Ik ben het

Door William Marrion Branham

1 Dank u, meneer.

2 Goedenavond vrienden. U mag gaan zitten. Wij achten dit beslist een groot voorrecht om vanavond hier te zijn in de dienst van Christus. Wij willen u allen, fijne mensen, bedanken hier in Grand Prairie voor deze lieflijke tijd van gemeenschap. Wij zullen het nooit vergeten. Vertrouwend dat ik eens, als het Gods wil is, weer terug kan komen om met u te zijn, misschien voor een langer verblijf. Gewoon een soort van flitsbezoek waarvan onze broeder de informatie kreeg en zij het heel snel in orde maakten voor onze komst. Hij had geen tijd om het te adverteren.

3 En ik ben nogal ruw geweest om u boerenmensen zo laat in de avond op te houden, wetend dat uw ploegseizoen en dat soort dingen nu ophanden zijn. Dus het spijt me dat ik u ophield, maar ik hoop dat er iets gezegd of gedaan werd dat in eeuwigheid bij u zal blijven.

4 Ik wil zeker de herder bedanken, al deze fijne samenwerkende voorgangers die kwamen. Ik ben zo blij dat u, mensen, zulke voorgangers hebt, die herders zijn over de kudde van Christus. Nu, ik vertrouw dat de resultaten van de samenkomst u lang bij zullen blijven, dat u nooit het bezoek van onze Here zult vergeten.

5 Het speet mij dat ik zo vermoeid en uitgeput bij u kwam, maar zoals u weet was ik op weg voor een korte tijd van vissen en jagen met wat vrienden daar in Dawson Creek. En ik ben net zes maanden zonder ophouden op het veld geweest, dus ik ben werkelijk uitgeput. De samenkomsten zijn helemaal niet geweest wat ze hadden moeten zijn, want bij het eerste visioen of na twee is het al afgelopen met mij. En iedereen weet dat er in de normale samenkomsten soms dertig of veertig zijn op een avond. En dus is het... het is omdat ik zo vermoeid was, niet vanwege uw geloof.

6 En nog iets, ik denk dat wij een instructie-dienst hadden moeten hebben om het de mensen te laten weten. Voor velen van hen is het nieuw. Wanneer de Heilige Geest... Wanneer u bidt, bid en bedenk dan dat God klaarstaat om uw gebeden meteen te beantwoorden. En zodra het spreekt, sta dan op. Dat is snel, dat is... God wil dat u heel snel beweegt, zie, en er voor gaat staan.

7 U merkt op, vele keren, dat ik het visioen over iemand zie en dan spreek, en als zij er niet op reageren, dat het dan gelijk naar iemand anders beweegt, ziet u, en dan... Het is erg timide, de Heilige Geest. En het zal bewegen... Misschien dat daar een persoon zit met goed geloof, gelovend dat het hen een beetje zou helpen. Het zal hen niet genezen, maar het geeft hen vertrouwen te weten dat hun gebeden de Hogepriester aanraken. En soms missen zij het op die manier, doordat zij niet weten hoe zij er een houvast op kunnen krijgen. Het is iets nieuws.

8 En het is niet meer dan wat uw herder of iemand anders voor u zou bidden, omdat het tenslotte alleen maar het gebed des geloofs is dat de zieken redt. De voorganger heeft gewoon evenveel recht om voor u te bidden als wie anders ook. En als uw voorganger er niet is, een goede, geheiligde persoon in de buurt, iedereen, want "Belijdt elkander uw fouten en bidt voor elkander, opdat...", de Schrift, ik geloof in Jakobus, het vijfde hoofdstuk.

9 En het is geweldig geweest. Vaak vraag ik mij soms af hoe er zoveel dingen gebeuren, maar het is gewoon een eenvoudig gebed. Ik kom en bid voor iemand die misschien stervende is, sarcoma-kanker heeft of zoiets, die gewoon wordt opgegeten. Na een tijdje, verder langs de weg, iemand: "Herinnert u zich mij, broeder Branham? Ik was degene die zo-en-zo was." Tienduizenden over de hele wereld.

10 Dus, ziet u, het is gewoon simpel geloof; het is niet iets waartoe wij onszelf opwerken; het is gewoon iets wat wij geloven zoals een kind het zou geloven, net zoals wanneer u uw kleine meid zaterdag een nieuwe jurk belooft en de kleine jongen een overall. Zie? Zij verwachten dat. Gewoon eenvoudig kinderlijk geloof. Dat is alles wat God wil dat wij zijn, omdat wij hoe dan ook gewoon kinderen zijn.

     En dus zijn wij gelukkig om deze tijd van gemeenschap met u te hebben. Moge God u ook zegenen.

11 Ik ben zo dankbaar om deze lieflijke, kleine nieuwe kerk te zien. Het toont dat daar een bloeiende gemeente is die het aanpakt om een kerk als deze te bouwen in dit kleine stadje hier met zijn groeiende bevolking. Ik vertrouw dat God het uit zal breiden, zodat zij de eigendommen ernaast zullen moeten kopen en een groter gebouw zullen moeten bouwen, en er vele honderden mensen gered zullen worden.

12 God zegene de voorganger, en de diakenen, en de oudsten, en al de anderen die hier met ons verbonden zijn. Wij zijn niet verdeeld; wij zijn één lichaam. Wij geloven dat er één Christus is Die ons allen gered heeft. En dat is dus hoe wij erin staan.

13 En nu, ik zal misschien spoedig weer in vreemde landen zijn. En nu, hier in Amerika kunt u gewoon uitgaan, prediken en misschien handen op de zieken leggen. Dat is in orde, dat wordt geaccepteerd. Maar niet als u in het strijdveld bent. Daar staat u voor duivels, ik bedoel uitdagende duivels, toverdokters en o, wat zij "heilige mannen" noemen en van alles, die niet bang zijn om uit te dagen. Maar dit zeg ik, en God is mijn Rechter, dat ik nooit één ding zag gebeuren of God triomfeerde erover met een grote overwinning zoals dat, elke keer, altijd.

14 Wij hebben lectuur, maar ik dacht er niet aan om het mee te nemen. Als u er wat van wilt of wat dan ook, schrijf gewoon naar ons in Indiana, Jeffersonville, Indiana; wij zullen het graag sturen. En als u ooit een gebedsdoekje nodig hebt en in uw Bijbel wilt meenemen, wel, schrijf mij gewoon, gewoon naar Jeffersonville, Indiana. Wij sturen het u gratis. Geen kosten of niets, wij vragen nergens geld voor. Alles is gratis. Jezus zei: "Zo vrijelijk als u het ontvangt, geef het vrijelijk." Dus wij... Geen kosten op enige...

15 Wij hebben boeken, maar die zijn niet van mij. Het zijn boeken die andere mannen schreven over de bediening. Dus moeten wij ze kopen, en we krijgen er veertig procent korting op. Dan moeten wij ze vervoeren naar de samenkomsten, en wij leggen ze altijd in de samenkomsten neer en nemen iemand om ze te verkopen. Wij geven een stel jonge kerels die met ons meegaan vijftig dollar per week om de boeken te verkopen aan het begin van de samenkomst, aan het eind van de samenkomst; wij zullen ze niet op zondag verkopen. En dan hebben wij orders gegeven om, ongeacht wie het is, als de persoon langskomt en een boek wil en er het geld niet voor heeft, het hun hoe dan ook te geven, zie. En weiger nooit iemand, omdat het er niet om gaat om het boek te verkopen, het is altijd om de boodschap uit te brengen.

16 En iedereen weet, u broeders die de boeken verkoopt, dat het geen geld oplevert om boeken te verkopen, tenzij u... niets... Ze zullen zelfs niet kostendekkend zijn. Het zijn de liefdeoffers waarvan de boeken worden betaald, voor de mensen die...

17 Soms als ik een grote campagne verlaat, geeft men mij een liefde-offer. En als ik dat doe, dan neem ik het mee naar mijn gemeente, geef het aan de gemeente, en dan wordt het gebruikt voor buitenlandse zending. Buiten dat geven zij mij genoeg geld om van te leven: honderd dollar per week voor mijn gezin, huis, auto, onkosten en telefoon, en die dingen. Natuurlijk is dat niet voor de andere telefoonkosten; die bedragen honderden dollars per maand, die telefoongesprekken. En ik heb de tijd meegemaakt dat alleen al de langeafstand telefoonoproepen, dat er gemiddeld vierenzestig langeafstand telefoonoproepen waren per uur. Dus kunt u zich voorstellen wat het is.

18 Het is niet alleen maar één kleine plaats; het is helemaal rond de wereld zie. En mensen liggen daar maanden te wachten, honderden nu op de wachtlijst, op slechts een paar minuten; ze komen van Afrika, India, Azië, van overal, om naar deze privégesprekken te komen. Nu, dat is waar u voor God staat en wacht totdat Hij spreekt en precies vertelt wat er gedaan moet worden. En niet eenmaal heeft Hij ons in de steek gelaten. Dus zijn wij God daar dankbaar voor.

19 Nu, ik ga als volgende naar Dawson Creek, en wij nodigen u daar uit. Broeder Sothmann kwam mij een paar minuten geleden opzoeken, hij en mijn zoon, terwijl ik in de kamer aan het bidden was voor de samenkomst van vanavond, en hij zei dat ze een ontbijt zouden hebben, geloof ik, op zaterdagochtend, dat is goed. En wij zullen blij zijn als u komt om het ontbijt en de samenkomst bij te wonen. En bid dan voor mij.

20 Ik zou u deze ene gunst willen vragen voordat ik naar de Schrift ga. U weet dat als de winden heet waaien en alles tegenzit en overal toverdokters zijn en duivelskrachten die je aan elke kant uitdagen, dan vraag ik mij af of ik daarginds gewoon op u hier in Grand Prairie kan vertrouwen, dat u elke dag even ergens op de dag een klein gebed voor mij fluistert? Wilt u dat doen? Wilt u mij beloven dat te doen? Dank u. Dank u. Ik zal mij u altijd herinneren.

21 Elke keer als ik langskom zal ik proberen te stoppen om u te zien, op de heen- en op de terugweg. En als ik u niet meer zie tot wij de rivier oversteken, dan zal ik u daar aan de andere kant zien, waar... En onthoudt, hetzelfde Evangelie waarover ik vanavond onderwijs, daarmee zal ik in mijn hand staan aan de andere kant en zeggen: "Het was waar." En ik ben er zeker van dat onze Here dat zal betuigen, dat het waar is. Niet alleen zal Hij dat dán doen, maar Hij doet het nu. Hij doet het nu, dat is waar.

22 Ik waardeer u zeker en heb u lief met warme christelijke liefde. Als ik op welke tijd ook iets voor u kan betekenen, bel mij of schrijf mij. Ik zal alles doen wat in mijn macht ligt om u te helpen en het leven een beetje makkelijker voor u te maken, en de ruwe plaatsen een beetje zachter. Elke keer dat ik voor u kan bidden of iets voor u kan doen, laat het mij weten.

23 Zullen wij een ogenblik ons hoofd buigen, als wij tot de Auteur van dit Woord spreken.

24 Here, de God van de schepping van hemelen en aarde, Die alle dingen gemaakt heeft door Christus, onze Here, Die Hem gezonden heeft om de verzoening van onze zonden te zijn, en Die ons Zijn Woord heeft gegeven, dat het water van afscheiding is... gewassen door het water, door het Woord van afscheiding, zodat wij door geloof, door het te geloven, afgescheiden worden van onze zonden; eruit geroepen, apart gezet, verordineerd tot het Evangelie van de Here Jezus, het goede nieuws, dat helemaal vanaf de preekstoel, Here, naar de kleine huisvrouw gaat, die kon getuigen en vertellen over de goedheid van onze gezegende Redder.

     Wij buigen gewoon nederig onze hoofden in nederigheid, Here, en danken U, om te weten dat wij eens vervreemd waren van God, zonder hoop, zonder Christus, zonder God. En terwijl wij nog zondaren waren, stierf Christus in onze plaats om ons terug te verzoenen tot de grote familie van God. Dus wij zouden niet in staat kunnen zijn, Here, om ooit door menselijke spraak de aanbidding van ons hart uit te drukken voor Uw goedheid en genade voor ons. Maar, Vader, ontvang op onze eenvoudige, nederige, en kinderlijke wijze, onze dankzegging, Here God.

25 Nu bid ik, Vader, eerst voor Uw predikers hier, mijn broeders. O God, ik ben zo blij om gemeenschap met hen te hebben. Er staat ergens in de Bijbel hoe lieflijk het is als broeders samen wonen in eenheid! Het is als de zalfolie op Aärons baard die neerdaalde tot op de zoom van zijn kleed. Hoe danken wij U daarvoor, Here, voor broeders met hetzelfde dierbare geloof, die in God geloven. Wij danken U voor hun gemeenten. En ik bid, God, dat U hun inspanningen zult zegenen, waar zij ook zijn. En mogen de samenkomsten groeien en de genade van God met hen zijn, Here. Mogen tekenen en wonderen hun bediening vergezellen, Here, die deze natie met de kracht van God zullen schudden. Sta het toe, Here.

26 Zendt ons mannen uit deze wildernis zoals Johannes de Doper, die ferm naar voren kwam en het uitbazuinde, die profeet die sprak over een Messias die kwam met Zijn wan in Zijn hand, die Zijn dorsvloeren grondig zou doorzuiveren en het kaf zou verbranden met onuitblusselijk vuur.

27 Nu, Vader God, zegen dit gehoor vanavond. Hier zitten moeders met hun kleine baby's. En ik zie vaders en moeders naast elkaar zitten, en zieke mensen, en nooddruftigen. Ik bid, God, dat de Engel van genade Zich hier vanavond overheen zal uitbreiden.

28 Moge er geen zwak persoon in ons midden zijn als deze dienst is afgelopen. Mogen wij vanavond naar onze huizen gaan, ons verheugend en zeggend: "Waren onze harten niet brandende in ons toen Hij tot ons sprak langs de weg?" Sta het toe, Here. Want wij weten dat U Dezelfde blijft, gisteren, vandaag en in eeuwigheid.

29 Zegen deze mensen, Vader, en mocht het gebeuren dat enigen van ons de rivier oversteken voordat wij elkaar weerzien, God, sta toe dat wij hen allen opnieuw zullen ontmoeten daarginds in het grote hiernamaals. En daar zullen wij voor eeuwig gemeenschap hebben.

