Openbaring 5, "De geslagen slang"

Door William Marrion Branham

1 Dank u zeer, broeder Neville. De Here zegene u, mijn broeder.

2 Een goede morgen, vrienden. Het is gelukkig deze morgen, een voorrecht, of groot voorrecht zou ik zeggen, om hier weer terug in de Tabernakel te zijn en deze tijd bestemd te hebben voor onze ochtend-aanbiddingsdienst en gemeenschap rond het Woord van de Here. Ik geloof dat er eens werd gezegd: "Ik was gelukkig toen ze tot ons zeiden: Laten we naar het huis van de Here gaan." Om weer bij broeder Neville te zijn, mijn goede en dierbare vriend.

3 En ik geloof dat het een beetje koel is, of een beetje warm daar achterin. We hebben, geloof ik, een paar waaiers, die u in uw hand kunt gebruiken op deze manier. Wij hebben waaiers, als u de motor maar hebt om hem aan de gang te houden. Of, we hadden er hier een aantal, ik geloof dat ze ze nog steeds hebben. Ik zie sommigen zangboekjes gebruiken, of wat ook meer. Als er één ding is, waarvoor we proberen diensten te hebben, is het om die plaatsen te ontwijken, die in de toekomst heet zullen zijn. Dus we zijn... Daarvoor zijn we hier deze morgen, om aan die plaatsen voorbij te gaan. En slechts één ding wat dat kan doen, dat is het bloed van onze Here Jezus Christus dat dat doet.

4 En ik was erg gelukkig het goede verslag van de gemeente te horen, hoe zij vooruitgaat, voortgaand met de Here en hoe God met u bezig is in geestelijke gaven. En ik ben zeker erg dankbaar aan God voor uw oprechte harten, waarmee Hij bezig kan zijn en ik vertrouw dat Hij u precies in het midden van die rechte en smalle weg zal houden, dat u er niet naar rechts of links vanaf zult wijken.

5 En ik wil broeder Colvin en zijn dochter bedanken, geloof ik dat het waren, die hier een paar ogenblikken geleden stonden en dat lied zongen: "Er zijn in de hemel geen tranen." Dat is prachtig. Ik waardeer dat zeker.

6 En zoals broeder Neville zei over hem en mij, jaren geleden, en ik kan dat over broeder Colvin zeggen, we hebben elkaar jaren gekend. En hem die oude 'Gospel songs' [Evangelie-liederen – Vert] te horen zingen en zijn kinderen op te zien voeden in de weg van de Here, het maakt dat mijn hart opgetogen wordt. Het maakt dat ik me verheug, te weten dat God nog steeds mensen heeft, die Hem liefhebben en om Hem geven. Wij zijn daar dankbaar voor.

7 Nu, sinds ik terug kwam, hoor ik dat velen zijn gedoopt in het Geloof en we zijn daar zo blij om. Ik zie mijn goede vriend, broeder Elmer Gabehart, daar achteraan. Ik begrijp dat hij zojuist werd gedoopt in het geloof en ik ben daar zeker dankbaar voor. Dat maakt dat heel onze oude groep jagers ginds in Kentucky ongeveer zover is om nu alleen maar het aantal te schieten dat wettelijk is toegestaan, is het niet?

8 Ik herinner me (en ik weet dat Rodney naar me luistert in de kamer achterin, als hij daar al terug is, en Charlie zit voor me) dat we gewoon waren daarheen te gaan. De jongens hielden er allen van om: "Wel, dat zijn maar eekhoorntjes", ze zouden er een paar extra schieten, als ze ze zouden kunnen vinden. Maar ik ging met hen praten, dat dat niet in orde was. Dus nu dan is de hele groep zo ongeveer bekeerd, dus ik geloof dat we naar het volgende gebied zullen moeten verhuizen om ze daar op het rechte spoor krijgen. Dat zal fijn zijn.

9 Dus, ik kijk soms terug, zoals elke prediker, terug de weg langs, die je hebt gewandeld en je vraagt je af of de dingen... of je het zaad hebt gezaaid.

10 Velen van u zijn goed bekend met Amerika's Johnny Appleseed [lett.: Jantje Appelzaad; dat is iemand, die vroeger overal waar hij in Amerika kwam, vruchtenzaden heeft gezaaid – Vert] Wel, er was evenzo een – een man in Zweden, die als iets dergelijks werd beschouwd, hij zaaide bloemen. En ze zeggen, dat dat het is, waarom ze nu in Zweden zoveel mooie bloemen hebben en omdat ze de bloemenzaden zaaiden, overal waar hij een stuk grond kon vinden, waarin die zaden zouden groeien. Hij hield van bloemen, dus strooide hij gewoon de zaden in het rond. Hij is heengegaan, maar zijn bloemen leven nog.

En scheidingen [of: tweesprongen – Vert] laten achter ons
Voetstappen na in het zand van de tijd;
Voetstappen, die misschien iemand anders,
Terwijl hij vaart over 's levens oceaan,
Een verloren broeder, die schipbreuk leed,
Als hij ze ziet, weer moed zal doen vatten.

11 En dat is wat we allen graag zien, dat iets wat we hebben gedaan, voor anderen tot zegen zal zijn; datgene wat wij hebben gedaan.

12 Een paar dagen geleden zat ik, sprekend tot mijn trouwe kleine vriend hier in de stad, een doctor in de medicijnen, Sam Adair. En hij zei: "Hoe gaat het ermee, Bill?"

13 En ik zei: "Oh, tamelijk goed veronderstel ik, Doc." Ik zei: "En met jou?"

14 En hij zei: "Oh, een heleboel patiënten." Hij zei: "Ik had vijftien mensen om te onderzoeken deze middag."

15 Ik zei: "Wel, dat is goed, zolang als het slechts onderzoeken zijn en niets verkeerds vinden." Ik zei: "Weet je, de..." We kwamen over vroeger te spreken, toen we jongens waren. En ik zei: "Wel Doc, ik weet niet precies hoelang ik er nog zal zijn. We zijn beiden in de vijftig."

     En hij zei: "Dat is waar Bill."

16 En ik zei: "Maar al deze jaren, ongeveer eenendertig jaren van bediening nu, heb ik mijn hart bereid gehouden voor dat uur wanneer Hij komt. Dus maakt het niet uit wanneer Hij komt."

     Dus hij zei: "Dat is waar." Ik zei: "De grootste ontroerende belevenis die ik heb, is leven voor anderen."

17 En hij zei: "Dat is wat leven is, wat leven werkelijk maakt, wanneer je... niet wat je voor jezelf kunt doen of volbrengen, maar wat je voor anderen kunt doen."

18 Ziet u, dan leeft u werkelijk. En als er misschien iemand onder ons is, die dat nooit heeft gedaan, geprobeerd om voor iemand anders te leven, beproef dat eens en zie slechts hoeveel meer het leven voor u inhoudt, wanneer u niet wilt leven voor wat u zelf uit het leven kunt halen, maar wat u iemand anders in het leven kunt geven. En u zult ontdekken, dat het gezegender is dan rijkdom of iets van... wat maar bedacht kan worden. Het is wat u voor iemand anders kunt doen om de lasten van het leven... Wel, het leven op zichzelf is een last. En het zal het voor iemand anders een beetje lichter maken. U kent gewoon de vreugde niet, tenzij u het eens hebt geprobeerd, om iets voor iemand anders te doen.

19 En dan, dat brengt mij ertoe om te denken aan eenendertig jaar (zal het weldra zijn) van bediening voor de Here. Ik vermoed dat elk mens er wel eens aan denkt, wanneer hij aan zijn laatste dienst is gekomen en tot zijn laatste uur is gekomen en terugziet op het pad en ziet wat er tot stand gebracht is, ziet wat voorgevallen is, hebt u iets gedaan? En zoals ik net heb gezegd, het is wat u doet voor anderen wat telt.

20 Ik vraag mij dikwijls af, wat het zou zijn, als ik aan het eind van mijn weg kwam, waarvan we niet weten, welke tijd dat zal zijn, geen van ons. Dus ik was aan het denken over het spoor terug te bezien, waarover ik door het leven ben gekomen en ik zag de verschillende heuvels en doornige plaatsen en stenen en moeilijke plekken en gemakkelijke gedeelten en wat ik deed in dat soort tijden. Het zal alles tevoorschijn komen een dezer dagen op het uur van mijn weggaan. En het zal dat bij ieder van ons doen. We zijn daar allen zeker van, dat het aan ieder van ons zal verschijnen, wanneer die tijd aanbreekt.

21 Dat brengt mij ertoe, of leidt mij ertoe, om iets te zeggen, waarvoor ik liever zou weglopen, dan het te zeggen. Het leidt mij ertoe om iets te zeggen, wat ik... Het pijnigt mijn hart tot in het diepste om het te zeggen, maar wat ik zeg, ben ik gedwongen te zeggen, beseffend dat dit op de band wordt opgenomen en de wereld het zal horen, maar ik heb de bediening verlaten om een reden, waarvan het mij spijt dat ik erom moet weggaan. En misschien hebben velen van u het gehoord, dat ik mijn kantoor sluit enzovoort en van het veld afga.

22 Ik weet niet waar onze Heer mij heen zal leiden, dat heb ik niet in de hand, of wat Hij ook voor mij zal hebben te doen. Maar, ik denk aan het eind van de weg waar ik moet komen. En terug langs de levensreis heb ik zovele vergissingen gemaakt, dat het me vanuit mijn hart erg spijt, vanwege, geloof ik, dat ik mens ben en in zwakheid enzovoort, wat veroorzaakt dat een mens dingen doet, of dingen zegt, die... en zelfs handelt zoals ze zich anders nooit willen gedragen. Maar omdat het de zwakheid van een menselijk wezen was, wel, we hebben van die tijden. Maar er...

23 Als er iets is, wat in mijn hart is geweest om te doen, was het om die woorden van onze Here Jezus te horen zeggen aan het einde van deze reis: "Het was welgedaan, mijn goede en getrouwe dienstknecht." En vele keren heb ik gezegd, dat ik er graag bij zou hebben gestaan, toen Hij zei: "Kom tot Mij"; maar ik verlangde zeer Hem te horen zeggen: "Goed gedaan." Ik hoorde de stem niet in het oorspronkelijke zeggen: "Kom tot Mij", terug in de tijden van het schrijven van de Bijbel, maar ik verlang werkelijk Hem dan te horen zeggen: "Goed gedaan."

