tempel.

Als Jona naar een tempel kon kijken die door mensen was gemaakt, en een dergelijk geloof kon hebben in deze omstandigheden, hoeveel te meer kunnen wij dan onder elke omstandigheid naar de hemel opzien, waar Christus is gezeten aan de rechterhand Gods, die op onze belijdenis bemiddelt met Zijn eigen bloed. Het hangt er vanaf waar u naar kijkt.

Weet u wat God deed? Hij moet daar een zuurstoftank in hebben geplaatst of zoiets. Hij hield die profeet gedurende drie dagen en nachten in leven, en nam hem mee op een reisje dwars door de oceaan naar Ninevé.

Ninevé was een grote stad met vele duizenden inwoners. Ze waren afgodenaanbidders en ze aanbaden goden, en hun voornaamste god was de god van de zee, de walvis. Ze waren allen vissers. Hier waren ze bezig hun netten binnen te trekken, net zo zondig als de Verenigde Staten nu zijn. En het eerste wat er gebeurde, weet u, daar kwam de walvis aan, (hij was een god voor hen), opende zijn mond, stak zijn tong uit en de profeet liep er vanaf als over een loopplank. Daar komt hun god aan en spuugt de profeet uit. Geen wonder dat God het op die manier moest doen. God weet wat Hij doet. Geen wonder dat ze zich bekeerden op de prediking van Jona. Waarom? De walvisgod had hem op de oever uitgespuugd.

De profeet liet regelrecht de walvismond uit en begon te prediken. Natuurlijk bekeerden zij zich. God doet dingen op bovennatuurlijke manieren, om Zijn wonderen te volvoeren.

Aanhaling genomen uit de prediking:

  • Eén groter dan Salomo is hier   25 juni 1958

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
English (Engels)