30 Wat zou ik graag met elk van deze mannen en vrouwen naar huis gaan; hun huizen bezoeken, het zou een zegen voor mij zijn, Here, om gewoon te gaan zitten en een Schriftgedeelte te lezen en aan hun tafel neer te knielen en te bidden. Hoe genadig zou het zijn. Maar Vader, de dag is vergevorderd, de zon gaat onder, de eeuwigheid breekt aan. O, wij moeten strijden zolang als wij kunnen. God, als ik er in deze wereld nooit toe kom om het te doen, moge ik in staat zijn het in de toekomende wereld te doen.

31 Geef ons van Uw genade. Moge de Heilige Geest vanavond tot ons spreken door het geschreven Woord. Sluit onze mond voor alles wat verkeerd zou zijn, en open onze harten wijd om het te ontvangen. Moge het zaad in goede grond vallen die honderdvoudig voort zal brengen voor de heerlijkheid van God. Wij vragen het in de Naam van Zijn geliefde Kind, de Here Jezus Christus, onze Redder. Amen.

32 Ik wil vanavond gewoon naar een Schriftgedeelte verwijzen. En het speet mij dat ik u gisteravond tot laat hield. Ik was aan het praten en u... Ik praat gewoon teveel. Dus ik... [Een broeder zegt: "We waren er blij mee." – Vert] Dank u, meneer. Dat is heel erg aardig van u, veel genade, broeder. Ik dank u daarvoor, dat is erg aardig. Het maakt dat ik mij goed voel om te weten dat je je best hebt gedaan en dat het wordt gewaardeerd. U weet wat ik bedoel.

33 Nu, wat is de reden dat ik hier ben? Proberen u te helpen, proberen het leven een beetje zachter voor u te maken. En wat voor goed zou het doen als ik hier zou komen als een bedrieger of een huichelaar? Ik ben niet betaald om te komen. Ik vraag niet om geld. Het is ook niet voor populariteit. Ik mijd dat, zie.

34 Dus een man die probeert populair te zijn kan niet in orde zijn met God. Dus dat is het niet; het is omdat ik in mijn hart van u houd. Ik ben vermoeid en uitgeput, ik ben me aan het klaarmaken om een week of twee wat rust te gaan nemen, voordat ik weer met de diensten begin. Maar mijn liefde was dat ik u gewoon niet voorbij kon gaan zonder hier te stoppen om "Hoe gaat het met u?" te zeggen en een kleine samenkomst te hebben en een korte tijd omgang met u te hebben.

35 Dus onthoud dat dit is wat ik u vertel, dat uw Here en mijn Here niet dood is. Hij is opgestaan van de dood en Hij is met ons. Hij... wij zijn Zijn kinderen.

36 Nu, wat genezing betreft, als u zich alleen maar het geloof toeëigent en zegt: "Nu, als Hij hier is, dan is Zijn houding jegens één ook zijn houding jegens allen."

37 Nu, misschien zal iemand gewoon een beetje groot geloof hebben, dat boven het uwe kan uitreiken en Hem kan aanraken en een visioen over hen kan neerbrengen. Dat betekent niet dat die persoon de enige is die kan worden genezen. Nee. U hebt... Gods houding is precies gelijk voor u.

38 Maar u kunt dat gewoon niet verdragen; het scheurt u gewoon in stukken. Hoeveel begrijpen dat? Steek gewoon uw hand op. Jezus zei (neem me niet kwalijk), Jezus zei, toen één vrouw Zijn kleed aanraakte, Hij zei: "Ik bemerk dat Ik zwak werd, dat er deugd van Mij is uitgegaan."

39 Dus u kunt zich indenken... Luister mijn broeder, zuster, dit zou onze laatste samenkomst kunnen zijn. Niemand, er is niemand in deze wereld die ooit zal weten waar ik doorheen ben gegaan. Dat is waar. U kunt het niet uitleggen. Je kunt God niet uitleggen. En je zit in de samenkomst, niet hier, maar vele malen praat je een paar minuten om het uit te vinden: hier zitten critici; hier is een twijfelaar; hier is een bijgelovige; hier zit één, een door de duivel bezeten persoon daar. En dat alles. Je voelt dat als een adem tegen je opkomen.

40 En dan moet je... zie, daar zit een goddelijke heilige die God probeert te vinden; hier zit een ander die zich verwondert en twijfelt; hier is een stervende kleine baby; hier zit iemand die scheel is; hier zit een papa met kanker. God doet... En dat dan allemaal bij duizenden die je tegelijkertijd ontmoeten. U beseft niet hoe het je in stukken scheurt, zie.

41 En daar... en bedenk slechts dat Satan wacht op één klein verkeerd woord ergens. Dat is alles. Zie? En wetend dat u een mens bent, moet u volledig vertrouwen op Jezus Christus, gewoon uw leven volledig aan Hem overgeven.

42 Nu, in de Schrift van Mattheüs, het veertiende hoofdstuk en het zevenentwintigste vers, lezen wij dit:

     Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Weest goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.

43 Nu, ik wil dat nemen als tekst: "Ik ben het." "Ik ben het", drie woorden.

44 En nu, ik wil dat wij vanavond, als wij kunnen opschieten, een getuigenisdienst bijwonen. Houdt u van getuigenissen? Dat doen wij allen. En had u niet graag in de dagen van de apostelen geleefd willen hebben en ergens op een houtblok aan de oever van het meer gaan zitten en deze apostelen horen getuigen? Hoeveel zouden dat graag gehoord hebben? Gewoon hen samen gehoord hebben, degenen die met Jezus wandelden?

45 En als zij met Hem wandelden en Hem kenden, zouden zij zeker weten hoe zij over Hem konden getuigen. Gelooft u dat niet? Zeker. Dan wisten zij hoe Zijn leven was, zij wisten wat Hij was. En bedenk nu dat zij geen engelen waren, zij waren mannen die hun ups en downs hadden, net als wij.

46 Veel mensen denken dat als een bediening bovennatuurlijk wordt... dan denken ze dat die persoon een mantelgewaad behoort te dragen, en 'raak mij niet aan', en u weet wel. Als iemand zich zo gedraagt, proberen zij iets te zijn wat zij niet zijn. God gebruikt mannen, slechts gewone mannen.

47 Als u zo iemand ziet, is het voor mij een gesteven overhemd, zie, iemand die iets probeert te zijn wat ze niet zijn: "Heiliger dan gij, raak mij niet aan. Ik..." Dat... O, God kan dat niet gebruiken; u weet dat.

48 Dus wij zijn... God... Ik wil dit ene zeggen: enige van de fijnste oude harten die ik ooit een hand gaf, klopten onder een oud, blauw gelapt overhemd. Dat is juist. Een echt paar staalgrijze ogen kijken je in de ogen en zeggen: "Prediker, ik geloof het." Broeder, daar kun je op vertrouwen. Teken het op. Eelt van de handvatten van een ploeg, of zoiets, dat is juist. U hoeft geen smoking aan te hebben en uw boord omgekeerd om een Christus-vrezende Christen te zijn. Nee. Het is niet wat u draagt; het is wat u van binnen bent, wat u maakt; niet hoe knap u bent, maar hoeveel u aan de binnenkant bent. Aan niemand van ons is er ook maar iets goeds. Als er iets goeds bij ons is, dan is het: "Er is maar Eén goed en dat is God", zei Christus.

49 Maar ik zou graag naar een getuigenisdienst gaan en gewoon plaatsnemen en gaan zitten en de apostelen horen getuigen. O, ik heb altijd gedacht dat ik dat graag zou doen. Ik heb altijd gedacht dat ik zo graag Jezus had willen horen, toen Hij zei... Zijn liefhebbende armen uitstrekte en zei: "Komt tot Mij, allen die belast en beladen zijn en Ik zal u rust geven."

50 O, weet u, zij hebben zo... Zij beweren dat als een stem ooit sprak (u weet het beter dan ik), een stem nooit sterft. Het leeft voort, zoals radium, het gaat door en door en door, zoals een steentje dat in het water wordt gegooid. De golfjes dragen het kilometers ver door en door, vibraties, tot je ze met je natuurlijke oog niet meer kunt zien, maar ze gaan door en door. En uw lucht, wanneer u spreekt, daar krijgt u die luchtgolf op elektronica en op de radio, het gaat door, het sterft nooit.

51 Ik zou graag... ik dacht eraan dat ik graag zou blijven leven tot de wetenschap misschien Zijn stem zou kunnen oppikken. Zij beweren dat zij op een dag, als zij door blijven gaan, misschien in staat zullen zijn om het te doen, Zijn letterlijke stem op te pakken, waar Hij zei: "Kom tot Mij, allen die belast en beladen zijn en Ik zal u rust geven."

52 Wel, ik zal waarschijnlijk niet tot die dag kunnen leven. Eerlijk gezegd denk ik niet dat de wereld zo lang zal standhouden. Wij zijn zo dichtbij de eindtijd. Maar ik zou graag bij u willen zijn om een poosje over deze dingen tot u te prediken. Maar ik heb geprobeerd om onze kleine boodschappen gewoon eenvoudig in een toneel te verwerken, omdat ik vermoeid ben, en opdat u het dan beter zou begrijpen.

53 Maar ik zal misschien niet lang genoeg leven om dat te horen, maar er is één ding wat ik wil horen en ik geloof dat ik het zal horen: "Het was goed gedaan, Mijn goede en getrouwe dienstknecht. Ga in, in de vreugde des Heren." Dat is wat ik op een dag verwacht te horen. Ik ben er zeker dat Hij mij niet teleur zal stellen.

54 En als ik... Als Hij mij aan het einde van de weg verwerpt, dan zal ik nog steeds van Hem houden. Als Hij mij naar de hel zendt en ik in de hel nog steeds lief kan hebben, zal ik Hem hoe dan ook liefhebben. Zie? Omdat ik verdiende verworpen te worden vanaf het begin. Zie, en als ik tienduizend levens had om te leven en er daarna niets meer was... als er geen God was, geen Christus, dan zou ik nog steeds deze christelijke levensweg nemen, hoe dan ook. Om mannen en vrouwen te hebben waarmee ik kan omgaan; het maakt het leven zo verschillend, zie, als je gewoon een Christen bent.

55 Nu, laten wij inbreken in deze getuigenisdienst en luisteren naar de getuigenissen van de discipelen.

56 Het moet ongeveer bij zonsondergang zijn geweest, rond deze tijd van de avond, toen de grote visser met zijn gespierde rug de boot van de kust begon te duwen. En ik kan hem nog net zien als hij het scheepje neemt, en zijn grote gespierde rug die duwt en de boot afduwt, en hoe de boot van de kust komt en hij hem in het water krijgt, in het blauwe Galilea... En dan klimt hij over de zittingen en neemt plaats naast zijn broer Andreas. En de kleine roeispanen beginnen het water in te gaan, en ze duiken even onder, en dan wuiven zij tot ziens naar degenen aan de kust, omdat zij die middag een geweldige samenkomst hadden gehad, en zij vertrokken, en de mensen hielden van hen.

57 Er is iets met de liefde van God in onze harten, dat het ons gewoon doodt als wij uit elkaar moeten gaan. En als een waarachtige groep Christenen samenkomt, en wanneer zij elkaar dan moeten verlaten na de dienst... ik heb ze gewoon zien staan en elkaar zien omhelzen en huilen. Zie? Ik denk aan Paulus die neerknielde aan de kust, bad en zei: "Ik weet dat u mijn aangezicht niet meer zult zien." En hoe het is om uit elkaar te gaan...

     Wij zongen gewoonlijk een lied in de oude Baptistenkerk in het zuiden:

Gezegend zij de band die onze harten
Verbindt in Christelijke liefde;
De gemeenschap van verwante zielen
Is zoals die daarboven.

Als wij uiteen moeten gaan
Dan geeft het ons van binnen pijn;
Maar wij zullen steeds verenigd zijn van hart,
En hopen elkander opnieuw te ontmoeten.

58 Het moet datzelfde gevoel zijn geweest toen dat scheepje wegvoer door het water. En zij zwaaiden gedag en zeiden allemaal: "Kom terug. Kom weer bij ons terug, broeders." Om die mensen op het strand te zien en hen de tranen uit hun ogen te zien vegen terwijl ze naar hen zwaaiden: "Kom terug om weer bij ons te zijn", terwijl het scheepje verder door het water voer.

59 En na een poosje raakte het uit zicht. Zij konden niets meer zien omdat de duisternis inzette. En zij waren aan het roeien... In die dagen roeiden zij met riemen, twee mannen op een plaats. En zij namen deze riemen en hielden de juiste maat, en zo trokken zij de scheepjes voort. En als dan de wind opkwam hesen zij een klein zeil en hielpen zij zich vooruit.

60 En zij staken het meer van Galilea over. En toen het tijd werd voor een kleine rustpauze... En wij zullen geloven dat het de jonge Johannes moet zijn geweest, hij was de jongste onder hen en... en een tamelijk enthousiaste kleine discipel. En toen zij dus hun riemen uit het water trokken, moet iemand hebben gezegd: "Broeders, laten we een kleine pauze nemen en een paar minuten rusten, en laten we een kleine getuigenisdienst hebben." En dat is degene waar wij in willen breken.

61 De jonge Johannes moet hebben gezegd: "Wel, vandaag is de dag geweest die het voor altijd voor mij heeft vastgesteld. Ik ben een gelovige geweest sinds ik een baby was. Ik kan mij herinneren dat mijn dierbare moeder mij die Bijbelverhalen voorlas en hoe zij mij vertelde dat ons volk, toen het overstak vanuit de landstreken van Egypte, naar dit land werd gebracht, dat wij door God geërfd hebben. Zij vertelde mij verhalen over hoe groot God was en hoe Hij voor Zijn volk zorgde."

62 "En hoe ik daar dan lag en opkeek naar haar lieve gezicht en dat zij dan tegen mij zei: 'Johannes, helemaal voorbij de sterren daar is er een grote God Die van Zijn volk houdt. Vergeet het niet, mijn zoon.' En dan vertelde zij mij dat toen God, Jehova, Zijn kinderen uit Egypte had geroepen, Hij voorzag voor diegenen die een stap zetten om naar Zijn geboden te wandelen. En zij volgden Jehova uit Egypte, en zij kwamen in de woestijn en hun brood raakte op. Zij hadden geen brood meer om te eten. En Jehova bracht brood neer uit de lucht en legde het op de grond. En de volgende morgen was het enige wat zij hoefden te doen het op te rapen en het brood te eten."