24 En als er iets is, wat ik altijd wilde zijn en wat de verlangens van mijn hart waren, was om te zijn: een trouwe dienstknecht van Jezus Christus, mijn Heer en Redder. Ik wil dat mijn getuigenis zuiver is, scherp omlijnd, dat ik stond... In al mijn fouten heb ik Hem toch lief met heel mijn hart. En ik doe dat deze morgen met heel mijn hart.

25 En om die reden dwingt het mij te zeggen, dat ik de bediening verlaat, omdat er iets opgekomen is onder de mensen wat mij het liet doen, dat is, dat ik van mijn plaats als 'prediker' of 'broeder' ben afgehaald en 'Jezus Christus' wordt genoemd en zo genoemd... en dat zou mij brandmerken als een antichrist. En ik wil God liever ontmoeten als iemand, die het opgegeven heeft, dan dat ik Hem zou willen ontmoeten als een antichrist om Hem afbreuk te doen.

26 Ik hoorde er een paar jaar geleden over en ik dacht dat het een grap was. Ik ontmoette een aantal broeders (van wie ik er geen enkele in de samenkomst zie deze morgen), twee of drie van hen, een keer op een vistocht en zij benaderden mij over dit onderwerp met te zeggen: "Broeder Branham, bent u niet de gezalfde Messias, de Christus?"

27 En ik sloeg mijn armen om de hals van beide broeders en hen allen en ik zei: "Broeders, zo zeer als ik heb geprobeerd om een ware dienstknecht van Christus te zijn, wilde ik niet, dat u zoiets als dat zou zeggen. En als dit ooit van mij zou worden gezegd, dan zal ik het veld verlaten met een zuiver geweten en u die dat zegt, zult verantwoordelijk zijn voor elke ziel, die ik zou hebben gered gedurende die tijd; ziet u, om mij van het veld weg te halen." En ik dacht dat dat er een eind aan maakte.

28 En ik hoorde het een paar keer meer. Maar het was niet zo. En onlangs in Canada toonde een broeder mij een klein kaartje van iets wat hij in zijn zak droeg, waar op stond: "William Branham is onze Here", dopend in de naam van William Branham. En een kleine... dierbare... Als het een vijand was geweest, als het mijn vijand was geweest, zou ik hebben geweten dat het een grap was. Maar een dierbare, lieve broeder kwam om zijn zonden en fouten te belijden en zijn geloof in mij als zijnde Jezus Christus, uit te spreken.

29 En ik heb brieven thuis en telefoontjes uit Chicago en verschillende plaatsen, die me vragen of ik dat dogma geloof.

30 En ik heb allerlei brieven gekregen, die in de laatste paar dagen zijn binnengekomen en telefoontjes van verschillende plaatsen en zo, zeggend dat ik Christus was. Broeders, dat is een afschuwelijke, schandelijke, ongoddelijke leugen van de duivel! Ziet u? Kijk, ik ben uw broeder. Nu, dat zou iedereen van het veld verjagen. Dat zou maken, dat ieder die Christus liefheeft van de zaak zelf wegloopt.

31 Ik ging tot de Here hier niet lang geleden, toen ik het voor het eerst hoorde, ongeveer een jaar geleden. En toen ging ik tot de Here en Hij verwees mij naar het Schriftgedeelte, dat toen Johannes voortkwam om te prediken, dat ze zovele jaren geen profeet op aarde hadden gehad, tot het zou... ze waren allen verbaasd in hun hart, denkend dat Johannes misschien de Messias was. Dus toen ik... Ze gingen heen tot Johannes en vroegen hem en hij zei dat hij het niet was. U leest dat in Lucas het derde hoofdstuk, het vijftiende vers. En dus toen... maar dat luwde weert zo'n beetje, dus ik liet het op die manier gaan.

32 Maar toen, toen het tot dit kwam, toen wist ik dat er iets moest worden gedaan. En ik zeg dit, dat het visioen en de Engel des Heren, die bij de rivier verscheen, als dit mijn laatste boodschap zal zijn of het laatste aan de gemeente, aan de wereld: "Die dingen zijn waarheid, wat betreft de Engel des Heren."

33 En ik stond stil als de mensen mij vele malen een profeet noemden, omdat een profeet naar de Engelse verklaring gewoon 'een prediker' is, 'een profeteerder, een door-verteller van het Woord', enzovoort. Dat sta ik voor, omdat u dat gewoon een beetje zou kunnen neerdrukken; maar wanneer het komt tot mij te benamen met 'Gezalfde Christus' of zoiets, dat was teveel voor mij. Dat kon ik gewoon niet verdragen.

34 En dus, toen ongeveer... ik kwam... Nadat ik de samenkomst in Canada verlaten had, ontdekte ik, dat ver in het noorden onder de Eskimo's of de Indianen daarginds, dat het onder hen gekomen was.

35 En dus, het verscheurde me helemaal. De jachttocht die ik al zolang op het programma had, kon ik niet maken. Ik was bang voor een jachtongeval, als u begrijpt wat ik bedoel. Ik werd zo beverig, erger dan ik hier nu sta. Ik kon het geen ogenblik langer verdragen, om te bedenken dat eenendertig jaar van bediening het riool van de duivel inging, in de... Wanneer ik heengegaan ben, wat zullen ze zeggen? "Daar heb je hem, dat is precies wat het was"; en al de invloed die ik op de mensen had; dan ziet u waar het zou zijn, ik zou een antichrist zijn. En ik kon het gewoon niet verdragen!

36 Ik dacht: "Ik zou liever hier in de bossen sterven, alsof ik op mijn geweer viel of zoiets, dan..." En ik zag, dat ik was... Toen dacht ik aan mijn kleine Jozef enzovoort, die moest worden opgevoed. En ik was niet in een toestand om te jagen, dus verliet ik gewoon de bossen en kwam naar huis.

37 En ik ben ongeveer acht of tien dagen zo verscheurd geweest, zo in de knel, dat ik gewoon ik dacht, dat ik mijn verstand aan het verliezen was. En ik vroeg gewoon aan iedereen om bij me weg te blijven en me alleen te laten, omdat ik zo in de knel ben en zenuwachtig en overstuur en helemaal in stukken gescheurd.

38 En ik vroeg het mij af; als het de een of andere vijand van mij zou zijn geweest, zou het in orde geweest zijn, maar ik zou er gewoon om gelachen hebben en doorgegaan. Maar toen het bleek dat het dierbare broeders, dierbare zusters waren, toen deed dat mij pijn. En ik zei: "Here, de zaak is te groot voor mij. Ik zal er uit moeten stappen en het in Uw handen laten. Ik weet niets anders te doen."

39 Een paar avonden geleden, om het zeker te maken, kwam de Here tot mij. En ik zag een geweldige bijtende slang, die geel en zwart was (en mij het regelrecht vertellend) en het beest raakte mij aan mijn been. Maar het bloedde zo rijkelijk, dat het op mij geen invloed had. En ik keek omlaag en daar was ik eerder gebeten. En ik draaide me vlug om met een geweer en schoot het ding en het raakte het precies in het midden ervan.

40 En een broeder zei... Ik draaide me om met mijn geweer, om zijn kop eraf te schieten en hij zei: "Doe dat niet, pak gewoon de stok op, die daar bij u ligt." En toen ik mijn rug toekeerde om de stok op te pakken, zigzagde hij weg in een watertje, in een kleine waterpoel.

41 En ik zei: "Wel, hij kan nu niet veel langer meer kwetsen, omdat ik geloof, dat de broeder beseft (de broeders), wat er zou gebeuren." Ik zei: "Hij is dodelijk gewond, dus zal hij sterven."

42 En ik vroeg vele van mijn leden van mijn gemeente hier... in deze Tabernakel bij broeder Neville en mij, die mij zijn komen benaderen met diezelfde vraag. Broeders, zusters, heb ik niet geprobeerd een getrouw dienstknecht van Christus voor u te zijn? Heb ik niet geprobeerd uw broeder te zijn?

43 Nu, waar het ook is, het is een geest op dierbare mensen. Vele mensen hebben me dat gevraagd. Maar het is een geest, maar ik hoop dat het vandaag een dodelijke wond krijgt en snel zal uitsterven, zodat ik in de bediening kan terugkeren. Tot dan wil ik ieder van u vragen, voor mij te bidden. Ik weet niet wat ik zal doen. Mijn huis te koop. En ik kan het gewoon niet verdragen; als ik hier blijf, zal ik volledig zwaar krankzinnig worden. En ik vraag u voor mij te bidden.

44 En bedenk, als u mij ooit hebt geloofd, als u ooit hebt geloofd dat ik een dienaar van Christus ben, herinner u: Dat is een dwaling! Het is vals! ZO SPREEKT DE HERE! Het is fout! Heb er niets mee te doen! Ik ben uw broeder. Laten we onze hoofden buigen.

45 Hemelse Vader, mijn vlees beeft, mijn handen knijpen zich samen, mijn tenen zijn opgetrokken in mijn schoenen. Oh God, wees genadig. Wat heb ik ooit gedaan, Heer, om dit te verdienen? Ik bid dat U zo genadig voor mij zult zijn, Heer, en voor allen. En daar ginds in die dierbare geliefde mensen, mogen zij hun dwaling zien en wat ze gedaan hebben, Heer, om het hart van hun broeder te breken, en niet alleen van hun broeder, maar van onze Redder, onze Hemelse Vader. Ik bid, dat U ons onze dwalingen wilt vergeven, Heer. Laat het heilig Bloed van Christus nu het wezen van ons allen tezamen trekken, Here, en gezegend zij de band, die onze harten samenbindt in Christelijke liefde en gemeenschap.