63 "En dan zei ik tegen mijn moeder:", zei hij misschien, "'Mammie, misschien heeft God een heleboel ovens daarboven in de hemel en moeten een heleboel engelen overwerken, en dan bakken zij al dit brood, en dan nemen de engelen grote manden, rennen naar beneden en leggen het allemaal neer rondom het kamp.'"

64 "Ze zei: 'Nee, zoon. Je bent te jong om het te begrijpen, maar zie je, zoon, Jehova is een Schepper. Hij schiep dat brood gewoon. Hij hoeft geen ovens te hebben om het te bakken, Hij schiep dat brood gewoon en het viel op de grond.'"

65 En o, misschien zei Johannes: "Dat bleef altijd in mijn hart, hoe dat kon dat Jehova brood kon scheppen en het gekookt en al neer kon zenden naar de aarde. Broeders, ik wil hier vanavond op deze boot in dit getuigenis mijn belijdenis doen, dat ik weet dat wij niet een of andere valse profeet volgen; wij volgen niet een of andere bedrieger. Want toen ik Hem vandaag die broodjes zag nemen, vijf broden en twee visjes, en dat brood zag breken om vijfduizend mensen te voeden, wist ik dat dat God was."

66 "Dat maakte het voor mij vast, omdat Hij de werken van God deed. Herinneren jullie je, broeders, dat Hij eens tegen ons zei: 'Als ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet'? Maar wat deed Hij, broeders?"

67 Ik wil deze samenkomst vragen: welk soort atoom liet Hij los? Hij nam deze broodjes en brak er vijf van en voedde vijfduizend mensen. Niet verbouwd graan en... Hij doet het allemaal, zeker, maar Hij ging alle regels van de natuur voorbij. Niet alleen deed Hij daar graan groeien, Hij liet brood groeien, niet alleen brood, maar gebakken brood, reeds toebereid en klaar om te eten. Dat is onze God.

68 Vissen, wel, Hij plaatste elke vis in het water. Maar Hij nam deze vissen en brak ze. Hij wekte niet gewoon een andere vis op uit het water, maar brak een vis en ging terug en nam... Een ander stuk groeide eraan terwijl Hij die ene brak, een gebakken vis, reeds toebereid, door het korenmeel gehaald en gebakken, en klaar om te eten. Hoe deed Hij het? Welk soort atoom zou de wetenschap tegenwoordig zeggen dat Hij daar losliet?

69 En ik kan Johannes horen zeggen: "Broeders, het was zo verbazingwekkend voor mij, dat ik achter de rots klom en keek om te zien waar Hij was, om te zien waar Hij het vandaan kreeg. Maar Hij nam gewoon het brood en hield het naar voren, brak er een stuk af en legde het in Andreas' mand, en reikte terug en daar was een ander stuk klaar wanneer Hij Zijn hand ernaar uitstrekte. Dus dat bewijst het voor mij dat Hij God is. Hij is Jehova."

70 "Alleen Jehova van het Oude Testament kon hier brood scheppen om hongerige mensen te voeden. En hier is deze Jehova gemanifesteerd. En ik weet dat dat de Zoon van God is, dat Hij dat alleen maar zou kunnen zijn. Hij is ergens met God verbonden, omdat Hij dezelfde dingen doet die God deed."

71 Het moet Simon Petrus zijn geweest die rond die tijd zei: "Dat is een goed getuigenis, Johannes. Mag ik nu mijn getuigenis geven? Jullie weten, broeders, dat ik een visser was. Vóór mij was mijn vader een visser. En mijn vader was een goddelijke oude Farizeeër. En herinneren jullie je, dat hij heel veel tijd in de kerk verbleef, en wij visten bij de rivier, hier bij het meer."

72 "En mijn moeder en... hoe ik haar en papa 's morgens Andreas en mij zag meenemen, wanneer wij op weg gingen om de vis te krijgen en rond de tafel knielden. En hoe ik papa omhoog zag kijken en zeggen: 'Jehova, ik heb vandaag vis voor de markt nodig om mijn kleine kinderen te voeden. Wilt U mij vandaag helpen om een goede vangst te vangen?'"

73 "Hoe wij, wanneer wij de vis hadden gevangen en aan land kwamen, hoe Andreas en ik, en papa, aan de zijkant van de boot neerknielden en God dankten voor de vissen, voordat wij ze naar de markt brachten." O, wij hebben meer van zulke vaders en moeders nodig. Voed een kind op op de wijze die het moet gaan.

74 "Op een dag, herinner ik mij," zo zou hij gezegd kunnen hebben, "dat wij die dag een grote vangst hadden, o, een geweldige vangst. En wij trokken ons bootje op de kant en ik sprong aan land en bond de boot vast, en hielp mee om de vis in de manden te doen."

75 "En nadat wij gebeden hadden, kan ik mijn vader de grijze haren van zijn gezicht naar achteren zien strijken, zijn arm om mij heenslaan, mij op de boot zetten en zeggen: 'Simon, mijn kleine jongen, ik heb je opgevoed om God te dienen naar mijn beste weten.' En hij zei: 'Simon, zoals alle ware gelovigen heb ik uitgezien naar de dag dat de Messias zou komen. Ik dacht dat ik Hem in mijn dag zou zien. Maar, Simon, ik word nu oud en mijn dagen zijn geteld; mijn stappen worden korter; ik zal Hem misschien niet zien. Maar Simon, mijn zoon, jij bent de jongere, dus misschien zul jij de Messias zien waar wij al deze jaren naar hebben uitgezien, de Hoop van Israël.'"

76 "'Simon, voordat Hij komt, zullen er gedurende het tijdperk vele dingen oprijzen, en dat zij zullen zeggen dat zij messiassen zijn en al dit soort dingen. En tegen de tijd van Zijn komst zullen er allerlei dingen oprijzen. Maar Simon, de kerken zijn door veel nijd afgedwaald en... maar ik wil je vertellen, mijn zoon, vergeet niet te geloven wat Mozes gezegd heeft, onze profeten, dat wanneer deze Messias komt... Mozes vertelde ons, dat de Here, onze God, een Profeet zou opwekken zoals Mozes. En Hij zou Degene zijn waar wij naartoe moeten gaan.'"

77 "'En Simon, wat je ook doet, onthoud altijd, ongeacht hoe goed iets eruitziet, onthoud dat de Messias een Profeet zal zijn; want het is overeenkomstig de Schriften. Word niet meegesleept, Simon, door dwaze dingen en vreemde leerstellingen, maar blijf bij de Schriften, mijn zoon. Want Mozes, onze leider, waarvan wij weten dat God Mozes zond... en Mozes zei dat de Messias een Profeet zal zijn. En het teken van de Messias nu... Wij hebben honderden jaren geen profeet gehad, maar op een dag zal er Eén op het toneel komen, Die een Profeet zal zijn, en dat zal de Messias zijn, omdat wij op die dag wachten.'"

78 En misschien zei hij: "En broeders...", sloeg zijn armen om Andreas heen en zei: "Andreas, herinner jij je nog dat jij ging om Johannes te horen prediken, die sprak over een Messias? Wel, ik dacht dat het een van deze dwalingen was die zij allemaal hebben, van dit en van dat, en ik schonk niet veel aandacht aan jou, Andreas."

79 "Maar op een dag, toen je mij uiteindelijk overgehaald had om deze Kerel te gaan zien Die was geïntroduceerd als de Messias, en toen ik er heenging om Hem te zien, broeders, toen ik erheen liep en deze Man in het oog kreeg... en terwijl we de heuvel opgingen zei Andreas: 'Dat is Hem. Zie je die Ene?'

     'Wel, Hij ziet er niet anders uit dan welke andere man ook', zei ik tegen Andreas."

80 "Maar hij zei: 'Even een ogenblikje, laten wij door de menigte gaan. Hij zal over een ogenblik gaan spreken en iedereen zal ademloos zijn terwijl Hij spreekt.' En wij bewogen ons door de menigte. En Andreas had Johannes Hem zien introduceren. En toen ging ik er dus naartoe en ik dacht: 'Ik zal gaan zien, een goed zicht op Hem te krijgen, en ik zal gaan horen wat Hij zegt, om te zien of Hij bij de Schrift blijft.'"

81 "Dus ik ging er die dag dicht naartoe. Toen Hij klaar was om te spreken, dacht ik: 'Nu, ik zal gewoon zien waarover Andreas gesproken heeft.' En toen Hij... voordat Hij Zijn mond opende om iets te zeggen, richtte Hij Zijn ogen op mij, en Hij keek mij aan en zei: 'Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas.' O broeders, dat bevestigde het voor mij."

82 "Niet alleen wist Hij wie ik was, Hij kende die goddelijke oude papa van mij, die mij had gewaarschuwd en mij verteld had wat de Messias zou zijn. Daarom wist ik dat dat Gods Profeet was, de Messias Die was opgestaan. Dat voltooide het getuigenis voor mij."

83 Het moet op die tijd Filippus zijn geweest die opstond en zei: "Nu, broer Nathanaël, ik ga dit nu over ons vertellen in deze getuigenisdienst hier op de oceaan." Had u daar niet graag bij staan luisteren, zittend op het geitouw van de boot, om naar hen te luisteren?

84 En Filippus zou gezegd kunnen hebben: "Wel, ik stond daar, Simon, toen ik Hem dat zag doen, of Hem hoorde. En ik zag de uitdrukking op je gezicht. Je viel gewoon regelrecht aan Zijn voeten. En ik dacht: 'Zeker, die grote, zware man Simon, liet gewoon zijn schouders zakken.' En Hij vertelde je dat jouw naam hierna een 'kleine steen' zou zijn."

85 "En ik wist dat dat een goede passende naam voor je zou zijn, omdat je solide was. Als je iets geloofde, geloofde je het. En toen dacht ik: 'Hoe kon Hij dat ooit weten?' Dus ging ik ook de Schriften lezen. Dus, ik kende mijn goede vriend die hier achterin de boot zit, Nathanaël, dus ging ik om de berg heen om hem te vinden."

86 "En ik vond hem biddend onder een boom. En toen hij klaar was met zijn gebed en opstond, zei ik: 'Kom, zie Wie wij hebben gevonden, Jezus, de Zoon van Jozef, dat is de Messias.'

     'O wel,' zei hij, 'zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?'

     En ik zei hem: 'Kom en zie.'"

87 "En je herinnert je ons gesprek onderweg. En zodra ik Nathanaël in de tegenwoordigheid van onze Here had gebracht, zei Hij: 'Zie een Israëliet in wie geen bedrog is.' En ik zal jullie vertellen, ik ga nu stoppen met mijn getuigenis. Nu, Nathanaël, maak jij het af."

88 "Wel," zei Nathanaël, "ik... alle twijfel was uit mij weggenomen. Maar ik was verbaasd, zodra ik de Man zag, de eerste keer dat ik Hem ooit zag, dat Hij mij vertelde dat ik een Israëliet was zonder bedrog. Hoe zou de Man mij ooit kennen, terwijl ik Hem nooit in mijn leven gezien heb tot ik nu naar Zijn samenkomst kom? En ik dacht dat ik het mij af zou vragen, en ik was zo enthousiast dat ik dacht: zou het nieuws waar kunnen zijn of was ik alleen maar een droom aan het dromen?"

89 "Dus ik zei: 'Rabbi,'" of Eerwaarde, Leraar, hoe u het maar wenst te noemen, "'van waar kende U mij ooit? Wel, U hebt mij nog nooit in Uw leven gezien. En hoe zou U weten dat ik een eerlijke, rechtvaardige man was, een zonder bedrog?'

     Hij zei: 'Wel, voor Filippus u riep, zag Ik u onder de boom.'"

90 "Broeders, toen wist ik dat dat de Profeet was waar wij al deze jaren naar hadden uitgekeken. En ik beleed Hem publiekelijk voor mijn priesters en al de anderen, wetend dat ik voor het zeggen van zoiets of door mijn standpunt in te nemen, zou worden geëxcommuniceerd van de kerk. Maar het maakte mij niet uit, ik wist dat de Schrift zei dat dit het soort Man zou zijn."

91 "Dus ik bleef bij wat de Schrift zei, omdat Mozes... ons werd onderwezen om Mozes en de profeten te geloven, en zij zeiden dat deze Messias een Profeet zou zijn, en wij hebben er honderden jaren niets van gezien, en hier was het precies bij ons. En ik weet dat de Man mij niet kende, dus dat maakte het voor mij vast."

92 En rond die tijd moet Andreas zijn opgestaan en gezegd hebben: "Broeders, ik zou graag nog iets willen zeggen. Herinneren jullie je de dag dat Hij zei dat Hij naar Jericho zou gaan?"

     "Ja."

93 "En Hij moest door Samaria gaan. En wij vroegen ons allen af: 'Waarom gaat Hij door Samaria, in plaats van naar beneden naar Jericho te gaan?' Maar Hij moest naar de Samaritanen gaan. En jullie weten dat wij geen enkele omgang met hen hebben."

94 "Maar Hij stopte. En wij dachten dat Hij Zijn gezicht misschien niet wilde vertonen in Samaria. Dus zat Hij bij de bron en Hij zond ons weg om wat voedsel te halen. En toen wij terugkwamen, herinneren jullie je wat wij zagen? Wij waren in verlegenheid gebracht. Onze Here sprak met een slecht bekendstaande vrouw, een mooie, jonge vrouw, maar zij was een slechte vrouw. Zij stond daarbuiten met het merkteken van een slechte vrouw, die op die tijd van de dag naar de bron kwam. En Hij sprak met haar. Herinneren jullie je wat Hij zei?"

95 "Hij zei... Wij verborgen ons achter de bosjes om te luisteren en te zien wat Hij zei, te zien wat onze Here zou zeggen tegen deze slecht bekendstaande vrouw. Hij zei: 'Vrouw, geef Mij te drinken.'

     Ze zei: 'Het is niet gebruikelijk dat U, Joden, ons Samaritanen zulke dingen vraagt. Wij hebben geen omgang met elkaar.'

     Hij zei: 'Maar als u wist tot Wie u sprak, zou u Mij om drinken vragen.'

     En ze zei: 'U hebt niets om mee te putten.'