46 God, moge de vijand, die onze broeders en zusters heeft benaderd, moge hij de dodelijke wond ontvangen, zodat hij niet langer kan bestaan en moge hij wegsterven, Heer. Wanneer U dat doet, Vader, zal ik weer naar het veld terugkeren. Maar tot dan, Heer, ben ik Uw dienstknecht met een gebroken hart, wachtend, wachtend. Het gaat boven alles uit wat ik zou kunnen doen. Met tranen en met roepen en met overtuigen, probeerde ik hard, Here (U kent mijn hart), om het te stoppen voor het zover kwam; maar het ging boven alles uit, wat ik zou kunnen doen. Dus, Vader, ik geef het over in Uw hand, vanaf deze preekstoel van waaruit ik al deze jaren heb gepredikt. Ik draag het op in Uw handen.

47 Nu zorgt U ervoor, Vader, op Uw eigen goddelijke wijze. En wanneer het allemaal geëindigd is en alles is voorbij, dan zal Uw dienstknecht terugkeren. Tot dan zal ik aan het wachten zijn, om van U te horen, Heer.

48 Zegen ons nu en geef ons een grootse dienst vandaag; omdat we hier niet uitsluitend voor dit zijn, maar alleen om het duidelijk, openbaar, te maken voor de wereld. Opdat zij zouden mogen weten, Vader, dat ik U liefheb en U geloof en voor U pal heb gestaan en wil... Als ik moet gaan, laat mij gaan, Heer, met een zuiver hart en een waar getuigenis, dat ik U geloofde en U vertrouwde. Sta het toe. En ik zal U prijzen en wij zullen U eren door alle tijdperken die zullen komen door Jezus Christus. Amen.

49 Nu, over tot de Schriften, laat ons opslaan in de Bijbel, naar het... Ik dacht deze morgen, dat goed zou zijn, als broeder Neville er geen bezwaar tegen heeft, om een paar ogenblikken door te gaan in...

50 Nu, laat mij niet één keer meer horen dat het onder iemand van u wordt genoemd. Bidt slechts en houdt het buiten, sluit het af. Ziet u? Ik ben tweeënvijftig jaar oud, maar ik denk, misschien, als God mij spaart, dat ik nog wat te leven over heb en ik wil alles van mijn tijd besteden voor Christus. Dus, bedenk, ik vertrek omdat ik ertoe gedreven ben het te doen.

51 Nu, in het boek Openbaring, in het vierde hoofdstuk, waar we onlangs zijn gebleven, toen we met de studie bezig waren. Openbaring, het vierde hoofdstuk, geloof ik, bij het laatste deel van het vers, of het hoofdstuk. Wel, hoevelen houden van Openbaring? Wonderbaar! Nu, ik geloof, dat we stopten bij het vijfde hoofdstuk, is het niet? We zijn gebleven bij het vierde hoofdstuk, de vier levende schepselen. Nu, laten we tot het Woord naderen, die dingen die in het verleden liggen, vergetend.

52 Vader God, helpt Gij ons nu, daar we zenuwachtig zijn, maar als we tot het Woord naderen, vergeten we wat in het verleden ligt, jagen we nu naar het doel van de hoge roeping, de hoge roeping van de bediening om een dienstknecht van Christus te zijn. Geef ons het Woord deze morgen en voed onze hongerige zielen, want we zijn verlangend, Heer, en wachtend op die dierbare zalving van de Heilige Geest. Kom onder ons, Heer, onze zonden en overtredingen vergevend en laat ons Uw dienstknechten zijn. Want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.

53 Nu, we namen de gemeente-tijdperken, de laatste zeven gemeente-tijdperken. Ik geloof dat sommigen proberen om dit op te schrijven, de gemeente-tijdperken. Dan komen we in het vierde hoofdstuk van het boek van 'De openbaring van...' Wat is dit? De openbaring van Jezus Christus. De openbaring, in het Latijn de apocalypse genaamd, wat betekent "om geopenbaard te worden, om de bedekking eraf te nemen, te tonen, ten toon te stellen", om de openbaring naar voren te brengen van Jezus Christus, Die Was, Is en Zal Komen, de Wortel en Scheut van David.

54 Nu, in het vierde hoofdstuk ontdekken we, dat Johannes in de hemel werd opgenomen, nadat hij de gemeentetijdperken had gezien. (Alleen om een kleine achtergrond te krijgen nu en dan zullen we...)

55 Misschien is het het beste om een paar verzen van het vijfde hoofdstuk te lezen en dan zullen we regelrecht beginnen met de achter grond.

     En ik zag in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en van buiten, welverzegeld met zeven zegels.

     En ik zag een sterke engel, die met luider stem uitriep: Wie is waardig de boekrol te openen en haar zegels te verbreken?

     En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon de boekrol openen of haar inzien.

     En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boekrol te openen of die in te zien.

     En een uit de oudsten zeide tot mij: Ween niet; Zie, de leeuw uit de stam van Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen.

     En ik zag in het midden van de troon en van de vier dieren en te midden der oudsten een lam staan, als geslacht, met zeven horens en zeven ogen; dit zijn de zeven Geesten Gods, uitgezonden over de gehele aarde.

     En het kwam en heeft (de rol) genomen uit de rechterhand van Hem, die op de troon gezeten was.

     Dat zijn de eerste zeven verzen.

56 Nu, in het derde hoofdstuk van Openbaring vinden we het eindigen van het gemeentetijdperk, wat eindigde met het Laodiceaanse, het lauwe gemeentetijdperk. Dan ontdekken we, dat onmiddellijk daarna Johannes werd opgenomen in de Geest, naar boven de hemel in. En hij zag dingen, die waren en zouden komen en dingen die waren geweest. Nu, we ontdekken, dat de gemeente niet meer verschijnt dan tot het negentiende hoofdstuk van Openbaring, dan keert ze terug met haar Heer, glorieus gewassen in het Bloed.

57 Nu, in deze laatste aanhaling, als een kleine achtergrond om vast te stellen waar Johannes nu is, ontdekten we, dat in de laatste boodschap... Ik keek het gisteren even kort door, iets van het geheel waarover ik had gesproken. En Johannes werd opgenomen in de hemel en zag die dingen. En ik bemerkte daarin, dat Hij mij een openbaring had gegeven, dat... U weet, na Zijn opstanding waren er velen bij Hem en sommigen zeiden: "Wat zal er gebeuren met deze man, die aan Uw boezem ligt (Johannes)?"

58 Jezus draaide Zich om en zei: "Wat gaat het u aan, als hij blijft totdat Ik kom?" Dus, Hij zei nooit...

59 Toen ging er een leer rond. Ziet u hoe gemakkelijk het kan beginnen? Toen ging er een leer uit, dat Johannes niet zou gaan sterven, totdat hij Jezus had zien komen, – tot de tweede komst. De Bijbel zei, dat er een leer was, die daarvan uitging.

60 Echter, Jezus zei het nooit op die manier. Hij zei: "Wat gaat het u aan, indien hij blijft totdat Ik kom?"

61 Nu, we ontdekken, dat hij werd opgeheven in de hemelen en zag vanaf toen tot aan het komen van de Here, alsof hij daar was geweest en het alles had zien gebeuren. Johannes zelf leefde niet... Hij leefde om in de negentig jaar oud te worden en stierf toen in een natuurlijke dood (de enige van de apostelen), nadat hij uit zijn ballingschap van het eiland Patmos gekomen was.

62 Nu, er is een bijzonder punt, dat ik zou... (ik geloof, dat ze mijn schoolbord uit elkaar genomen hebben, maar...) Ik zou er graag een beetje de nadruk op willen leggen, voor we op deze belangrijke zaak ingaan. Oh, dit is heerlijk! Het is een wonderbaar, wonderbaar hoofdstuk.

63 En dan begint het direct erop volgende hoofdstuk met het openen van deze zegels. Oh, my! En dan moeten we van daar overspringen en naar verschillende plaatsen in de Bijbel gaan, om deze zegels te nemen, toen ze open gingen en wat de geheimenissen ervan zijn. Oh, ze zijn heerlijk, gewoonweg rijk aan geestelijke vitaminen!

64 Nu, we zien, dat één van de grote buitengewone dingen, die ik graag onder uw aandacht zou willen brengen, de levende schepselen waren (van het laatste deel van het vierde hoofdstuk), die Johannes zag, toen hij naar die ark des verbonds keek. Herinnert u zich, hoe ze geplaatst waren, net zoals Israël op haar tocht? Ze hadden... daarop was een gelaat van het levende schepsel. En we ontdekten, dat deze schepselen geen engelen waren, noch waren zij mensen. Zij waren cherubs. En we vonden ze in het Oude Testament bij de ark. We vinden ze in het Nieuwe Testament. En dan vinden we ze weer, daar in het komen van de Here, cherubs die de genadetroon bewaken.

65 De genadetroon die niemand kon naderen, tenzij er daar een verzoening voor die persoon was, de enige wijze dat het heiligdom... Toen het met het bloed werd besprenkeld, toen werd het een genadetroon. Maar nadat het bloed eraf werd genomen, werd het een oordeelstroon.

66 En oh, my, niemand zou de oordelen Gods kunnen doorstaan. Het enige waar we naar kunnen uitzien is genade, niet oordeel, niet rechtvaardigheid. We kunnen niet naderen tot Zijn gerechtigheid, omdat Zijn gerechtigheid... Hij zal Zijn Woord moeten houden; en Zijn Woord houden van: "Ten dage dat gij daarvan eet, te dien dage zult gij sterven." Wie zou gerechtigheid willen? Ik wil geen gerechtigheid. Ik roep om genade. Oh, laat de genade van God... En de genadetroon is besprenkeld!

67 Maar er was een tijd van het reinigen van het heiligdom, toen het een oordeelstroon was, zolang als het bloed van de troon af was.

68 Nu, wij naderen die tijd nu. We naderen nu, in dit tijdperk, een reinigen van het heiligdom en het oordeel dat op de aarde komt. Ziet u? Zolang als daar bloed is, kan God de aarde niet vernietigen; zolang daar bloed is, is niemand een zondaar voor God. Iedereen is in orde, omdat er een verzoening voor iedereen is. Maar als u in gebreke blijft om die verzoening te aanvaarden en in Zijn tegenwoordigheid gaat, dan bent u een zondaar, bent u voorbij die genade. Dan hebt u uzelf geoordeeld. Maar nu, terwijl er genade is... Maar wanneer de reiniging van het heiligdom komt, dan gaat het bloed van de genadetroon af en dan valt de wraak Gods op de aarde. Oh, my! God wees ons genadig, dat we niet op die dag zonder de genade Gods zullen worden bevonden.