     En onze Here zei: 'Ga, haal uw man en kom hier.'

     Ze zei: 'Ik heb geen man.'"

96 "Herinneren jullie je hoe wij ons voelden, broeders? O, o... Nu, Hij maakte een misstap. Hij maakte een vergissing. 'Ik heb geen man.' Toen hoorden wij Zijn Woorden: 'Terecht hebt gij dat gezegd, want u hebt vijf mannen gehad en degene met wie u nu leeft is niet uw man.' En herinneren jullie je wat die Samaritaanse vrouw van de stad Sichar daar toen zei?"

97 "'Meneer, ik bemerk dat Gij een profeet zijt. Nu, wij Samaritanen weten dat er een Gezalfde zal komen, genaamd de Christus, de Messias. En wanneer... Wij weten wat Zijn teken zal zijn. Dat zal Zijn teken zijn; Hij zal een Profeet zijn. Wanneer Hij komt zal Hij ons deze dingen tonen. Maar Wie zijt Gij? U moet een van Zijn dienstknechten zijn.'

     Hij zei: 'Ik ben het.'"

98 "O, wat zagen wij de uitdrukking op het gezicht van die vrouw, toen zij haar wateremmer neerzette en naar de stad rende en begon te schreeuwen: 'Kom en zie een Man Die mij alle dingen van mijn leven vertelde.'"

99 Nu, Hij vertelde haar nooit alle dingen. Hij... Zij was gewoon zo gelukkig. Hij vertelde haar alleen dat ene ding, maar als Hij dat ene ding wist, wist Hij alle dingen. Zie? "Kom, zie een Man Die mij de dingen in mijn leven vertelde. Is dat niet het waarachtige teken van de Messias? En Hij zit precies daarbuiten bij de bron."

     En zij brachten de mensen erheen. En de Bijbel zei dat de hele stad in Jezus geloofde vanwege datgene wat Hij die vrouw verteld had.

100 Het moet Mattheüs, de schrijver, zijn geweest, die dit getuigenis opschreef, zodat ik het u vanavond kon voorlezen. Hij zei: "Kan ik als volgende spreken, broeders?"

     "O, ja, Mattheüs. Ga je gang, spreek."

101 "Herinneren jullie je die morgen dat wij naar Jericho gingen? En Rebekka, onze zuster, daar in Jericho, zij was de vrouw van Zacheüs. En hij was een zakenman, een belastinginner in de stad, en hij was een rijke man. En jullie weten dat Rebekka in onze Heer geloofde."

102 "En zij had gebeden, en zij had gebeden dat haar man een Christen zou worden. Maar natuurlijk was hij een van de grote betalers in de kerk, en hij speelde golf met de priesters," weet u, u begrijpt wat ik bedoel, "hij had zijn sociale bezigheden, ze gingen allemaal samen uit en hadden hun geweldige tijden samen. Dus het was moeilijk voor hem om zich terug te trekken uit zijn lidmaatschap. En daarom... jullie weten dat zij... dat iedereen die onze Here volgt, nu direct wordt geëxcommuniceerd uit de kerken, zie. Zij hebben niets met hen te maken. En dus vroeg onze zuster Rebekka ons om voor Zacheüs, haar man, te bidden, dat hij onze Here zou aannemen."

103 "En herinneren jullie je toen wij op de hoek stonden en Zacheüs vroegen: 'Zacheüs, u bent een Bijbellezer, wat zoekt gij? Wat zegt gij van de Messias? Rebekka's getuigenis is waar. Hij is de Profeet die de Here, onze God, zou doen opstaan in deze dagen.'"

104 "'O, maar rabbi Lavinsky zegt mij dat hij een valse profeet is. Hij is een Beëlzebul. Hij is bezeten met een waarzeggende geest. Ik ga het niet geloven.' Loopt weg."

105 "En herinneren jullie je Rebekka's getuigenis die dag? Hoe zij... ze zei dat toen Zacheüs die morgen vroeg opstond... en zij had de hele nacht gebeden dat Zacheüs naar Jezus toe zou gaan als Hij in de stad kwam."

106 Nu, vrouwen, dat is de manier om uw man voor God te winnen. Het kost wat gebed en vasthouden. "De hele nacht bad zij. En de volgende morgen... Zij wist dat Jezus die dag de stad zou gaan bezoeken. Dus zij had de hele nacht gebeden dat Zacheüs een soort wonder mocht zien dat Jezus zou doen, dat het hart van haar man zou veranderen." En u weet, dat is ons onderwezen, vrienden, dat het gebed des geloofs grote dingen zal doen. Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven.

107 En misschien zei Mattheüs toen: "En broeders, herinneren jullie je nog die morgen toen wij Rebekka ontmoeten? Ze zei: 'Ik bad de hele nacht. En deze morgen, ongeveer tegen het daglicht, wel, stond Zacheüs vroeg op, trok zijn beste mantel aan en verzorgde zijn baard,' (weet je, want hij was een belangrijk man), 'trok dus zijn beste kleding aan, weet u. En ik zei: "Waar ga je heen, liefste?"

     "O, gewoon voor een ochtendwandelingetje." Dat was ongewoon weet je, omdat hij nooit zo vroeg opstond.'"

108 "Dus Rebekka knielde op de grond en zei: 'Dank U, Here. Ik weet dat U met hem handelt,' zie, 'omdat hij de laatste paar dagen zo humeurig is geweest.'" Zie? Dat is gebruikelijk als Hij onderweg is, zie. "'O, hij snauwt mij voor alles af. Maar ik weet dat U hem op de een of andere manier zult leiden naar waar Jezus is.'"

109 "Welnu, herinner je, wij namen een... En zij bleef thuis om te bidden. Dus herinneren jullie je wat Zacheüs ons na het verhaal vertelde? Hij zei dat hij diep in zijn hart, de hele nacht lang gedroomd had dat hij God zag Die met hem handelde."

110 "En de volgende morgen toen hij opstond, ging hij weg en ging naar de hoek van de poort aan de zuidkant van de stad, waar Hij aan zou komen. En toen hij daar bij daglicht aankwam, waren de Galileeërs helemaal samengedromd over de poorten om Hem op te wachten."

111 "Wel, hij was een kleine man, dus hij... hij was hij klein van gestalte en hij zei: 'Ik ben te klein om ooit in zo'n groep te komen, ik zal Hem nooit zien. Maar ik zal Hem vertellen hoe ik erover denk als ik Hem zie. Ik zal Hem vertellen dat Hij een valse profeet is. Hij is geen ziener.'"

112 "Dus moest hij ineens denken: 'Weet je, ik... als Hij hier komt, zal ik Hem niet zien. Maar ik weet dat Hij daar naar de Lavinski's zal gaan voor het diner, mijn concurrent. Dus ik zal je wat vertellen, ik zal hierheen gaan en ik weet dat Hij door de Hallelujalaan zal komen, waar die uitkomt op de Gloriestraat. En...'" (die weg neemt Hij meestal, weet u) "'ik zal daar dus heen gaan en daar gaan staan, en als Hij voorbijgaat, zal ik Hem zien.'"

113 "Wel, hij was helemaal verzorgd toen hij daar aankwam. Zei: 'Ik zal precies hier gaan staan en als Hij hierheen komt zal ik zeggen: "Rabbi, menige nacht sloeg ik mijn vrouw uit bed vanwege U. Ik wil dat U haar met rust laat. Ik wil haar terug in de kerk bij de damesnaaikransjes en dat alles, zie. Ik ben een in ongenade gevallen zakenman in deze stad, omdat zij rondhangt bij een stel fanatiekelingen, een stel heilige rol-... (of jullie weten wel, mensen zoals jullie, zie) Dus ik ben een... ik wil dat U het land uit gaat." Dat zal ik Hem vertellen, jongen, en iedereen zal weten dat ik een... dat ik een hele kerel ben, dat ik wat hersens heb, zie.'"

114 "En hij stond daar op de hoek en moest er ineens aan denken: 'Wel, weet je wat? Die menigte zal Hem volgen.'" (Dat is juist. Dat zullen ze.) "'Waarheen Hij ook gaat, zullen zij ook gaan. Weet je wat? Ik ben zo klein en als zij hier aankomen zullen zij mij misschien gewoon vertrappen. Dus er is alleen... Ik weet niet hoe ik het moet doen.'"

115 "Dus hij keek en daar stond een wilde vijgenboom. Dacht: 'Wel, weet je wat? Ik denk dat ik daarin omhoog zal klimmen. En als ik daar ben... Nu, waar doe ik dit allemaal voor? Dus ik... maar als ik daarboven kom, zal ik Hem zien als Hij voorbij komt en zal ik Hem een prediking prediken vanuit de top van deze boom.'"

116 "Dus hij keek rond, en hij was te kort om de tak te bereiken, weet je. Maar hij was vastbesloten om Hem te gaan zien." Als u vastbesloten bent zal God een weg voor u maken om Hem goed te zien, zie. U moet vastbesloten zijn, zie.

117 "En dus keek hij om zich heen en hij begon te denken: 'Wel, wat is... Wel, de vuilnisman is nog niet langsgekomen vanochtend.' En de vuilnisbak stond daar. Dus gaat hij de vuilnisbak halen en hij was te zwaar. 'Wel, niets anders in de buurt. Maar ik wil Hem zien.'" O, u zult vreemde dingen doen als u Hem wilt zien. U doet dingen waarvan u niet dacht dat u ze zou doen, dingen die u in verlegenheid brengen.

118 "Dus slaat hij zijn armen om de vuilnisbak, hier komt hij aan, en net rond die tijd, hier komen twee of drie zakenlieden de hoek om, zijn concurrenten. Ha! Dan zit hij in de val." Misschien zitten sommigen vanavond in dezelfde toestand, u zit gevangen tussen deze heilige rollers, dus daar heb je het, je kunt het maar beter accepteren, zie.

119 "Dus daar waren zij. Hij had de bak in zijn armen, zijn kleine gezicht werd rood. Maar het maakte hem niet uit. Hij zal Hem hoe dan ook gaan zien." Dat is de manier. Nu, Zacheüs, nu kom je in orde. "Neemt hem op en zet hem neer bij de boom. En klautert omhoog in de..." Ik bedoelde dat niet te zeggen. Wij zeggen in Amerika 'de boom in klauteren', weet u, dat is de boom ingaan en erin omhoog klimmen.

120 "Hij kwam daar en pakte... Ging zitten waar twee takken samenkwamen, zoals dit, zat daar op deze takken." Dat is een goede plaats om een poosje te gaan zitten, daar waar twee wegen samenkomen, de uwe en die van God. Denk er een klein beetje over na. U zult een dezer dagen gaan sterven. U zult de God Die dit Woord schreef moeten ontmoeten. U zult er een dezer dagen verantwoording voor moeten afleggen. Dus ik hoop dat er hier vanavond veel Zacheüssen zijn, die op die kruising zullen zitten, maak dus uw keuze.

121 "Wat zag hij er armzalig uit. Zat daar de splinters uit te trekken, heel zijn nieuwe kleding zat onder het vuil, en... Maar hij was vastbesloten om Jezus te zien, zie. Hij wilde Hem zien."

122 "Dus hij begon te denken: 'Weet je, wat laat mij dit doen? Weet je, Rebekka vertelde mij dat die Kerel een Profeet was, dat Hij kon zien. Nu, dat geloof ik niet. Zoiets is er niet in deze dag. Mijn priester vertelde mij dat er in deze dag geen profeten zijn. Profeten waren er honderden jaren geleden, ver terug in Mozes' tijd, maar vandaag zijn er geen profeten. Dus weet je wat ik geloof? Voordat ik Hem eens vertel wat ik denk, geloof ik dat ik mezelf zal bedekken, zodat Hij mij niet kan zien.' Dus pakte hij al de takken en trok ze helemaal om zich heen, en camoufleerde zich zodat niemand hem kon zien."

123 "Dus hield hij een groot blad, zoals dit, als een deur die hij kon laten zakken om uit te kijken. En hij zat zich daar af te vragen: 'Nu, Hij zal nooit weten dat ik hierboven zit, omdat Hij mij niet hier hoog in de boom kan zien. En ik zal weleens zien hoeveel profeet Hij is.' En zo nu en dan hoorde hij wat lawaai." Weet u, gewoonlijk is er waar Jezus is een hoop lawaai is. Ik weet niet waarom, maar zo is het gewoonlijk, zie.

124 "En dus trok hij het blad naar beneden, keek over het blad heen, niemand kwam. Na een poosje hoorde hij lawaai. Hij keek naar beneden en de straten begonnen zich met de mensenmenigte te vullen. Hij gluurde onder het blad, weet je, oplettend, keek om zich heen om het te zien. Na een poosje kwam er een grote, flinke sterke man de hoek om; de straat stond vol. 'Het spijt me erg vanochtend, vrienden, zou u naar achteren willen stappen om onze Meester ruimte te geven? Hij is... Hij is erg afgemat en vermoeid. Hij is veel op geweest gedurende de nacht. Hij heeft gisteren de zieken genezen, en er zijn dingen gedaan. Zou u alstublieft achteruit willen gaan?'

     'Dat moet Simon Petrus zijn waar Rebekka het over had. Hij ziet eruit als een grote, gespierde kerel.'

     'Zou u willen staan...?' Hierachter komen nog enkele mannen: 'Het spijt ons erg, maar geef onze Meester de ruimte, wilt u? Omdat Hij deze morgen erg vermoeid is.'"

125 "'Wel, ik dacht: "Nu, Hij zal mij hier nooit zien zitten." En dus na een poosje keek ik naar de hoek en daar stond een vriend van mij met een zieke baby, waar ik pas geweest was en met hem gesproken had. En de dokter eet in mijn zelfde restaurant waar ik en de priester eten. En hij vertelde die man dat de baby op elk moment zou sterven, en de koorts was zo hoog. En daar hadden zij het in een deken gewikkeld en stonden daarbuiten om deze fanatiekeling te zien komen.'"

126 "'Na een poosje rende de kleine vader naar Hem toe, viel neer en zei: "Zou u genade met mijn baby willen hebben?" En Hij raakte gewoon het dekentje aan en het kleine meisje begon op te springen en weg te rennen.'"