69 Nu, we zien daarin... Ik zal proberen het hier een beetje te vergeestelijken of het met mijn hand voor u tekenen, dat Israël zich naar vier kanten legerde. Zij zetten de ark in het midden en aan de vier zijden van de tent waren drie stammen van Israël en drie vieren maakt twaalf, of vier drieën liever, twaalf. En elke drie hadden een hoofd en ieder hoofd van de stam...

70 Eén ervan was Ruben. Hij legerde zich altijd naar het zuiden. Hij was het mensenhoofd. En Efraïm was naar het westen met drie stammen; hij was de os. Dan aan de oostkant lag Juda, wat de leeuw is. En aan de noordkant lag Dan, wat de adelaar was. Nu, let op. Herinnert u ze zich? U allemaal herinnert ze zich goed, hoe we ze hadden uitgetekend: de adelaar, de os, de mens en de leeuw.

71 Nu, merkt u op, Juda bewaakt de oostelijke poort. En Christus is de Leeuw van de stam van Juda. Hij zal afdalen van de oostelijke hemel, door de poort binnengaan. Hij komt van de oostelijke poort, vanuit de stam van Juda. En Hij is de Leeuw van de stam van Juda.

72 En we ontdekken, daar in onze komende boodschap deze morgen, dat Hij nog steeds wordt aangekondigd als "De Leeuw van de stam van Juda, de Wortel, het eerste begin van David." David was de eeuwige koning. En Christus zit op de troon van David in het duizendjarig rijk, wat eeuwige koning betekent. "Er zal er David nooit één ontbreken!" Halleluja! "Nooit zal er David één ontbreken!" God beloofde dat, zei: "Nooit zou er David één ontbreken, niet één."

73 U zegt. "Wat met vandaag, waar zijn die Joodse richters?"

74 Hij heeft nog steeds het zaad, Christus is zijn Zoon naar het vlees. Er werd daar eens gezegd: "David zal niet ontbreken." Dat is juist. En Christus is die Leeuw van de stam van Juda, waaruit David ontsproot.

75 Nu, we ontdekken, dat zij de wachters waren voor de genadetroon. Zij waakten over de genadetroon. Niets kwam erbij, het passeerde eerst de stammen, voor het tot de genadetroon kon komen. Elke man was bereid zijn leven te geven, elke Israëliet in het kamp zou sterven voor iets dat dat kamp daar zou kunnen binnenkomen om die genadetroon te nemen. En nu ontdekken we, dat dat de orde van het Oude Testament was.

76 En in de Nieuw-testamentische orde vinden we hetzelfde, dat hij bewaakt werd, de genadetroon. Oh, ik hoop dat u het begrijpt! De genadetroon wordt nog steeds bewaakt, heeft de wachters nog steeds. En we ontdekten dat die wachters Matthéüs Marcus, Lucas en Johannes zijn, die het boek der Handelingen bewaken, de handelingen van de Heilige Geest, volvoerd onder de apostelen, wat het boek der Handelingen is van het Nieuwe Testament. En de vier schrijvers van de Evangeliën, Matthéüs, Marcus, Lucas en Johannes, bewaken allen die genadetroon om te tonen dat God het is, de Heilige Geest vandaag. Elk Schriftgedeelte, Matthéüs Marcus, Lucas en Johannes, elk van ze, zal het ware Evangelie van de Here Jezus Christus en de werken van de Heilige Geest ondersteunen.

77 Nu, wanneer we daaraan voorbijgaan, dan is 't het niet. Maar het ondersteunt de ware boodschap! Zoals we ontdekken in Handelingen 2:38, waar: "Bekeert u en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden."

78 En vandaag namen ze de Naam van 'Vader, Zoon en Heilige Geest' aan, om in gedoopt te worden. Daar is geen Schriftgedeelte voor! Daar is geen achtergrond. Er is helemaal niets om dat te bewaken, geen ding! U zegt: "Matthéüs zei het." Matthéüs bewaakte het, Matthéüs 28... 1:18 zei:

     De geboorte van Jezus Christus geschiedde aldus: Terwijl zijn moeder Maria ondertrouwd was met Jozef, bleek zij, voordat zij samenkwamen, zwanger te zijn uit de Heilige Geest.

     Dit werd alles gedaan... Daar nu Jozef, haar man, rechtschapen was en haar niet in opspraak wilde brengen, was hij van zins in stilte van haar te scheiden, op deze manier.

     Toen die overweging bij hem opkwam, zie, een engel des Heren verscheen hem in de droom en zeide: Jozef, zoon van David, schroom niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want wat in haar verwekt is, is uit de Heilige Geest.

79 Dan is de Heilige Geest en God de Vader dezelfde persoon, of Hij had twee vaders. Ziet u? Dus ziet u het?

     Zij zal een zoon baren en gij zult hem de naam JEZUS geven:...

     Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden... door de profeet gesproken...

80 God zou bij ons zijn, genaamd Immanuël, wat betekent God, Vader, Zoon en Heilige Geest in één Naam (Jezus Christus), die deze poort tegen dwaling bewaart.

81 Een paar dagen geleden in Chicago, voor een vereniging van predikers van Chicago, groot Chicago... ik wist... De Heilige Geest wekte mij in de nacht en zei mij: "Ga bij het raam staan." Zei: "Daar is een groep predikers en ze organiseren een ontbijt voor u." Zei: "Wees voorzichtig, ze zullen u hierop gaan aanvallen."

82 Ik zei: "Dank U, Here." Hij toonde mij waar het gehouden zou worden.

83 En ik ging heen en vertelde een paar predikers, broeder Carlson en broeder Tommy Hicks, hoe het zou zijn. Ik zei: "De plaats, die u hebt besproken, het zal niet zo zijn. We zullen in een andere plaats gaan zijn." Vertelde waar Doctor Meade zou zitten; hoe een kleurling zou binnenkomen, op deze wijze zitten; en alles erover.

84 Toen, die morgen zeiden ze... Mijn zoon zei tegen me, hij zei: "Pa, gaat u daarheen in die twistpartij?"

85 Ik zei: "Ik ga er niet heen om te redetwisten. Ik ga erheen, gezalfd met de Heilige Geest, met een Woord van God dat die genadetroon zal bewaken, zolang als Hij daar is."

86 Dus toen we daar kwamen, voor ze zelfs een kans kregen om één ding te vragen, sprak de Heilige Geest tot mij, zei: "Nu is het de tijd om het te zeggen."

87 Ik zei: "Ik weet waarom u hier bent." En ik zei: "Nu, broeder Hicks en u en broeder Carlson, het hoofd van de Christen Zakenlieden, is niet alles helemaal precies op de manier, dat de Heilige Geest het me eergisteren vertelde? Dat u die zaal niet zou krijgen, dat we hier zouden zijn?" En ze kregen het pas die morgen. En ik zei: "Nu kijk, iedereen is gezeten precies op de manier, dat Hij zei, dat het zou zijn." Ik zei: "De zaak waarover u me wilt benaderen, is over de Naam van Jezus Christus voor de doop."

88 En toen we... De Heilige Geest begon het Woord van God te nemen en het te openbaren en het zo uit te leggen, terwijl heel die groep drieëenheidspredikers daar zat, totdat ze elkaar de hand reikten over de tafel en elkaar de hand schudden en de tranen liepen hun over de wangen. En ik begrijp, dat tweeënzeventig van hen hier naar deze Tabernakel komen, opdat ik hen doop in de Naam van Jezus Christus.

89 De genadetroon wordt bewaakt, ziet u, de Heilige Geest die de genadetroon bewaakt. We moeten het helemaal precies houden... Laat dat Woord van God... die grote boodschappers, die daar zitten, Matthéüs, Marcus, Lucas en Johannes, die elke handeling van dat Nieuwe Testament bewaken.

90 En nu, nu dat is precies, wat ik in het eerste gedeelte van de boodschap van deze morgen zei, laten we het daar precies houden, bewaakt door het Evangelie. Ziet u? Het regelrecht daar houden, waar de Evangeliën het zullen bewaken.

91 Nu, we ontdekken daarin, dat zij Gods genadetroon in het Oude Testament bewaakten; en daar Matthéüs, Marcus, Lucas, Johannes, zij allemaal. En zelfs de Leeuw van de stam van Juda legde Zijn leven af, om die genadetroon te beschermen, om die besprenkeld te laten zijn met Zijn eigen Bloed. En daar staat Hij deze morgen, vandaag, de grote Overwinnaar, die zal neerdalen uit het oosten op een dag en wij zullen Hem zien.

92 Nu, we slaan vlug verder op, omdat ik weet dat er een doopdienst is. Wat is dit zeven maal verzegelde boek? Oh, wat een groot iets! Hebt u opgemerkt, hoe hier wordt gezegd: "Het waren zeven zegels aan de achterkant van het boek?" Het is iets... Oh, moge God ons nu helpen en ons moed geven en misschien vroeger of later kan ik het aan u brengen. Kijk, dit staat niet geschreven in het Woord, het is verzegeld aan de achterzijde van het Woord. Het boek werd verzegeld door deze zeven zegels. Het gehele geheimenis van het boek ligt verzegeld in deze zeven zegels. Dit is één van de allergrootste hoofdstukken in het hele boek van de Openbaring. Kijk:

     En ik zag in de rechterhand van Hem, die op de troon zat, een boekrol, beschreven van binnen en... (beschreven van binnen. Aan de binnenzijde is geschreven. Dat lazen we vanmorgen...) en van buiten, welverzegeld met zeven zegels. (Buiten de Bijbel, wat de Bijbel zelfs niet zegt, het is hierbinnen verzegeld met zeven zegels, de geheimenissen Gods.)

93 Nu, wat is het? Nu, let op. Een zegel stelt een voltooid produkt voor, iets wat al getest is, beproefd en dan verzegeld. Waar is... Wij hebben het onderpand van onze redding nu door verzegeld te zijn met de Heilige Geest. Dat is het onderpand van onze redding.