127 "En toen hij naar beneden keek was er iets met deze Man Jezus, waardoor hij, toen hij Hem zag, van gedachten veranderde. Hij voelde er niet meer voor om Hem de mantel uit te vegen." Als u ooit regelrecht in de Schrift kijkt en Jezus ziet en wat Hij is, zult u Hem nooit meer bekritiseren.

128 "Hij wilde Hem niet meer uitfoeteren, maar hij trok het blaadje naar beneden en begon Hem gade te slaan toen Hij eraan kwam. Hij had Zijn hoofd naar beneden, liep rustig." De Bijbel zei dat er geen schoonheid aan Hem was dat wij Hem zouden begeren. Dus Hij was waarschijnlijk een kleine voorovergebogen Kerel, die door de straten liep.

129 "En toen Hij precies onder de plek kwam waar hij zich bevond, stopte Hij. En hier keek hij over dat blad. Hij keek op en zei: 'Zacheüs, kom naar beneden; Ik ga vandaag met je mee naar huis voor het diner.' Wist niet alleen dat hij in de boom zat, maar wist wie hij was. 'Zacheüs, kom naar beneden, maak haast, kom gelijk naar beneden. Rebekka wacht op ons.' Herinneren jullie je hoe hij...?"

130 "O ja," zeiden ze allemaal, "dat herinner ik mij zeker. Wij herinneren ons dat getuigenis dat Zacheüs daar die dag tijdens dat diner gaf, hoe hij beschaamd was. En hij zei: 'Here, als ik iets verkeerds heb gedaan, zal ik het in orde maken. Ik weet dat Gij de Messias zijt. Zeker, ik ben ervan overtuigd. Toen U mijn naam riep, terwijl ik daarboven in die boom zat...' O ja."

131 "En zeg, toen hij de poort uitging, herinneren jullie je die oude, blinde Bartimeüs, die daar aan de andere kant zat? Herinneren jullie je zijn getuigenis, broeders?"

     "Ja, ik herinner het me."

132 "Hij zat daar te dromen van de dagen dat hij nog kon zien, toen hij nog in staat was om rond te rennen en bloemetjes te plukken op de Judese heuvel." [Leeg gedeelte op de band – Vert]

133 Maar Hij speelt geen clown voor de duivel. Hij zei: "Ik doe niets tenzij de Vader..." [Leeg gedeelte op de band – Vert] "...?... wat Ik de Vader zie doen, dat doet de Zoon desgelijks." Hoeveel kennen dat Schriftgedeelte? Johannes, het vijfde hoofdstuk.

134 Toen Jezus het waterbad van Bethesda passeerde genas Hij één man en verliet de menigten, de duizenden die daar lagen, lammen, blinden, kreupelen, verdorden. Hij ging naar een man die misschien een prostaatkwaal had; misschien had hij TB. Het was sluimerend; hij had het achtendertig jaar gehad. Waarom genas Hij niet degenen die kreupel en blind waren? Ging regelrecht aan elk van hen voorbij en ging naar deze kerel.

     Nu, bedenk dat de Bijbel zei dat Jezus wist dat hij in deze toestand was geweest, zie. En Hij zei: "Wilt gij gezond worden?"

     Zei: "Ik heb niemand om mij in het water te werpen."

     Hij zei: "Neem uw bed op."

     Zei: "Iemand is mij voor." Hij kon lopen. Hij zei dat iemand hem voorbij liep en daar als eerste in het water kwam als de engel het water beroerde.

     Zei: "Neem uw bed op en ga naar uw huis."

135 En Hij werd ondervraagd. Als Hij dat vanavond in deze stad deed, zou Hij ondervraagd worden. Kijk wat de duivel zei: "Wij hebben hier een blinde man op straat die potloden verkoopt. Laten deze Goddelijke genezers hem genezen." Zie? Ziet u die duivel? Dezelfde zei: "Indien Gij de Zoon van God zijt, verricht dan een wonder voor mij. Verander dit brood in... deze stenen in brood en ik zal U geloven."

136 Dezelfde duivel, toen zij Hem in het gerechtshof hadden, deed een vod rondom Zijn hoofd, en een stel dronken soldaten sloeg Hem met een stok op het hoofd en zei: "Als u een profeet bent, vertel ons dan wie u geslagen heeft. Dan zullen wij u geloven." Zie? God speelt niet voor clown.

137 Jezus zei: "Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, de Zoon kan niets van Zichzelf doen; maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet ook de Zoon desgelijks." Daar bent u er. Daar is de ware dienstknecht van God. "Ik kan niets van Mijzelf doen, maar wat Ik zie...", niet hoor; zie. Dan deed Jezus geen enkel ding, totdat God Hem door een visioen toonde wat Hij moest doen, of Hij vertelde iets verkeerds in Johannes 5:19.

138 "Voorwaar, voorwaar," dat is absoluut, onvoorwaardelijk, "Ik zeg u, de Zoon kan niets doen van Zichzelf..." dat was de Zoon, het lichaam waar God in woonde, "de Zoon kan niets doen van Zichzelf; maar wat Ik de Vader zie..." (zie!) "doen, dat doet ook de Zoon desgelijks. De Vader werkt en Ik werk tot nu toe." Met andere woorden: "De Vader toont Mij wat te doen en Ik beeld het gewoon uit als in een toneel."

     Nu, blinde Bartimeüs zei daar: "Wie gaat daar voorbij?"

139 "O," zeiden ze, "houd je mond", en duwden hem opzij. En tenslotte kwam daar een vriendelijke kleine vrouw, een dienstmaagd van Christus... Alle dienstknechten van Christus zijn vriendelijk. Gelooft u dat? Zij tonen graag hoffelijkheid aan diegenen die in nood zijn, helpen de blinden om de straat over te steken en brengen hen naar de samenkomst, doen vriendelijke dingen. Als de buren ziek zijn gaan zij hen helpen, verwachten nooit geld, doen goed aan anderen. Alle christelijke dienstknechten zijn zoals dat. Zij helpen graag diegenen over wie heengelopen wordt en die vertrapt worden.

140 Deze arme, oude blinde man, werd omver geduwd en iedereen schreeuwde. Eén zei: "Wees gegroet, heil, daar, de Koning, de Profeet, de Galilese Profeet. Heil zij Hem"; de ander zei: "Weg met deze bedrieger."

141 Anderen zeiden: "Kom, wek de doden op, jij huichelaar. Er liggen hier genoeg op de heuvel. Kom hierheen en wek een van onze mannen op. Wij hadden een goddelijke priester die verleden week stierf; kom, wek hem op, als U de Zoon van God bent."

142 Jezus opende nooit Zijn mond, bleef gewoon doorlopen. Al de... Hij ging naar Golgotha, was op weg naar Jeruzalem. De last van de wereld was op Hem. Elke man die ooit stierf, elke zonde die ooit was bedreven, was op Hem gelegd. En Hij wist dat Hij zou gaan sterven.

143 Ik kan Bartimeüs horen zeggen: "Wie gaat daar voorbij?" Niemand wilde het hem vertellen.

     Direct zei deze vriendelijke, kleine vrouw: "Meneer, laat mij u omhoog helpen, vriendelijke man."

     "O, u bent een aardige dame. Wie bent u?" Hij vertelde...

     Zij zei: "Ik ben de dienstmaagd van de Christus."

     "De wat?"

     "De Christus. Bent u een... bent u een Jood?"

     "Ja."

     "Hebt u niet in de Schrift gelezen waar de Messias zou komen?"

     "O, de Zoon van David?"

     "Ja. Wat voor een soort man zal Hij zijn?"

     "O, Hij zal een Profeet zijn", zei de blinde Bartimeüs. "Hij zal een Profeet zijn."

     "Dat is Degene Die juist voorbij gaat."

     "O Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U over mij."

     Sommigen zeiden: "Houd je mond." Hoe kon Hij dat horen?

144 Ga eens naar Jericho en kijk waar hij zat en waar Jezus was, op ongeveer driehonderd meter afstand. Duizenden mensen die zeiden: "Wees gegroet, Profeet." Een ander zei: "Weg met de huichelaar." Overrijpe vruchten werden naar Hem gegooid en van alles zoals dat. "Weg uit onze stad." Zie? En anderen zegenden Hem en sommigen vervloekten Hem, hetzelfde als vandaag, hetzelfde. Sommigen zeiden: "Het is waar, het is van God." De ander zei: "Het is een duivel."

145 Daar hebt u het, zie. God neemt Zijn man maar nooit Zijn Geest; de duivel neemt zijn man maar nooit de geest; die leeft als het ware door in iemand anders, blijft gewoon terugkomen, net zoals de Heilige Geest, zie. Nu, zij beiden leven vandaag. Zij beiden leven in Grande Prairie. U weet dat. Zeker leven zij door, beide geesten. Zij... Overal waar mensen vergaderd zijn, vindt u beide geesten.

146 Hier waren zij. En nu, er... Jezus kon hem niet letterlijk gehoord hebben, want er was teveel lawaai. Maar blinde Bartimeüs moet dit hebben gezegd: "Dan weet ik dat dat de Messias is waarvan ik wist dat Hij zou komen. En ik weet dat Hij een Profeet is." Dus hij moet op zijn knieën zijn gevallen en gezegd hebben: "Jehova, Jehova!" Zie, het komt overeen met het overige van de Schrift; de vrouw die Zijn kleed aanraakte. Hij is vanavond een Hogepriester Wiens kleed u kunt aanraken.

147 "Jehova, ik ben blind. Ik heb geen geld voor een operatie en zij zouden mij hoe dan ook geen goed kunnen doen. Jehova, dat is de Zoon van David, en Hij komt mij voorbij, heb ontferming." Zijn geloof stopte Hem, het geloof van een blinde bedelaar, een onbeduidend persoon.

148 Niet zijn roep; die kon Hij niet gehoord hebben. Teveel, de een zei dit en de ander zei iets anders. Maar zijn geloof stopte Hem, want Jezus zei het. En bedenk, met de zonden van de wereld op Zich, op weg naar Jeruzalem, stopte het geloof van een bedelaar Hem op Zijn weg.

149 Ik wou dat ik een paar dagen had, ik zou graag een avond tot u willen prediken, gewoon prediken over: "En Jezus stond stil." De zon stond stil. Een dezer dagen zal de tijd stilstaan. Maar Jezus stond stil en zei: "Uw geloof heeft u behouden."

150 "En herinneren jullie je wat blinde Bartimeüs zei? Hij zei dat dat de Zoon van God was. 'Die Man was een Profeet. Mijn geloof was sterk genoeg om Hem te stoppen. En ik vroeg Hem om mijn gezicht en Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden." Ik stond te kijken. De menigte ging door op de weg. Ik zei: "Het moet zo zijn. Het moet zo zijn. Ik weet dat het zo is." En na een poosje begon ik een schaduw te zien. Ik begon op te letten. En daar waren mijn handen en ik rende juichend over de weg.'" O, zeker.

151 O, wat hadden zij een getuigenissamenkomst! Ongetwijfeld waren ze aan het huilen en juichen en op en neer aan het springen in de boot, schreeuwend: "Glorie voor God. Prijs God, broeders. Wij weten dat wij juist zijn; we weten dat Hij de Messias is."

152 Zo is het vandaag; u kunt al uw dode theologie nemen die u maar wilt, ik neem de levende Christus. Amen. Want ik en mijn huis, wij zullen God dienen. O, ik houd van een ervaring, een Urim en Thummim, een Woord van God vleesgemaakt en onder ons wonend. Dat ben ik.

153 Die getuigenisdienst... Ongeveer op die tijd beginnen wij op te merken... de duivel moet opgekeken hebben langs de Galilese heuvel en gezegd hebben: "O, daar zijn zij, daarbuiten zijn zij een getuigenisdienst aan het houden, maar zij zijn zonder Hem weggegaan. Hij is nu niet bij hen. Dus als Hij nu niet bij hen is, is het nu mijn tijd om hen te krijgen."

154 Mijn dierbare broeders, dat is wat hij weer zou kunnen zeggen. De kerken gaan zonder Hem op weg. Zij zijn weggegaan in een groot denominatiefeest, onze Pinksterbroeders, proberend om meer leden te krijgen dan deze, of meer leden dan die; die grote programma's hebben lopen, grote dingen, en zich proberen te meten met de andere kerken. Wij behoren dat niet te doen. Laten wij bij Jezus blijven.

155 De duivel zei: "Nu zal ik ze laten zinken. Ik heb ze; ze zijn zonder Hem weggegaan." En dat is precies wat hij nu probeert te doen. Dus hij begon zijn vergiftige adem uit te blazen. "Fffff." De oude zee ging in een zenuwinzinking. Hier begonnen de golven te springen en te draaien en hij zei: "Ik zal ze nu laten zinken", stond daar met glinsterende ogen naar elke golf te kijken en de bliksem flitste, de donder rolde. Zei: "Wij zullen ze nu krijgen, omdat wij ze hier hebben zonder Hem."

156 Dat is wat de duivel vandaag met de kerk gedaan heeft, die zonder Jezus is weggegaan naar een enorm groot denominatiefeest. En voor u het weet komen er andere dingen van de wereld binnen en probeert men zich met de wereld te meten. Wij kunnen ons niet meten met de wereld. Kom niet op het terrein van de wereld om mensen binnen te krijgen. Wij hebben iets wat zij niet hebben. Halleluja. Wij hebben Jezus. Zij hebben glamour. Hoe kunnen wij ons met hen meten met glamour? Het Evangelie is geen schittering; het is een gloed. Zeker, en u kunt het niet laten gloeien, het komt in u en gloeit zelf. Amen. Ja.

157 Dat is wat wij proberen te doen, ons kwaad te maken om meer dan de Baptisten te krijgen, of meer dan de Methodisten, en hoe wij onze kerken er hetzelfde uit kunnen laten zien als de hunne, en onze denominatie gelijk aan die van hen. En o, nonsens! Laten wij teruggaan tot Christus. Laten wij terugkeren naar de ouderwetse gebedssamenkomsten, terug naar de goddelijke nachten van tranen en huilen voor God, totdat wij de levende God onder ons zien bewegen en er gebedssamenkomsten uitbreken en mensen onder overtuiging komen; terug daarnaar. Hij heeft ons ook betrapt in zo'n kwaadheid.