94 Laten we even een ogenblik teruggaan. Ik heb hier een Schriftgedeelte opgeschreven, verschillende, ik zal geen tijd hebben om op allemaal in te gaan. Maar laten we teruggaan naar Efeziërs, even een ogenblik en dit lezen in het eerste hoofdstuk van Efeziërs, zodat u de werkelijke betekenis zou mogen begrijpen.

     Paulus, door de wil van God een apostel van Christus Jezus, aan de heiligen... die [te Efeze] zijn;...

95 En bedenk, Johannes had deze brief gericht aan de Efeziërs, aan Efeze en de gelovigen in Christus, degenen tot wie Paulus had gepredikt, die hij had opgevoed en grootgebracht met het Evangelie.

     ...Efeze, en aan de gelovigen in Christus.

96 Dat zijn die, die reeds in Christus zijn. Hoe komen wij in Christus? "Door één Geest zijn wij allen gedoopt in één lichaam", wat het lichaam van Christus is.

     Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Here Jezus Christus.

     Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.

97 Bedenk het nu! Hij heeft ons gezegend met alle hemelse genade, zegeningen, als we samen bijeenkomen in Christus Jezus, als de gelovigen, de uitverkoren gemeente, eruit geroepen, opzij gezet. Hij heeft ons binnen verzegeld door Zijn Heilige Geest en is nu bezig alle dingen aan ons te openbaren, die voor ons in de toekomst liggen. Nu zijn we toe aan de zeven zegels.

     Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren, vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor Zijn aangezicht.

     In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van Zijn wil;

98 Wat is dit een prachtige gedachte! Laten we even een ogenblik verder lezen. Ik wil hier speciaal komen op het twaalfde vers en dertiende, veertiende:

     Opdat wij zouden zijn tot lof Zijner heerlijkheid, wij, die reeds tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd.

     In Hem zijt ook gij, nadat gij het woord der waarheid, het Evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der belofte,...

99 "Nadat gij geloofd hebt." Oh, mijn Baptistenbroeder, hoe zou u kunnen zeggen, dat dit niet zo is? U zegt, dat u de Heilige Geest ontvangt, wanneer u gelooft? Er stond: "NADAT gij geloofde, toen werd u verzegeld met de Heilige Geest der belofte." Let op:

     Die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof Zijner heerlijkheid.

100 Nu, we ontdekken dan, dat een zegel betekent, dat het een voleindigde zaak is bij God, het is al vast. En elke gelovige was verzegeld met deze belofte van het allereerste begin af, omdat we voor de grondlegging der wereld waren voorbestemd tot de aanneming als zonen. Voor de wereld ooit begon! Oh, wat een hoop, die ons onwrikbaar en zeker laat rusten, een anker voor de ziel die niet hier en daar heen rondgeslingerd wordt, maar verankerd in Christus, een hoop die zeker is. Bestemde ons voor, voor de grondlegging van de wereld, tot de aanneming tot zonen door Jezus Christus. Oh, wat wonderbaar! Ik houd van dat voleindigde werk bij God.

101 Nu, laat me even nòg een Schriftgedeelte voor u aanhalen. "Allen die Hij tevoren kende, dezen heeft Hij ook geroepen; allen die Hij heeft geroepen, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; allen die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij verheerlijkt." Helemaal van de beginne voorzag God in Zijn grote oneindige gedachten, Zijn gemeente en bestemde haar voor tot de aanneming tot kinderen door Jezus Christus, om hen eeuwig leven te geven aan het eind van het tijdperk. Wat een prachtig iets! Broeder Neville, dat maakt gewoon, dat ik me stukken beter voel. Dus precies... Aanneming door het Bloed van Jezus Christus!

102 Let nu op als we verder gaan. Nu, we weten, dat het een voleindigd... Wij zijn voorbestemd met het Lam. De Heilige Geest is ons zegel. Het onderpand betekent: meer zal nog komen. We hebben nu alleen het onderpand ervan. Het onderpand is slechts de aanbetaling (oh, wat prachtig!), slechts de aanbetaling die het vasthoudt en het waarborgt en het verankert, zodat niemand anders het kan aanraken. Het is het onderpand van onze aanneming. Amen. De Heilige Geest is nu het onderpand van God in onze harten. Verzegeld, de aanneming tot zonen wacht ons aan het eind van de weg. Zonen en dochters van God!

103 Laten we nog een Schriftgedeelte opslaan, heel snel, ik heb het hier op deze andere bladzijde opgeschreven. Romeinen 8:22, ik vind het prachtig. Nu, bij het bestuderen gisteren, heb ik hier zo'n beetje een paar Schriftgedeelten uitgeschreven, waarnaar ik graag zou willen verwijzen.

     ...wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is.

     En niet alleen zij, maar ook wij zelf, [wij,] die de Geest als eerste gave ontvangen hebben, zuchten bij onszelf in de verwachting van het zoonschap: de verlossing van ons lichaam.

104 Oh, ziet u het? "De ganse schepping zucht", zei Paulus. Alles zucht. Kijk naar de bomen, hoe ze worstelen. Kijk naar de bloemen, hoe ze strijden om het bestaan; gewoon om ze door de vorst te laten afrukken. Kijk naar de bomen, hoe ze strijden om hun takken uitgespreid te houden, die de glorie aan God uitzingen. Ziet u? Alles, de hele natuur, alle dieren, alle vogels (hoe hij snel van de vijand wegvliegt en ontkomt), alles zucht. "En wijzelf", zei Paulus, "wij zuchten evenzo met hen, want wij wachten op de verlossing van ons lichaam."

105 Maar nu, nu... Ze zijn het al die jaren tot nu geweest, nu hebben we het onderpand van onze erfenis! Oh, my! Wat hebben we? Wij hebben het bewijs dat God leeft. Wij hebben het bewijs, dat God bij ons is. Wij hebben het bewijs, dat God ons niet heeft begeven, dat wij van Hem zijn en Hij van ons, omdat wij, in onze lichamen, nu de tabernakel van de Heilige Geest van God zijn, die uitroept: "Abba, Vader." Er is niets wat dat ooit kan wegnemen. Wij zijn verankerd in Christus.

106 Nu, de bomen hebben het niet, de natuur heeft het niet, maar toch zuchten wij nog met hen, omdat we alsnog de volheid van onze adoptie [de aanneming – Vert] niet hebben ontvangen. Maar we hebben het onderpand ervan, dat we werden opgepakt uit de dingen van de wereld en nu zonen en dochters van God worden. Wat voor soort mensen behoorden we te zijn? Oh my, wanneer we daaraan denken! Denk het u in!

107 Nu hebben we het onderpand; onze geest zucht om de volledige aanneming, maar nu hebben we het onderpand ervan. Als we de Heilige Geest ontvangen, is het het onderpand van onze volledige adoptie, onze volledige redding. Oh, hoe prachtig! Ik houd daar gewoon van. Goed.

108 Wij wachten op de volheid van de aanneming. Wanneer zal dit plaatsvinden? Bij de eerste opstanding. Dan zullen onze lichamen worden veranderd van deze miserabele schepselen, die we zijn en we zullen een lichaam hebben als Zijn eigen verheerlijkt lichaam. "Want wij zullen Hem zien gelijk Hij is en we zullen Hem gelijk zijn." Wanneer Hij verschijnt, verschijnen wij in Zijn gelijkenis. Wij zullen een lichaam hebben als het Zijne, een heerlijk verheerlijkt lichaam en al de beproevingen en strijd van het leven zullen wegebben in een kleine mist en wegwaaien om nooit meer te zijn.

109 En deze aardse tabernakels waarin we nu zuchten, wij wachten op dat onderpand... dat de redding volledig in zijn volheid komt. Maar nu in deze tabernakels van klei hebben we iets wat ons vertelt, dat we zover zijn opgekomen [of: opgewekt – Vert]. Amen. Wat is het onderpand? Het is de kleine aanbetaling, die het houdt, broeder Dauch. Het is het onderpand. Nu, eens toen we de dingen van de wereld lief hadden, eens toen we zondigden en rondgingen, de dingen van de wereld doende, en ons om God niet bekommerden, waren we van Hem vervreemd, zonder God, zonder Christus, in de wereld; nu, God zond Zijn Heilige Geest en daardoor zijn we opgeheven van die dingen. Nu hebben we het onderpand, dat we weten, dat we overgegaan zijn van dood in leven. Amen!

110 Hier, zoals ik probeerde om dit zoals hier te tonen. Híer is het waar de gewone zondaar loopt, hier beneden op de bodem. Nu, de Christen gaat een beetje hoger dan dit, hij stijgt boven al dat gedoe uit. Dat is het onderpand van zijn verlossing.

111 Nu, opdat u zou mogen weten wanneer... wat visioenen u doen. Zo helpe Hij mij, God is mijn Rechter, ik ben nooit van plan er nog één te krijgen. Als het komt, zal ik het voor mezelf houden, ziet u, omdat ik zie wat het doet. De mensen zijn niet gereed voor zo'n bediening, dus moet je het gewoon laten gaan, ziet u, hier terug doorgaan. Als ik ooit weer op het veld kom, zal ik evangelist zijn. Maar, kijk hier. Op dit hier terugkomend hierbinnen, hier bovenin, stijgt u op in deze hemelse sferen hier bovenin. U leeft regelrecht boven in die sferen daar. U gaat uit boven alles wat de mens zich kan indenken, boven al die dingen uit. En het brengt u naar boven in die ruimten daar.

112 Maar, u ziet, nu hebben wij, door de Heilige Geest, het onderpand van onze erfenis, omdat we zijn opgeheven van de dingen van de wereld; en we rijden voort met de wereld, maar we zijn boven de wereld! Oh, broeder Neville, God zij genadig en geve aan de gemeente van de levende God...