158 Nu, wat gebeurde er? Alle hoop was vergaan; de riemen braken, het zeil ging neer. Maar weet u, ik wil u daar niet buiten laten zitten, wij willen daar niet blijven. Maar weet u, het is net als bij Jezus, de Fransman noemt Hem 'Jésus', het is net als 'Jésus', Hij zal u niet verlaten. Weet u wat Hij deed? Hij wist dat zij in moeite zouden komen. Hij wist dat zij... dat er daarbuiten iets zou gebeuren. En Hij wist dat er iets met ons zou gaan gebeuren. Hij is God. Hij wist het einde vanaf het begin.

159 Weet u wat Hij deed? Hij klom op de hoogste heuvel die er in Palestina was. Hoe hoger u gaat, hoe verder u kunt zien. Dus Hij klom op de top van de hoogste heuvel, zodat Hij hen kon gadeslaan. Als zij in moeite kwamen en Hem nodig hadden, kon Hij een zeer tegenwoordige hulp zijn in een tijd van moeite.

160 En broeder, toen zij Hem op Golgotha kruisigden dacht de wereld dat zij Hem hadden. De dood dacht dat hij Hem had, de hel dacht dat hij Hem had, de duivel dacht dat hij Hem had. Maar Hij verbrak elk zegel. Hij klom niet alleen door Golgotha, maar voorbij elke maan en ster, en Hij is vanavond gezeten aan de rechterhand van de Majesteit. En Zijn oog is op het musje, en ik weet dat Hij op mij let, u niet?

161 Hij ziet onze moeite, onze frustraties, alles waait deze kant op, en sommigen zeggen zoiets als: "Wel, ik geloof het gewoon niet", en een ander zegt het op die manier. Ziekte, kanker, kwalen, allerlei dingen beginnen onder Christenen te komen, beginnen af te dwalen, zich werelds te gedragen en van alles. Laat de roede erover komen; dat is alles.

162 Maar onthoud, Hij zit daar hoog, let op u, en ziet wat u gaat doen. Precies in dat donkerste uur, toen alle hoop op een opwekking was vervlogen, daar kwam Hij aanwandelen over het meer. Hier kwam hij aanwandelen over het meer.

163 Weet u wat? Deze discipelen zijn net als heel veel mensen vandaag. Dat was de enige hulp die zij ooit konden krijgen, het enige wat hen kon helpen, en zij waren er bang voor. Zij zeiden: "Hij ziet eruit als een spook. Hij moet een waarzegger zijn. Het moet telepathie zijn." Zij waren er bang voor.

164 En dat is hoe het vandaag is. De mensen weten niet wat zij ermee aan moeten. Hij wandelt precies weer onder ons, amen, wandelt onder ons in de moeite, terwijl er daar overal atoombommen en al die dingen hangen. Maar precies in dit donkere uur, terwijl de kerken allemaal in de war zijn en uiteen gescheurd in denominationele verschillen, komt Jezus precies onder ons aanwandelen. En de mensen zeggen: "Ik weet het niet. Ik weet het nu niet. Het kwam niet naar onze organisatie, we moeten oppassen", ziet u.

165 Maar wat waren de woorden? "Ik ben het. Wees niet bevreesd."

166 Dus vanavond, Grand Prairie, ik ben uw broeder, Hij is uw Heer. Maar dat is Hij Die onder u beweegt. U Pinkstermensen, zegt de Bijbel niet... Zei Paulus niet: "Als u allen in tongen spreekt, en er komt iemand bij u binnen die niet onderwezen is, en er is geen uitleg van, zal hij dan niet zeggen dat u uitzinnig bent? Maar als iemand een profeet is en het geheim van het hart openbaart, dan zullen zij allen neervallen en zeggen: 'Waarlijk, God is onder u.'"

167 Ik ben geen verstotene; ik ben uw broeder. Als Jezus vanavond met een hoorbare stem kon spreken, zou u Hem hetzelfde horen zeggen: "Vreest niet. Ik ben het. Weest niet bevreesd." Het is dezelfde God, dezelfde Geest. "Nog een korte tijd en de wereld zal Mij niet meer zien, maar gij zult Mij zien," de gelovige, "want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld. De werken die Ik doe zult gij ook doen." Hij profeteerde, dat in deze laatste dagen, in de avondtijd, datzelfde zou plaatsvinden, wat wij deze week hebben meegemaakt.

168 Zoals het was in de dagen van Sodom... Dat is... Wat was...? Niet bij Noach nu, herinner u dat Hij dat uitlegde, maar Sodom. En dit is de tijd van Sodom, wanneer de wereld verbrand gaat worden, niet verdronken, verbrand. Hij zal verbrand worden. En dit teken zou terugkomen, niet een ark, maar God Die woont in het vlees van Zijn mensen, in Zijn gemeente.

169 Jezus zei: "In die dag zult u weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij en Ik in u en u in Mij." Het is God in u. Alles wat God was goot Hij uit in Christus; en alles wat Christus was goot Hij uit in de gemeente. Dus is het God boven ons, God met ons, en God in ons. Geen wonder dat ons is opgedragen om te dopen met gebruik van Vader, Zoon en Heilige Geest. Niet drie verschillende goden; drie bedieningen van één God. Zie? God boven ons in de Vader, God in... met ons in de Zoon, Zijn weg reinigend, afdalend, neerkomend en een weg makend dat Hij terug kon keren en Zijn mensen terug kon brengen om gemanifesteerde zonen van God te maken, zoals zij in de Hof van Eden waren. De hele wereld zucht en wacht op dat uur, op de manifestatie van de zonen van God.

170 Hij heeft vanavond geen andere stem dan de onze. Hij heeft geen handen dan de onze. Hij heeft uw handen; dat is wier handen het zijn. Hij zei: "Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken." Ik hoop dat u vanavond naar deze armzalige stem zult luisteren, en naar de zachte, stille stem van de Geest die in uw hart kan spreken, en dat u Hem zult horen zeggen: "Ik ben het, vreest niet." Zult u het geloven? Laten wij ons hoofd buigen.

171 Here Jezus, het uur wordt laat en donker. Ik weet niet op welke tijd U zou komen. Ik geloof dat U Uw grote hand hebt uitgestoken en de tijd hebt gestopt, het gewoon nog een klein tijdje hebt opgehouden. De wetenschap zei een paar jaar geleden dat het drie minuten voor middernacht was. U zei in Uw eigen Woord: "Wanneer u ziet dat deze dingen beginnen te geschieden: dat Israël hersteld wordt, de vijgenboom zijn knoppen voortbrengt..." Israël is nu een natie. De zespuntige ster van David, de oudste vlag ter wereld, die vijfentwintighonderd jaar niet heeft gewapperd, wappert vanavond opnieuw in Israël. Israël wordt hersteld: zij heeft haar eigen geld, haar eigen leger, ze is een natie.

172 Duizenden keren terug en zeggen: "Waar is die Messias?" Wat een gelegenheid hebben wij nu. Zeiden: "Laat ons Hem het teken van een profeet zien doen. Als wij Hem het teken van een profeet konden zien doen, dan zullen wij weten dat dat de Messias is, dat Hij de Messias was. Hij beloofde het." O God, als de heidenen hun laatste roep krijgen, mogen zij vanavond de stem van God horen zeggen: "Ik ben het, vreest niet."

173 Here, ik ben vermoeid. Ik ben zo moe dat ik hier bijna niet kan staan. Ik bid dat U vanavond iets speciaals voor ons wilt doen. Sta het toe, Here. Doe iets net als hoe U het toen deed. Neem hier een getuigenis op na negentienhonderd jaar, opdat deze apostelen en discipelen van deze kerken vanavond, hier vanavond weg mogen gaan met hetzelfde soort getuigenis, zodat zij morgen kunnen zeggen: "Wij weten dat onze Here is opgestaan uit de dood en dat Hij ons heeft gered van zonde, en ons de Heilige Geest heeft gegeven. Hij gebruikte onze lippen om woorden te spreken die wij niet... waarvan wij niet eens wisten waarover wij spraken. Wij zagen Hem spreken door onze broeder in de Geest van profetie, om het laatste teken te brengen dat aan de gemeente werd beloofd."

174 Wij geloven nu, Here. Help ons nu om onze mouwen opgestroopt te krijgen, om zo te zeggen. Help ons om erin te graven. Moge elke Christen in elke buurt... Sta het toe, Here.

175 En moge elke zieke die hier is, elke geest van de duivel die deze Christenen heeft gevangen, mogen deze Christenen in zo'n eenheid en eensgezind zijn, dat er vanavond als de dienst voorbij is geen enkele zwakke in ons midden zal zijn. Sta het toe, Here. Toon Uzelf vanavond levend, Here. Als ik deze stad verlaat, zal Uw Geest niet weggaan; Hij zal hier blijven totdat het het lichaam van onze Here Jezus terug zal brengen.

176 Zegen mijn broeders, Here. Zegen mijn zuster en deze jonge mannen en vrouwen op het kruispunt van hun leven. Mogen zij vanavond hun beslissing nemen om U te dienen. Sta het toe.

177 Moge alle zieken beseffen en vanuit hun hart weten dat de Schrift dit uur heeft voorzegd en dat dit uur is aangekomen in Grande Prairie, waar wij, als Uw predikers, allen samenstemmen dat wij in de laatste dagen zijn en dat deze dingen moeten gebeuren.

178 Nu, Vader, wilt U enkele ogenblikken op het toneel komen en bewijzen dat U hier bent? Ik heb een getuigenis van U gegeven. Komt U nu, Here, om te getuigen dat ik de waarheid heb verteld, en wij zullen U geloven, Here, met ons hele hart. En iedereen hier zal worden genezen en gered voor de glorie van God. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

179 Ik vertelde mijn zoon dat ik vanavond om half tien klaar zou zijn en het is nu tien voor tien. U bent... Ik praat gewoon zo lang. Waar is hij? Ik vergat... Broeder Fred, hebben ze gebedskaarten uitgegeven? Hebt u deze gebedskaarten gedaan? Ik vroeg hem om te komen en gebedskaarten uit te geven. Ik wist niet of zij het gedaan hadden of niet en ik was in gebed toen zij mij vanavond kwamen halen, en ik dacht er niet aan om het hun te vragen. Maar hij gaf gebedskaarten uit... Hoeveel... hoeveel zijn het er? Wat? Hoeveel en met welke letters? Wat gaf je als eerste uit? Eerst... A eerst. Waar begonnen wij gisteravond? 1?

180 Goed, laten wij wat B's nemen. Gewoon hier een paar nemen. Wij zullen voor ieder van hen gaan bidden. Laten wij nu beginnen met de B's, omdat de anderen hier waarschijnlijk eerder waren om het te zien. De B's zijn de nieuwe. Hoeveel kregen ze er die avond in de rij? Dertien, veertien. Wel, laten wij vanavond vijftien uit de B's nemen.

181 Laat eens zien, laten wij dan beginnen, laten we zien, 85; 85, 90, 95, 100. Laten wij beginnen vanaf 85. Wie heeft gebedskaart B-85, steek uw hand op. Een man achter... nu, er gaan daar twee handen omhoog. B-85, is dat de uwe, meneer? Kom hier. B-86, wie heeft gebedskaart B-86? Deze dame hier? Wilt u hier komen staan? 87, B-87, wilt u uw hand opsteken alstublieft, zodat wij weten wie u bent? 87. Wat zegt u? 85. Dit is 86, hier, denk ik. 87... Dat is 90. 86, gebedskaart B-86. U hebt... [Leeg gedeelte op de band – Vert]

182 Hij zal hetzelfde handelen als destijds, als Hij dezelfde Hogepriester is. Is dat waar? Nu, geloof, ieder van u nu. Wees heel eerbiedig. Loop niet heen en weer, geloof gewoon.

183 Nu, o broeders, nu hoor dit, broeder ...?... Dit is het. Als nu iemand een twijfel heeft, dat dit God niet is, komt u dan hierheen en neem mijn plaats in. Kom hier en ga door deze gebedsrij. Laat de Heilige Geest door u heen spreken. Als u een betere manier hebt om het te doen, laat mij het weten. Ja, ik zou zeker dankbaar zijn.

184 Nu, ieder van deze mensen in deze gebedsrij, voor zover ik weet ken ik u niet. U bent hier Canadezen en ik kom uit de Verenigde Staten. En als ik u niet ken, ieder van u in deze gebedsrij, steek dan uw hand op, als ik u niet ken. Iedereen. Hoeveel daar in het gehoor weten dat ik u niet ken, steek uw hand op, dat ik niets over u weet. Iedereen, voor zover ik kan zien.

185 Ik ken de twee dochters van broeder Evans die hier precies op deze plaats zitten, en buiten dat, zijn dat de enigen die ik kan zien en die ik ken. Ja, hier is zuster Evans en broeder en zuster Dauch, precies hier, precies hier. Ja, in orde.

186 Wees nu gewoon echt eerbiedig. Nu, u hebt mij horen getuigen uit de Schrift en ik nam een apostolische getuigenissamenkomst. Dat die discipelen getuigden, en dat was natuurlijk een toneel, maar exact alles wat ik zei was Schriftuurlijk. Gelooft u dat? Wel, het was Schriftuurlijk, gebracht in de vorm van een toneel.

187 Nu, als Hij slechts een historische God is, dan stierf Hij en is alles voorbij. En wij kunnen... U mensen hier in het noorden, u weet dat u niet kunt... dat iemand niet warm kan worden door een geschilderd vuur. Als een mens aan het doodvriezen was en u nam hem mee en toonde hem een grote foto van een geweldig fijn rood vuur dat eens brandde; hij kan niet warm worden door een geschilderd vuur. Noch kunnen wij gered worden door een historische God. Wij kunnen niet meer geven van de vreugde van een Pinkstervuur, tenzij het vandaag hetzelfde vuur is. Wij kunnen niet een historische God dienen.

188 En wat voor goeds is Hij voor u, de God Die in Christus was, als Hij vandaag niet dezelfde God is Die Hij beloofde te zijn? Dat is Schriftuurlijk, vriend. Nu, schud uzelf gewoon een beetje. Wees niet emotioneel, maar maak uzelf een ogenblik wakker, dat dat de waarheid is.

189 Hier zijn wij dan, met mijn handen voor God, mijn Bijbel hier, dat u vreemden voor mij bent. In deze gebedsrij ken ik niemand, heb hen nooit in mijn leven gezien. De enige reden dat zij hier staan, is dat er iemand naar beneden kwam, de jongen, die een stel kaarten had, ze schudde en iemand een gebedskaart gaf. En wij kwamen hier vanavond en zeiden gewoon: "Wel, ik zal vanaf een bepaald nummer oproepen." Wij roepen vanaf een of ander nummer op.