113 Wanneer we ooit tot een plaats komen, om te denken dat de kerk, een prachtige kerk, dat wij proberen de dingen van de wereld te evenaren. Wij proberen een beter basketbal-team te krijgen dan zij. Wij moeten een beter gebouw gaan hebben. We zullen een beter bingo-spel moeten hebben. We moeten dit beter hebben en dat, of dat. Wel, hoe kunnen we het ooit vergelijken met de glans en de schittering van de wereld? We zijn geen... Het Evangelie is geen schittering; het is een "gloed". Er is een verschil tussen een schittering en een gloed. Ziet u?

114 We gaan maar rond, zoals ik heb gezegd, en nemen een lichaam mee van het ene graf naar het andere, leden omruilen en dat soort dingen. Wel, wat voor goed doet ons dat? En we proberen het een schittering te maken, grote fijne kerktorens, hele grote fijne gebouwen. We moeten een beter hebben dan de Methodisten of een betere dan de Baptisten en we proberen allen om de Katholieken te evenaren en we houden bingo-wedstrijden en feestjes en etentjes en ontspanningsbijeenkomsten, en alles.

115 Deze gemeente kan zich nooit meten met de wereld. Hoe kunnen u en het amusement van uw kerk zich ooit meten met de Vrijmetselaarsloge of wie van die mensen dan ook, die hen aangenaam kunnen bezighouden? Dat is hun gebied. Probeer niet om over te gaan op hun gebied.

116 Maar wij hebben Iets wat zij niet hebben! Wij hebben Jezus. Laat ze hierheen komen, als ze iets willen. Blijf in Christus. Wij hebben Jezus. Zij zullen niet aannemen... Jezus niet kunnen hebben, totdat zij naar hier komen. En wanneer wij daarheen gaan, zijn wij van Zijn gebied af.

117 Probeer niet te schitteren. Gloei! En ú kunt niet gloeien, u moet Het door u laten gloeien. Ziet u?

118 Het kleine glimwormpje, hij gloeit niet omdat hij wil gloeien; hij gloeit gewoon omdat er iets in hem is wat gloeit. Het is in hemzelf, het is hijzelf, die het doet, iets binnenin hem gloeit er doorheen.

119 Wel, zo is het met de Heilige Geest. Wij hoeven niet bijzonder te zijn, anders te zijn, iets meer te zijn. Laat los en leef een goddelijk leven en laat gewoon God door u leven. Dat is gloeien voor het Evangelie. Ziet u? Niet schitteren; schitteren, dat laat apen springen bij dat soort dingen, alles wat glinstert. Weet u, ze springen altijd voor dingen, die glimmend zijn. Maar gloed is de zachte, tedere liefelijkheid van de Heilige Geest.

120 Nu, we wachten op die opstanding. Wel, nu, begrijpt u het? Zeg "amen" als u het begrijpt, wat ik bedoel met te zeggen: "het onderpand". [De gemeente zegt dan: "Amen!" – Vert] Verlost... Wij weten dat we zijn overgegaan van dood in leven, omdat we zijn opgeheven. Wij zijn opgeheven, niet in onszelf, maar opgeheven van de dingen van de wereld, dat we iedereen liefhebben. En God heeft ons lief en we weten het. En we letten op onze levens en zien dat het de Heilige Geest is, omdat we niet meer om de dingen van de wereld geven. Ziet u? Daar bent u er. Zolang u de wereld liefhebt of de dingen van de wereld, dan is de liefde Gods nog niet in u. Ziet, u? Maar zolang als u daar boven bent, dan weet u dat u uw erfenis hebt, ziet u, u bent op weg naar uw volledige verlossing.

121 En, nu, dat zal niet komen, ziet u, totdat we eerst... Eerst moeten we Jezus zien. En wanneer Hij komt, dan zullen wij een lichaam hebben gelijk Zijn lichaam en we zullen als Hem worden gemaakt. Goed.

122 Nu, we zien iets wat hier verloren ging (omdat de Bijbel het zo zei en in het Boek hier) dat ons heeft verlost. Van wat zijn wij verlost? Iets wat we moeten hebben verloren. Voordat u kunt worden verlost, moet er iets zijn dat ons terug verloste. En heel het erfdeel dat we hadden is terug verlost. Dan moeten we eens iets hebben gehad wat we nu niet meer hebben, maar dit Lam is gekomen om te verlossen. Ziet u? Wij hadden iets wat we kwijtgeraakt zijn.

123 Nu merk op. Wat verloren wij? Wel, het werd aan Adam gegeven om eeuwig leven te hebben. Zolang hij van de Boom at, had hij eeuwig leven. En we merken opnieuw dat Adam de... hij beërfde de aarde. Hij was als een kleine god [lett.: amateur god – Vert] over de aarde. De aarde was van hem. Alles werd in zijn hand gegeven; hij kon ermee doen wat hij maar wilde. Hij gaf het namen en riep het en deed wat hij maar wilde doen. Hij was waarlijk een zoon van God.

124 Nu, in de zondeval verbeurde Adam het eigendomsbewijs daartoe. Hij verbeurde het aan Satan. Satan nam het eigendomsbewijs. Adam was erg traag en hij won zijn recht niet terug, want hij kon zijn recht niet vrijkopen. Maar Satan, die het niet rechtmatig in eigendom heeft, maar hij heeft dat in bezit, hij is de god van deze aarde. De Bijbel zei het. Hij bezit dat. Niet vanwege dat hij haar werkelijk rechtmatig krijgt, maar hij heeft haar in bezit. Nu, begrijpt u het? Satan bezit dat, hij houdt haar in zijn hand. De dood is in zijn hand, de aarde is in zijn hand, de wereld behoort hem toe, elk land behoort aan hem, hij regeert en beheerst de hele wereld en alles in de wereld. Dat doet Satan!

125 Maar dank God, wij zijn niet van de wereld. Ziet u? Dus daar hebt u het. Ziet u? En we zijn... ik bedoel niet de gemeente; hij beheerst de gemeente niet. Hij beheerst alleen de wereld. Hij zei dat ze van hem waren en hij is de god van de wereld. En Jezus zei dat hij het was en hij is het. Hij is de god van deze aarde, die de ogen van de mensen heeft verblind, de god van deze aarde. En Hij is de God van de hemel. En nu is dit niet zijn rechtmatig eigendom. Hij heeft niet het eigendom. Maar hij verbeurde...

126 En Adam verbeurde het eigendomsbewijs ervan, hiervan, al deze dingen die ons eigendom zijn, tot eeuwig leven en het beërven van de aarde. Jezus zei in Matthéüs 5: "Gezegend zijn de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven." Ziet u? Nu, wij hebben het nu niet.

127 En kijk, het was niet voor Adam of wie ook van zijn zaad. Adams zaad verloor evenzo absoluut alles. Het is niet het zaad van Adam. Het geeft niet hoezeer we proberen om deze wereld mooier te maken en hoezeer we proberen om grote fijne huizen en zo te maken, het behoort nog steeds niet aan Adams zaad. Oh nee. Het ging niet naar Adams zaad, oh nee, omdat Satan het nam met alles wat erbij hoort. Juist! Want Adam verbeurde het.

128 Nu, oh my! Ja, zovele dingen zouden kunnen worden gezegd. Ik wil gewoon niet teveel van uw tijd nemen nu, want we moeten dopen. Goed.

129 Hij bezit het, maar hij heeft het niet rechtmatig in eigendom, Satan. Wanneer de rechtmatige eigenaar – rechtmatige eigenaar – het verloor, is er slechts één manier waarop het kan worden verlost. Nu, dat is door een naaste bloedverwant; dat is de enige die het rechtmatig kan terugkopen. Nu, natuurlijk, dit hebben we gehad bij de maagdelijke geboorte van Jezus Christus.

130 Nu, ik wil hier iets zeggen. Het eerste waar we naar willen teruggaan is, als we teruggaan in het Oude Testament hier, ik geloof dat ik het hier ergens heb opgeschreven, in Leviticus 25. In Leviticus 25:23 en 24, kunt u de wetten van lossing vinden, u die het opschrijft. Om iets, wat ook, te lossen, wanneer een man... Toen God Israël gaf... haar land opdeelde door Jozua, werd elke stam en elk man land gegeven. Wel, zijn kinderen erfden zijn bezitting.

131 Nu, als deze man arm werd en alles verloor aan een andere man, was de enige manier om dat vrij te kopen, door een naaste bloedverwant. Maar het moet tenslotte terugkomen. Deze man houdt het slechts voor een zekere tijdsduur. Het moest terugkomen aan de oorspronkelijke eigenaar. Juist! Het moest teruggaan naar de oorspronkelijke eigenaar. Als ze uit de stam Juda waren, als het was... Als hij daar was en dit was aan zijn vader toebedeeld, dan was het voor hem, of de een of andere meer naaste bloedverwant zou het kunnen nemen. Maar nu, niemand anders kon rechtmatig... Ze zouden het kunnen houden, ze zouden het eigendomsbewijs ervan kunnen houden. Ze zouden het eigendomsbewijs kunnen houden tot de schuld was betaald, maar wanneer de juiste man kwam, de persoon die...

132 Zeg, bijvoorbeeld, als ik een stuk eigendom had en ik raakte het kwijt en ik verkocht het aan broeder Neville, die van een andere stam is dan Juda, of verkocht het misschien aan een vreemdeling. En hij bezat het rechtmatig, hij bezat het, hij kon daar binnenkomen en het boerenbedrijf uitoefenen en produkten ervan nemen enzovoort, maar in werkelijkheid hield hij slechts het eigendomsbewijs vast. Hij kon er geen eigenaar van zijn. Dat was de wet in Israël. Nu, u leest het in Leviticus 25, en u zult zien dat zij het niet rechtmatig in eigendom konden hebben. Hij had het slechts in handen.

133 Welnu, bijvoorbeeld, mijn zoon wilde... Billy, daar achterin, wilde nemen mijn... komt om deze grond te kopen. Wel dan, als de vreemdeling, of broeder Neville of een ander persoon het bezat, houder was van het eigendomsbewijs ervan... Nu, als dit mijn naaste familielid was, mijn bloedverwant, kon hij het niet langer vasthouden. Oh nee. Hij moest het gaan geven, oh ja, wanneer die prijs was betaald, wanneer hij het hem gaf, zeg, vijfentwintigduizend dollar voor het stuk eigendom.