190 U hoeft zelfs geen nummer te hebben, zelfs geen gebedskaart te hebben, maar gewoon daar te zitten en te zeggen: "God, ik geloof dat de Bijbel juist is en ik geloof dat U de Hogepriester bent. En ik geloof dat wij in de laatste dagen leven. En deze man kent mij niet en ik ben ziek. Laat hem mij vertellen wat er verkeerd met mij is. Laat hem... laat hem tot mij spreken zoals Hij sprak tot de vrouw", en ontdek dan wat er gebeurt. Als Hij het niet doet, dan ben ik een bedrieger en vertelt de Bijbel een leugen, en dat is onmogelijk, dat de Bijbel een leugen zou vertellen. Ik zou een bedrieger kunnen zijn, maar de Bijbel kan onmogelijk een leugen vertellen. Maar als de Bijbel ondersteunt wat ik zei, dan ben ik geen bedrieger, dan ben ik een getuige van Zijn opstanding, en dat kunt u ook zijn.

191 Nu, is dit niet glorieus? Ontdek het. Waar is een andere religie in de wereld? Neem de Boeddha, de Mohammedaan, laten we zien of hij leeft, maar onze Christus leeft echt. Neem de geloofsbelijdenissen, zie of het zal werken, dat doet het niet. Het zal geen redding brengen; het zal het bovennatuurlijke niet brengen. Als God almachtig... Als de Heilige Geest nu zou komen en één ding zou openbaren, slechts één ding, zou dat net zo'n groot wonder zijn als dat er maar kon gebeuren. Precies juist, omdat het bovennatuurlijk is.

192 Wie zou dat kunnen uitdenken? Wie zou kunnen uitdenken hoe een man... twee mensen die elkaar niet kennen, elkaar nooit in hun leven ontmoet hebben, en toch komt er een Geest neer en openbaart precies de dingen die zij doen en denken, en wat zij hebben gedaan en wat zij zullen doen en het faalt nooit? Dat moet God zijn. Het kan niets anders zijn. Dus, ziet u, ik zweer het en weet het, en u weet het, dat een mens deze dingen niet kan doen, maar dat God daarvoor nodig is. Dus als Hij één keer bewijst dat het waar is, dan behoorde u zich allen te verheugen en gelukkig te zijn. En bedenk, het is ook voor u. Wilt u het doen? Wilt u deze Jezus aannemen waarover ik u heb verteld, als uw Genezer, als Hij het zal doen? God sta het toe.

193 Nu, hemelse Vader, dit is zover als ik kan gaan, Here. Ik kan alleen zeggen wat het Woord zegt. U bent er voor nodig om het Woord te verrichten. Hier zijn Uw dienstknechten, de predikers, goddelijke mannen. Hier zijn goddelijke vrouwen, dienstmaagden, die overal zitten, ziek en aangevochten. Als U hier stond met dit pak aan dat U mij gaf, kon U niet meer voor hen doen. Als zij naar voren komen en zeggen: "Here, wilt U mij genezen?" Wel, dan zou U zeggen: "Mijn kind, ik deed dat negentienhonderd jaar geleden toen Ik gestriemd werd voor uw genezing. Gelooft gij dit?" Zij zouden zeggen: "Ja Here, maar hoe weet ik dat U dat bent?" Dan zou U tonen dat U de Christus was. U zou het hun kunnen tonen, iets doen dat aan hen zou bewijzen dat U de Christus was; niet met spijkerlittekens in Uw handen, omdat iedereen dat zou kunnen nabootsen, maar het bovennatuurlijke moet diep in het leven van die persoon gaan en weten wat zij doen en waarom zij hier zijn. Dan weten wij dat het Uw Geest is, U, grote Wijnstok, Die in Uw ranken beweegt.

194 Laat het vanavond opnieuw zo zijn, Here. Eer Uw Woord. Vergeef ons onze zonden, zoals wij degenen vergeven hebben die tegen ons gezondigd hebben. Geef ons de lieflijkheid van geest en moge de Heilige Geest nu heel snel komen en het Woord bevestigen, zodat iedereen hier mag weten dat de Zoon van God niet dood is, maar opgestaan is uit de dood en leeft na negentienhonderd jaar, en voor eeuwig leeft, door Jezus Christus' Naam vraag ik het. Amen. [Leeg gedeelte op de band – Vert].

195 Nu, houd gewoon uw aandacht vast. Bid gewoon en... Goed. Is dat de man? Goed. Nu, ik wil dat ieder van u, iedereen, waakzaam is, wees waakzaam. En wees in gebed en zeg: "Here, ik lijdt aan dat-en-dat. Laat broeder Branham zich naar mij wenden. Ik weet dat hij mij niet kent en niet weet wat er met mij aan de hand is, maar als U slechts tot Hem wilt spreken, dan weet ik dat U mij hebt aangeraakt." Nu, u zou mij de hele avond kunnen aanraken, en het zou hetzelfde zijn als wanneer u deze preekstoel zou aanraken, het zou niets doen, zie. Maar als u Hem een keer aanraakt, zie dan wat er gebeurt, zie. Uw geloof raakte Hem aan.

196 Nu, hier is een man die toevallig... Als ik hier eerst iemand voor mij kan krijgen, ziet u, want na het spreken, enzovoort, dan... Ik spreek tot hem, net zoals Jezus sprak tot de vrouw bij de bron, totdat Hij vond wat haar probleem was, en toen vertelde Hij het haar en zij zei: "Wel, dat was juist." Zie dan, nu dat is hoe het is met deze man.

197 Nu, wij kennen elkaar niet, is het niet, meneer, u en ik? Ik wil gewoon dat u hier komt staan, zodat ik u krijg, dat ik gewoon kan... niet kijk naar die gebedsrij. Zij kijken deze kant op, zij zijn... soms gaat de Geest weg, en sommigen hebben een groot, diep geloof, en dan gaat het naar hen.

198 Ik zou eerst tot u willen spreken. Nu, wij zijn twee verschillende mensen, twee mannen die elkaar voor het eerst in ons leven ontmoeten. Dat is waar, is het niet? Goed. Nu, als er is enige... ik heb geen idee wat er verkeerd is, ik weet het niet. Als ik dan... als ik u kon helpen om gezond te worden... Of u zou huiselijke problemen kunnen hebben; u zou financiële problemen kunnen hebben; u zou ziek kunnen zijn; u zou kanker kunnen hebben; u zou een tumor kunnen hebben; u zou TB kunnen hebben. Ik weet het niet, zie, ik heb geen idee. Maar als ik u kon helpen en het dan niet zou doen, dan zou ik beter het podium kunnen verlaten. Ik zou een huichelaar zijn; ik zou niet waardig zijn om hier te staan. Maar als ik... als Jezus hier stond en u Hem om hulp zou vragen en u... dat Hij... Hij zou het u toestaan.

199 Nu, als u wilt weten of Hij het was... Elke man zou spijkerlittekenen in zijn handen kunnen hebben en littekenen op zijn voorhoofd. Maar een geest... Zie, want als Hij hier zou staan zou het nu het millennium zijn. Hij zal nooit opnieuw naar de aarde komen totdat Hij de gemeente in de lucht ontmoet. Wij worden met Hem opgenomen om Hem in de lucht te ontmoeten, dan komt Hij terug met Zijn gemeente. Dus zou Hij hier niet op die manier op aarde kunnen zijn, alleen Zijn Geest in Zijn gemeente.

200 Nu, gelooft u...? Nu, de Engel van de Here vertelde mij... Als u misschien mijn boek hebt gelezen, ik weet het niet. Maar Hij... U las het, in orde. Herinnert u zich die avond bij de molen, toen Hij tot mij sprak en zei: "Als u de mensen ertoe kunt krijgen u te geloven en dan oprecht bent wanneer u bidt, is er niets wat uw gebed in de weg zal staan"?

     Ik zei: "Ik... Zij zullen mij niet geloven. Ik... ik heb geen opleiding."

201 Hij zei: "Zoals aan Mozes twee tekenen werden gegeven als betuiging, zo ook aan u." Zei: "Eerst zult u de hand van de mensen nemen en dan zult u weten wat er verkeerd is. Daarna, als u oprecht bent, zal het komen te geschieden dat u de diepste gedachten van hun hart zult kennen." En Hij zei: "Zij zullen dit moeten geloven."

202 Hoeveel herinneren zich dat dit geprofeteerd werd toen ik hier de eerste keer was, of jaren geleden, en u vertelde dat het zou gebeuren? Nu, zie of het gebeurde of niet. Kijk nu gewoon naar mij, zoals Johannes, toen Petrus en Johannes door de poort gingen langs de kreupele man, zei: "Kijk naar ons." En zij keken naar hem. Wat? Hij probeerde zijn aandacht te krijgen.

203 Dat is de reden dat Jezus zei: "Vrouw, breng Mij wat te drinken." Zie? U bent een geest aan de binnenkant van dat lichaam, daar handel ik mee, er is een geest hierbinnen. Nu, ik ken u niet met mijn geest en u kent mij niet, maar God kent ons beiden. Dus daarom is er iets binnenin mij nodig om het u te vertellen; dan zult u weten of het de waarheid is of niet. Als het de waarheid is, wel dan komt het van God; als het niet de waarheid is, is het niet van God. Dat is logisch, is het niet?

204 U bent hier niet voor uzelf; u bent hier voor iemand anders; dat is een vrouw. Het is uw vrouw en zij is niet hier. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd met haar is? Zult u dan geloven? Zij heeft een beroerte gehad. Dat is juist. Gelooft u dat zij nu gezond zal worden, die geest die op u is? Als u naar haar toegaat, leg uw handen op haar, in de Naam van de Here Jezus; twijfel niet; zij zal eruit komen. Ga nu en geloof. God zegene.

205 Gelooft u? Gelooft u? Vraag de man of die dingen juist waren. Heb nu slechts geloof; wees heel eerbiedig. [Een broeder spreekt tot broeder Branham – Vert] (Zolang als ik kan staan...)

206 Wij zijn vreemden voor elkaar. Ik heb u nooit in mijn leven gezien. U bent jonger dan ik. Ik heb u gewoon nog nooit gezien. Maar misschien was die vrouw die onze Here die keer bij de bron ontmoette... zij was waarschijnlijk jonger dan Hij, en dat was hun eerste ontmoeting. En hier ontmoeten wij elkaar net als zij.

207 Nu, u bent een menselijk wezen; ik ben een menselijk wezen. Ik ken u niet, u kent mij niet, maar omdat wij Christenen zijn hebben wij een Vader Die ons beiden kent. Als Hij mij iets kan vertellen waarvoor u hier bent, of iets wat u hebt gedaan, iets wat u niet had moeten doen; als Hij u kan vertellen wat er is geweest, dan kunt u zeker geloven dat wat Hij zegt dat zal komen juist zal zijn, als Hij u vertelt wat er is geweest.

208 Nu, als ik hier kom en zeg: "God gaf mij een gave van genezing." Ik leg mijn handen op u: "Glorie voor God, wees genezen", dan zou u dat kunnen geloven; dat kan waar zijn, en dat is juist. Ik geloof dat met heel... de Bijbel zei het. Maar nu, laten wij daar voorbij gaan, wij hebben die dag gehad, laten wij daar voorbij gaan.

209 En nu, wat als Hij hier nu staat en u kan vertellen wat u bent, wat u wilt, en de verlangens van uw hart, en het geheim van uw hart, en de dingen in uw leven die u nodig hebt, of niet had behoren te doen? Als ze niet onder het bloed zijn zal Hij ze ontmaskeren, zie. Nu, omdat ze onder het bloed zijn, zijn ze in de zee van vergetelheid; geen mens kan die opgraven. Dat is waar.

210 U bent een Christin; de vibratie van uw geest, zoals ik het noem, ik ken de golving, u voelt welkom, u gelooft mij. Ik... U doet dat, zie. Zodra u kwam aanlopen, wist ik dat. U had een bedriegster kunnen zijn die hierheen liep, en wat zou er dan gebeurd zijn? U hebt gehoord wat er met hen gebeurde; velen liggen vanavond verlamd, velen liggen daarvoor in het graf. Wij spelen geen kerk. Wij dienen een God.

211 U bent echt nerveus, had veel in uw gedachten, een ruw leven, uw vroegere leven, veel zorgen en moeiten. U lijdt ook aan een breuk, dat is juist. Nu, gelooft u dat ik Zijn profeet ben, of Zijn dienstknecht? Ja, dat gelooft u.

212 En denkt u dat dat een gissing was? Wacht even, wacht een ogenblik, zij is heel fijn in contact met God, deze kleine dame.

213 Ik weet niet wat ik u vertelde, maar wat het ook was, het was waar, klopt dat? Nu, als wij nu gewoon bij deze vrouw moeten staan, zodat zij met iemand kan spreken, een werkelijk fijne geest... Ja, nerveusheid (dat is juist) en een nerveuze conditie, en de Satan valt u hierover lastig en zegt dat u uw verstand gaat verliezen en van alles, maar u bent... hij liegt.

214 U had een breuk; ik zie dat; wachtend op een operatie, maar dat... U hebt ook spataderen in uw benen. Dat is waar. En verder hebt u iemand op uw hart en die persoon is hier: uw man. Denkt u dat als God mij kan vertellen wat er verkeerd is met uw man... zult u het dan geloven? Het is zijn rug. Dat is zo. Hier is nog iets; ik zie een kind verschijnen. U bidt en bent geïnteresseerd in een kind; er is iets verkeerd met dat kind; het is omdat het niet erg goed kan leren. Dat is waar. ZO SPREEKT DE HERE. Zijn deze dingen waar? Aanvaardt u dit alles als een verlossingsteken van God voor u? Ga, en het zal gewoon zo zijn als dat u hebt geloofd. God zij met u.

     Gelooft u? Heb geloof, heb geloof.

215 Ik ken u niet; wij zijn vreemden voor elkaar. Mevrouw? U hebt mij eerder ontmoet. U kent mij. Ik ken u niet. Zie, veel mensen kennen mij, omdat ik in de samenkomsten kom en verschillende van dat soort plaatsen, maar ik weet nooit... weet niets over u, zie. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Ik geloof dat. U hebt een breuk; dat is wat er met u aan de hand is. U komt ook niet uit deze stad, maar uit Alberta, een plaats genaamd Easton. Dat is juist. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Zou dat u helpen? Mevrouw Braun. Nu, ga en wees gezond. U kunt hebben wat u hebt gevraagd. God zegene u.