134 Wel dan, zeg, broeder Tony zou komen en zeggen: "Broeder Neville, ik zal broeder Branhams eigendom kopen." Hij zou het niet kunnen.

     Broeder Neville zegt: "Nee meneer, ik wil het niet verkopen."

     "Wel, wat zou u ervoor geven?"

     "Vijfentwintigduizend."

135 "Wel, ik zal u vijfendertigduizend geven. Ik zal u dit en dat geven."

136 "Het maakt mij niet uit wat u wilt. Ik wil het niet verkopen, ik zal het houden."

137 Maar Billy Paul zou langs kunnen komen en zeggen: "Ik wil mijn vaders bezitting, hier zijn uw vijfentwintigduizend." Hij moest het laten gaan. Dat is juist, omdat dat een wet was.

138 Oh, halleluja! Ik hoop dat u, Christenen, het ziet. Wij zijn het zout der aarde. God gaf dit aan Zijn zonen. Hij gaf ons de rechtsbevoegdheid over de hele natuur, alle dieren, al het leven overal. Maar Adam, onze vader, verspeelde het aan Satan. Maar aan wie is het vervallen? Aan de rechtmatige Eigenaar, God Die het maakte. Amen!

139 Geen wonder dat Johannes zei dat hij bitter weende, want hij kon geen mens vinden die waardig was om het te verlossen. De man moest waardig zijn. Johannes zei: "Ik weende bitter toen niemand in staat was om het Boek te nemen of ernaar te kijken of de zegels ervan los te maken." Hij zei: "Geen mens in de hemel, geen mens op aarde, geen mens onder de aarde, nergens een mens..."

140 "Geen mens." Nee, hij geringschatte de engelen nooit. Bedenk, deze aarde werd niet aan engelen gegeven. Het is het erfdeel van de mens. Gabriël was waardig, zeker; iemand anders was waardig; Michaël zou het kunnen zijn geweest. Dat is, hij zou waardig geweest zijn om het te doen, maar er was geen mens waardig. Ziet u? En Johannes weende luid.

141 Iemand zei: "Omdat hij ontdekte dat hijzelf niet waardig was." Dat is niet zo.

142 De man was onder de beïnvloeding van de Heilige Geest, hij kon een dergelijke fout niet maken. Maar hij was niet alleen onwaardig, hij kon niemand vinden die waardig was.

143 Dus toen zei hij... Een oudste kwam naar voren of een sterke engel en zei: "Ween niet, want de Leeuw van de stam van Juda," (amen), "de wortel Davids, Hij heeft gezegevierd!" Amen! Overwonnen, met andere woorden. "Hij is waardig het boek te nemen!" Amen.

144 Herinner u, hij had Hem tot op dit moment niet gezien. Waarom? Hij zat daar op een zetel op een troon daarbinnen, Gods troon. Hij was binnenin het heiligdom. Hij had Hem tot dit moment niet gezien, dus Johannes verwachtte een leeuw naar voren te zien komen, maar hij zag een Lam!

145 Daar bent u er, broeders. Door deemoedigheid, door liefelijkheid, door de Heilige Geest overwinnen we. Niet de een of andere grote machtige intellectuele reus, maar hij die zichzelf kan vernederen is de man die overwint. De man die heen en weer getrapt kan worden en nòg een dienstknecht van Christus zijn, dat is de overwinnaar.

146 Nu, hij zei: "Hij heeft overwonnen. Hij is waardig om het Boek te nemen en het te openen en de zegels ervan te verbreken."

147 Nu, we zullen na enige tijd gaan ontdekken, misschien niet vandaag, maar wat deze zeven zegels inhouden, wat ze deden.

148 Nu, laten we het een ogenblik hebben over verlossing. Voor deze persoon zou kunnen verlossen, moest hij allereerst waardig zijn. Hij moest de juiste soort persoon zijn. Dit werd vervuld toen Jezus Christus werd geboren, een maagdelijke geboorte, want Hij was God. Hij was God Zelf, mens gemaakt. Hij was God in menselijk vlees. Hij moest waardig zijn; en het maagdelijke Bloed van Jezus Christus maakte Hem waardig. Nu, we vinden dat, als u het Schriftgedeelte erover wilt doornemen, van I Petrus 1:18–20, als u de Schriftplaatsen blijft opschrijven. Hij moest waardig zijn. En Hij was het, omdat Hij de vorm van een mens aannam. Hij werd mens, God werd bloedverwant van ons. En daar ontdekken we dan het prachtige aandeel van God, Jehova, vleesgemaakt, die onder ons woonde als de Waardige. Amen.

149 Hij overwon. God nam de vorm aan van menselijk vlees. Hij kwam naar de aarde, werd geboren als kleine baby en wandelde onder ons. En door Zijn heilig Bloed overwon Hij.

150 Nu, in het Oude Testament, wat deed een man om zijn eigendom op te eisen? Hij nam een oudste, tien oudsten en ging naar de poort en bracht ter sprake wat hij aan het doen was, om te lossen wat hij had verloren en toonde wie hij was, er werd hem een getuige(nis) gegeven. We vinden de prachtige geschiedenis hier (zoals ik hier een kleine notitie had gemaakt, zodat ik het niet zou vergeten, omdat ik nerveus ben deze morgen) over Ruth, de bloedverwant en Boaz. We hebben het niet lang geleden doorgenomen.

151 Ik wil dat u nu let op de drie stadia van dit rusten. Ik wil dat u let op het rusten van de gemeente, helemaal precies hetzelfde. Nu kijk. In de eerste plaats ontdekken we, zoals we allen die prediking De Bloedverwant Verlosser hebben doorgenomen, dat God vlees gemaakt werd, teneinde de Verlosser te worden. Hij was Degene hier in het vijfde hoofdstuk, in het vijfde hoofdstuk. Er staat:

     En niemand in de hemel, noch op de aarde, noch onder de aarde, kon de boekrol openen of haar inzien.

     En ik weende zeer, omdat niemand waardig was gebleken de boekrol te openen of die in te zien.

     En een van de oudsten zeide tot mij: Ween niet; zie, de leeuw uit de stam Juda, de wortel Davids, heeft overwonnen om de boekrol en haar zeven zegels te openen. (Hij is Diegene, Hij is Degene naar wie wij kijken.)

152 Let op hoe Ruth en Naomi... Boaz is gewoonweg een volmaakt type. Hoe Naomi in de tijd van de hongersnood de kerk verliet, het land verliet, naar het land der Moabieten ging om daar te wonen en daar te verblijven. En daar verloor ze alles wat ze had. En toen ze wegging, stierf haar man, Elimelech, terwijl ze daarginds waren, dus dat liet zijn erfdeel achter om aan wie ook te vervallen. Dan wanneer ze terugkomt, brengt ze de mooie jonge Moabietische weduwe met zich mee. En toen Boaz deze weduwe zag, een beeld van Christus, werd hij verliefd op haar. En hij had haar lief. Dus dat moest hij lossen, de enige manier dat hij haar ooit tot vrouw zou krijgen, was om te lossen wat zijn broeder Elimelech had verloren.

153 En toen vroeg hij zijn andere broeder of hij het wilde lossen, één die nader verwant was dan hij en hij kon het niet. Dus ging hij heen om een volmaakt voorbeeld te vormen van de wetten van God. Hij ging naar de poorten en hij schopte zijn schoen uit en zei: "Laat het op deze dag bekend zijn, dat ik alles heb gelost wat Naomi had. Van alles wat zij heeft, alles wat Elimelech, mijn broeder, verloor, ben ik nu de naaste bloedverwant. Ik ben degene die het kan lossen, en ik ben gekomen om het op te eisen. Als er hier iemand anders een rechtvaardige reden kan opgeven waarom... ieder die nauwer verwant is dan ik, laat het bekend worden." En iedereen hield zijn mond. Dus schopte hij zijn schoen uit en wierp hem neer als een getuigenis: "Ik heb alles vrijgekocht wat onze broeder Elimelech had." Waarom? Hij was een bloedverwant. Hij was een bloedverwante verlosser. Oh, wat is dat prachtig! Het is zo'n prachtige geschiedenis.

154 En dan, heel deze tijd, rustte Ruth en wachtte om uit te vinden hoe de uitkomst zou zijn. Dan komt hij terug, niemand kan er een getuigenis tegenin geven. Hij kwam terug en nam Naomi... en nam Ruth, het mooie Moabietische meisje en ze trouwden en woonden op deze bezitting. Wat een prachtige geschiedenis!

155 Er zijn drie fasen bij Ruth. Ruth: Ruth, een besluit nemend – ze was aan het beslissen of ze de beslissing wel of niet zou nemen, om terug te gaan naar het vaderland (net als de gemeente); Ruth dienend, toen zij uitging om te verzamelen. Ruth rustend, dat is wat Ruth nu doet (de gemeente). Nu Ruth beloond, nu dat is wat er vervolgens met haar gebeurt (de beloning van de gemeente).

156 Nu, we hebben geen tijd, omdat u een doopdienst hebt en het is nu kwart over elf. Maar misschien zullen we dit de volgende zondag opnemen, of een andere zondag in de toekomst, zo de Here wil. En ik zou dit hier graag willen nemen, om deze zeven hoornen en zeven ogen te tonen en precies die zeven zegels, zeven bedieningen, zeven engelen van de gemeente, zeven sterren, zeven... Oh, het is zo dat je...

157 En hier precies past de hele zaak in elkaar. Ja zeker. Moest waardig zijn, dus Jezus is waardig. Bij Zijn terugkeer zullen we ons volledig in heel de volheid van zegeningen van de verlossing verheugen. De zachtmoedigen zullen de aarde beërven. Mannen en vrouwen zullen weer opnieuw zonen en dochters van God zijn. En de volledige ommezwaai van het duizendjarig rijk zal aanvangen. Wat prachtig!