     Gelooft u? Gelooft u?

216 Gelooft u dat God mij kan openbaren wat uw moeite is? Het is ernstig. U staat voor een operatie, zei de dokter, een tamelijk sterke man. Het is een vrouwenkwaal. En u gelooft niet in operaties, daarom bent u naar mij toe gekomen om voor u te bidden. En u voelde in uw hart toen u bad dat, als u op dit podium zou kunnen komen en ik mijn handen op u zou leggen, u geen operatie nodig zou hebben. Als dat uw gebed is, steek uw hand op, zuster. Hoe weet ik wat u God vroeg? Kom hier. In de Naam van Jezus Christus, moge haar verlangen worden toegestaan. Amen. Twijfel niet; geloof.

217 Nu, u bent een vreemde voor mij. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw moeite is? Denkt u dat uw schouder in orde zal komen? Wat raakte u aan? Het zal nu in orde zijn. Zag een veel grotere vrouw hier verschijnen; u bad. Goed. Uw geloof behoudt u nu. Wat raakte zij aan?

218 Die kleine dame die daar zit met een zwarte hoed op, die naar mij kijkt, ja, u, uw maagkwaal heeft u nu verlaten. Ga, eet uw avondmaaltijd. Jezus Christus maakt u gezond. Alles is nu over, ga en eet. Had een spijsverteringsprobleem in uw maag, het is helemaal voorbij.

219 Wat met die hoofdpijnen, jongedame die daar achteraan zit? Gelooft u dat God hoofdpijnen kan genezen en u gezond kan maken? Ja, u had meer geloof dan u dacht, is het niet? Uw hoofdpijnen zullen nu stoppen. Eerlijk gezegd, u hebt het nu niet. Wat raakte zij aan? Denk erover na: wat raakte zij aan? Zij raakte de Hogepriester aan.

220 Die dame die daar helemaal achteraan zit met artritis, gelooft u dat God u gezond zal maken, u daar achterin? Die vrouw met een bril op, ik ken u niet, heb u nooit in mijn leven gezien, maar u zat daar achterin te bidden. Als dat zo is, ga staan. God zegene u; u zult er nooit meer kreupel van zijn.

221 Ik daag u uit om Hem te geloven. Ken deze mensen niet; ik heb hen nooit gezien. Maar mijn Here kent hen.

222 De man die ongeveer op de twee-na-laatste plaats zit daar achterin, die lijdt aan maagklachten; gelooft u dat God u gezond zal maken? Aanvaardt u het? God zegene u. Hebt u een gebedskaart? Hebt u een gebedskaart? Ja? U hebt hem niet nodig.

     God kan suikerziekte genezen, nietwaar? In orde. Ga en geloof, heb gewoon geloof.

     Hij geneest ook nerveusheid, gelooft u dat niet? Blijf lopen en zeggen: "Dank U, Here." Geloof gewoon met heel uw hart.

     Kom. Hij geneest artritis; gelooft u dat? Blijf dan gewoon doorgaan. Ja zeker.

223 Even een ogenblik, er gebeurde iets. Kom hier. Wij zien natuurlijk dat u met een stok loopt, ik zal dat niet noemen, maar u bent suikerpatiënt en hebt hartproblemen; gelooft u dat God het gezond zal maken? Denkt u dat Hij u zal genezen? Gelooft u het? Zal God u genezen? Blijf verdergaan en zeg: "Dank U, Here." Ga door, wees gezond. Zeg: "Dank U, Here."

     Gelooft u, iedereen? Heb gewoon geloof; twijfel niet, geloof met heel uw hart.

224 Wat met die galblaaskwaal, u die daar tegen de muur zit. U ziet er zo oprecht uit. Ik ken u niet, toch? Wij zijn vreemden voor elkaar. Maar dat is uw probleem. Dat is juist, is het niet? Zijn wij vreemden voor elkaar? Steek uw hand op. Was dat uw probleem? Goed, meneer. U zat daar te bidden, en wilde dat God u zou aanraken. U raakte Hem aan en Hij raakte mij aan. Nu, Clarence, meneer Rouin, u kunt naar huis gaan en gezond zijn. God maakt u gezond. Dat is uw naam, is het niet? Als dat waar is, steek dan uw hand op.

225 Ik heb hem nooit gezien. Gelooft u? Hoeveel van u geloven met uw hele hart? Wel, het is Christus hier, vrienden. Ik wil u iets tonen. Mijn broeders hier zijn mannen van God. Zij hebben net zoveel recht om voor de zieken te bidden als ik. Kom hier, broeders, kom hier. Stel u op aan elke kant en maak een dubbele rij, precies hierlangs. Ik wil dat u het ziet wanneer ik weg ben, u hoeft niet op mij te wachten tot ik terug ben. Hier zijn mannen van God die ook voor de zieken bidden.

226 Maak hier nu gewoon een dubbele rij; kom gelijk aan beide kanten van mij staan. Wil niet de samenkomst verlaten, denkend dat alleen maar sommige evangelisten langs moeten komen om voor de zieken te bidden. Ik wil u tonen dat God de zieken door het gebed van deze mannen zal genezen.

227 Hoeveel hier hebben er gebedskaarten gekregen? Steek uw hand op. Neem even uw nummer. Al de A's het eerst, ga hier in een rij staan. Nee, wacht. Waar deden... Waar zijn wij gebleven? Oké, ik... Goed, laten wij voordat wij komen tot... Even een ogenblik, als u het niet doet zullen wij helemaal in de war raken. Laat deze mensen hier die gebedskaart A hebben, in de rij gaan staan. Dat... A en B gaan hier in de rij, deze sectie hier; stellen zich hier op, A en B. Alleen die sectie nu. Even een ogenblik. Neem de... neem die kant daar. Wij zullen iedereen nemen. Gewoon een ogenblik. Nog even een ogenblik totdat wij iedereen hebben, zie? Wij zullen iedereen krijgen.

228 Allen aan deze kant met A en B, stel u op in de rij. Nu, wij zullen dezen hierachter aan de andere kant nemen als wij bij hen komen, ziet u. Wij moeten één rij per keer nemen. Allen met A en B, stel u op aan deze kant. Goed. Nu, zodra deze kant er doorheen komt, laat dan deze middelste rij aan die kant er doorheen gaan, nadat zij zijn weggegaan. En zodra zij weggegaan zijn, laat dan deze kant erdoor komen. Iedereen die zal geloven en hier doorheen zal gaan, met alle geloof in God...

229 Bent u bevreesd? "Wees niet bevreesd, Ik ben het", zei de Here Jezus. Gelooft u niet dat Hij het is? Hoeveel geloven er dat Hij het is? Nu kijk, als Hij hier is... Net zo goed als dat Hij mij een ziener maakte, maakte Hij deze mannen predikers, zie? Zij hebben dezelfde Geest als ik, dezelfde God, dezelfde Heilige Geest, dezelfde last voor God om voor de zieken te bidden; dezelfde handen, dezelfde Geest. Zij zijn gezalfd en kunnen het doen, net als ik. Wij zullen hier samen gaan staan en voor ieder van u gaan bidden als u voorbijkomt en handen op u leggen. En wanneer u hier voorbijkomt, gedraag u als dat u genezen werd. Ga hier door en zeg: "Dank U, Here." En ga er daar weer uit en zie dat uw maagkwaal en al deze andere dingen u verlaten. Gelooft u het?

     Laten wij nu samen bidden terwijl wij onze hoofden buigen.

230 Here Jezus, Gij zijt hier. U bewijst Uzelf hier, Here, door het gehele gebouw, vertelt het de mensen en roept hen. En hier staan Uw dienstknechten, Here. En ik wil dat deze mensen hier weten dat Uw dienstknechten... dat zij niet hoeven te wachten tot er een of andere speciale persoon langskomt, een of andere speciale evangelist. Maar God, zij kunnen rechtstreeks hun voorganger roepen. Zij zijn Uw dienstknechten, en hier zijn zij wanneer ik hen roep, als echte soldaten die stonden voor de samenkomst. Zij zijn gelovigen; zij zijn gereed, gezalfd om hun handen op de zieken te leggen.

231 En almachtige God, Die Jezus opwekte, Die onze Redder is en Die vanavond in ons midden staat, zalf ons, Here. Zalf ons met Uw Heilige Geest, opdat wanneer wij handen op deze mensen leggen, de zegeningen van God op hen mogen komen, en moge elkeen van hen genezen worden. Sta het toe, Here. Wij beginnen vanaf hier en bidden voor hen, in de Naam van Jezus Christus.

232 En Satan, wij hebben iets tegen je te zeggen; we willen je vertellen dat je de mensen hebt verleid zo ver als je kunt gaan. Je hebt geen wettig recht om hen vast te houden. Jezus Christus nam elk recht dat je had, toen Hij uit de dood opstond. Hij triomfeerde over je en je bent niets anders dan een bluf, en Hij is hier vanavond om je gebluf te noemen en je te ontmaskeren en te vertellen wie je bent. En je kunt dit gehoor niet langer vasthouden. Wij nemen dit gehoor, deze zieke mensen hier, Gods kinderen, in de Naam van Jezus Christus, om je uit hen te werpen en je zult hen moeten verlaten. Wij gaan onze handen op hen leggen om Gods Woord te vervullen. Als zij hier doorheen gaan, zal hun hart vol zijn van de glorie van God en zullen zij hier vandaan gaan, God prijzend. Zij zullen genezen zijn en er zal een opwekking zijn. O God, sta het toe, in de Naam van Jezus Christus; moge het zo zijn, door Jezus Christus onze Here.

233 Nu, terwijl de samenkomst... met uw hoofd gebogen, en als u niet kunt bidden, zing, terwijl iemand het zingen leidt.

Geloven alleen, ge...

     Nu, iedereen, als u langskomt, geloof nu als u hier doorheen komt. Bid, broeder...?... [Als de mensen door de gebedsrij gaan, zijn broeder Branhams woorden niet goed te verstaan – Vert] ... In de Naam van...?... In de Naam van...?... In de Naam van Jezus... In Jezus' Naam... In de Naam... In de Naam van Jezus...?... In Uw Naam geloven wij...?... In de Naam van Jezus, sta de genezing toe van mijn... [Leeg gedeelte op de band]

Ik heb Hem lief, Ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op Golgotha's kruis.

234 O, hoe lief heb ik Jezus. Hebt u Hem niet lief? Is Hij niet wonderbaar? Hebt... O, dit is voor mij als de hemel. Kunt u...? O, ik ben niet emotioneel, ik denk niet dat ik mij te buiten zou gaan, maar ik voel gewoon een echt lieflijk gevoel; net alsof de hemelse Vader zou zeggen: "Het was goed gedaan."

235 Is er voor iedereen gebeden? Hoeveel geloven dat u nu gezond gaat worden? Steek uw hand op. Iedereen. Kijk, de Geest van God komt precies langs door de samenkomst, dat is precies wat Hij zei. Er is slechts één ding om het te weerhouden: als u het gewoon niet gelooft, dan zal het niet gebeuren. Als u het gelooft, moet het gebeuren; het is reeds beëindigd. Zie? Het is een voleindigd werk. O, is Hij niet wonderbaar? O, ik houd gewoon van hem.

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op Golgotha.

     [Broeder Branham spreekt tegen iemand op het podium – Vert] Is zij erdoor gegaan? Wat is er verkeerd met het meisje? Zij is gewoon opgewonden...?...

     [Broeder Branham begint te neuriën "Ik heb Hem lief" – Vert]

Ik heb Hem lief,
Omdat...
... kocht...?... [Broeder Branham spreekt tegen iemand – Vert] redding
Op Gol...

     Laten wij even onze hoofden buigen.

236 Hemelse Vader, ik weet dat er één in het gehoor zit die Satan heeft gebonden, en hij probeert de vrouw vast te houden. God, sta toe dat hij haar verlaat. Een lieflijk persoon, waarom zou zij niet vrij zijn? Ik bid dat U het zult toestaan, Vader. Door Jezus, Uw Zoon, vragen wij het. Amen.

Ik... Ik... ... lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op Golgotha's...

237 Is er hier een zondaar die Christus als hun Redder zou willen aannemen? In de tegenwoordigheid van God nu, zou u gewoon willen opstaan en zeggen: "Ik aanvaard Hem als mijn Redder"? Zou er hier iemand zijn die is teruggevallen en graag tot God zou willen terugkomen, precies nu, onder de zalving van de Heilige Geest?

238 God zegene u, zoon. God sta het aan u toe. In de Naam van Jezus Christus geef ik u het verlangen van uw hart. Keer nu naar het huis van God terug, Zijn Naam aanroepend en trouw aan Hem levend.

239 Herder, ik waardeer zeker deze fijne gemeenschap. Waarom vroeg u niet? Hmm! Dat is een herder, hij laat zijn samenkomst erdoor gaan en vraagt niet voor zichzelf. Dat bloed zal stoppen. Zegen u, broeder.

240 Pakte zijn hand hier en er ging een trilling doorheen, het had in kanker kunnen overgaan. Hij zal nu in orde zijn. Hij zei er nooit een woord over tegen mij, noemde het nooit. Ik ving het gewoon op toen hij mijn een hand gaf. God zegene u, herder. God zegene u, samenkomst.

Totdat wij elkaar ontmoeten! Totdat wij elkaar ontmoeten!
Totdat wij elkaar ontmoeten aan Jezus'... (God zegene een ieder van u, mijn broeders. God zegene u, broeders.)
Totdat... (God zegene u, broeder...?...) Totdat wij elkaar ontmoeten! (God, in Jezus'...?...)
God zij met u totdat wij elkaar ontmoeten.

     Als ik u nu uw herder geef, laten wij ons hoofd buigen en het zachtjes zingen.

Totdat wij elkaar ontmoeten!

241 Moge de God des hemels altijd met u zijn, u altijd genade geven. Ik zal voor u bidden. Bidt u voor mij totdat wij elkaar ontmoeten. Waar ontmoeten?

... aan Jezus' voeten. (Totdat wij elkaar ontmoeten!)

242 God zegene u, herder. God zegene u...?...

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)