158 En de sterke engel, uitroepend met luider stem: "Wie is waardig? Wie is in staat dit te doen?"

159 En toen zei de oudste: "Ween niet, want de leeuw uit de stam Juda, Hij is waardig en Hij heeft overwonnen."

160 "En Hij nam de boekrol en opende de boekrol en verbrak de zegels ervan." Hij vertelde nooit wat ermee gebeurde. Wanneer we erop komen dat die zeven zegels worden geopend regelrecht door de Bijbel heen, let op wat er plaatsvond. Precies in dit zevenvoudig verzegelde Boek, waarin we nu zijn, ligt het gehele geheimenis van al de zegeningen der verlossing van God. Bedenk, Hij is het Lam; Hij is de Enige Die het verloste. En bedenk, het is verzegeld aan de buitenkant van de boekrol, niet van binnen beschreven. Het is verzegeld aan de buitenkant en van binnen niet beschreven. En Hij was de Enige Die in staat was om het Boek zelfs te openen of het Boek te openbaren of de zegels te openbaren, de Enige Die het zou kunnen doen.

161 Dus dit is één ding waarover ze ruzie zouden mogen maken, dit hier binnenin, over wat het is, maar Hij is Degene Die het Goddelijk openbaart. Maar hier aan de buitenkant is er niemand die het kan doen. Het hoort aan Hem en Hem alleen en Hij is Degene Die die zeven geheimenissen kan openbaren. En let hierop, elk stukje ervan gaat over verlossing, hoe de gemeente werd verlost en wat de verlosten zullen zijn.

162 Oh, laten we Hem liefhebben met ons hele hart, alles doen wat we kunnen.

163 Een zeker schrijver was een verhaal aan het schrijven... (even voordat ik sluit en de dienst teruggeef aan broeder Neville.) Geniet u van Openbaring? Oh, ik houd er zo van. We hebben er ongeveer drie verzen van genomen deze morgen, maar we zullen het opnieuw opnemen. Let op en even...

164 Een schrijver was een boek aan het schrijven over een jong meisje dat aan het proberen was om God te vinden.

165 Zovele keren dat we naar God zoeken en uitzien naar God en als God gewoon overal was en je had een hele grote... Wel, als Hij een hele grote troon had, die hierboven ergens stond, dan zou iedereen in God geloven. Als God hier ergens boven op een grote troon zou zitten; zeg: "Hij zetelt in deze bepaalde stad en hier is Hij. Dit is God en u gaat naar Hem toe. Hij kan het gewoon zo [Broeder Branham knipt met z'n vingers – Vert] veranderen", wel, iedereen zou Hem geloven. Dan zou geloof zonder inhoud zijn. We zouden dan helemaal geen geloof hoeven te hebben, ziet u, dat zou het zijn. Dat zal het in het duizendjarig rijk zijn, maar nu roept Hij en probeert díe eruit te vinden die... Het ziet er geheimzinnig en duister uit, ziet u, u weet niet hoe het te doen. Maar door geloof geloven we het! We geloven het. Dat is de reden dat Hij het deed! Begrijpt u dat, broeder Elmer? Ziet u, dat...

166 Nu, als God op een troon zou zitten... En zei: "Wel, hier is God. Hij woont ginds in een bepaalde plaats, we zullen daar heen gaan." En zegt: "Dierbare Heer, God, zou u het willen doen?"

167 "Ja, Ik zal het doen." [Broeder Branham blaast – Vert] Het zou gedaan worden, ziet u. Wel, natuurlijk, dat is God. Ziet u? Oh, we kunnen dat zien. Dus er zou geen geloof nodig zijn, dat zou zonder inhoud gemaakt zijn. Geloof heeft geen nut als u positief zeker bent.

168 Wat als elke persoon in deze wereld een Christen was? Wat als iedereen een Geestvervulde Christen was? Wel, we zouden helemaal geen geloof meer nodig hebben, zouden helemaal geen geloof nodig hebben. En geloof is precies datgene waardoor wij gered zijn, dat is geloof. En dat is de reden dat er sommigen moeten zijn, die het er niet mee eens zijn, zo dat wij geloof kunnen beoefenen. Begrijpt u het nu? U moet de andere kant hebben. Ziet u? U moet een slechte vrouw hebben om een echte goede te laten afsteken. Ziet u? Er moet een leugen zijn om de waarheid positief te maken en het goed te laten uitkomen. Als alles waarheid was, zou het gewoon zo normaal zijn, ziet u. Ziet u wel? Maar u ziet, het is iets koninklijks, het is iets werkelijks, wanneer waarheid en geloof enzovoort... Nu, daar zijn we er.

169 Nu, we moeten deze voor en tegens hebben. Dat is de manier waarop het gaat. U zult goede dagen moeten hebben om u zich te laten verheugen... of slechte dagen om te maken dat u zich verheugt in de goede. U moet een beetje ziekte hebben om u zich in goede gezondheid te laten verheugen. Ziet u? En u moet uw dalen hebben om u zich te laten verheugen in de bergtop. En één dezer dagen zal het allemaal bergtop zijn, het zal allemaal gezondheid zijn, het zal alles God zijn, het zal alles vreugde zijn, er zal nimmer-eindigende vreugde zijn. Maar tot die tijd, ziet u, moeten we dit voor en tegen hebben.

170 Nu, iedereen die dat begrijpt, zegge: "Amen." [Dan antwoordt de samenkomst: "Amen" – Vert]

171 Dit meisje was aan het vertellen, dat ze aan het proberen was om God te vinden, overal waar ze heenging. Ze was gewoon naar deze kerk te gaan en naar die kerk en wat maar meer, maar ze kon het niet vinden. En eens ontdekte ze, terwijl ze de weg afliep, dat er daar een kleine oude man liep, een kleine kerel en hij had een hele grote kathedraal op zijn rug. Hij was de weg aan het aflopen. En ze zei: "Oh, goede man!" Ze zei: "Oh, dat is heel erg vriendelijk van u", zei: "maar u hebt de hele zaak op uw rug." Zij zei... "Het zal u verpletteren."

172 Hij zei: "Nee, het zal Mij niet verpletteren, want Ik ben de Rots waarop het is gebouwd." Dat is Hij.

     Laten we bidden:

173 Oh, Rots der Eeuwen, ik ben zo blij dat ik gewoon voortrijd in een kathedraal, wetend dat we rusten op de Rots. Oh, Hij, de Rots, zei: "Het is niet meer dan papier." En als de rots er zacht mee begint voort te bewegen, beginnen de prachtige klokken te klinken aan de binnenzijde. Oh, Rots der Eeuwen, verberg ons in Uw genade. Draag ons de weg en de stroom des levens langs, opdat onze harten vol vreugde en klingelende lofprijzing zullen zijn aan U, heel de weg lang.

174 Wij danken U voor dit bezoek deze morgen van de Heilige Geest in het Woord, zoals Hij binnenkomt en het Woord zo werkelijk voor ons maakt. Vergeef ons onze tekortkomingen en alles wat we hebben gedaan of gezegd wat fout was, vergeef ons ervoor. Help ons om betere Christenen te zijn, Vader, God. Wij bidden dat Uw genade op ons zal, rusten.

175 Ik vraag Heer, indien het Uw wil is, dat we heel spoedig kunnen terugkeren en deze hoofdstukken hier beëindigen en deze zeven zegels nemen. Wij zien uit naar die tijd, Heer, wanneer U ons dat zult laten doen. En Vader, hier nu in onze eigen kleine kerk bidden we, dat U het ons zult toestaan, dat we deze grote dingen van God zouden mogen begrijpen. Niet omdat wij het verdienen, Heer, maar onze hongerige harten geloven ervoor. We bidden dat U het zult toestaan.

176 We bidden voor onze broeder Neville, Heer, onze trouwe God-gezonden voorganger. We bidden voor hem dat U hem zult helpen en hem zegenen, hem en zijn lieflijke kleine vrouw, knappe kleine vrouw en zijn kleine kinderen.

177 Wij bidden voor al de oudsten en de diakenen en iedereen die naar deze kerk komt. Niet alleen voor de onzen, maar voor anderen en allen die Uw Naam aanroepen. Ik bid voor mijn vrienden van overal in het land, slechts een oogwenk en hier zijn ze. Vader, ik dank U hiervoor.

178 Ik bid dat U de dag zult verhaasten, waarin Jezus zal komen, en wij allen samen vergaderd zullen worden, waar er geen dag noch nacht meer zal zijn en geen tijd meer, maar het zal overvloeien in eeuwigheid en waar we allen voor altijd samen kunnen zijn. Sta het toe, Heer.

179 Als er sommigen hier zijn deze morgen, Heer, die U niet kennen als hun Redder, mogen ze bekend willen worden met dit Lam, Dat het zevenvoudig verzegelde Boek der geheimenis in Zijn hand houdt. God, mogen wij zo met Hem bekend zijn in de toekomst, wanneer we die zegels opengebroken zien, dat we dan kunnen zien waarover God tot ons spreekt. We vragen het voor Gods heerlijkheid en door de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus.

     En terwijl we onze hoofden hebben gebogen:

180 Zou er iemand zijn die zegt: "Gedenk mij, broeder Branham, als u bidt en ik zou graag willen, dat er aan mij gedacht wordt in het gebed?" God zegene u. En God zegene u. En God zegene u en u en u. Ja. God zij goed voor u. Ja. Misschien zijn er twee dozijn handen, of meer, opgestoken.

181 Oh Heer, U ziet hun handen, U kent hun verlangen. U weet wat er in hun hart is, ik weet het niet. Ik bid dat U hen, Heer, Uw goedheid en Uw genade zult openbaren. Schenk hen vergeving voor wat het ook is. Als het ziekte is, Heer, genees hun lichamen en maak ze gezond. Doe het Vader, terwijl de zalving van de Heilige Geest op de samenkomst rust, op de gemeente nu. Moge de grote God des Hemels gewoon zo zalven, dat Hij iedereen in Goddelijke tegenwoordigheid zal zegenen, opdat we van hier weg zouden mogen gaan deze morgen, zeggende: "Brandden onze harten niet binnenin ons?" Sta het toe, Heer.

182 Nu, ik ben zwak en vermoeid, mijn stem is weg en ik bid even, God, voor mijn eigen kracht. Wilt U mij helpen? Wilt U mij versterken? Knap die kleine wond op daaronder, Heer. Wilt U alstublieft de heilige olie van God daarin laten stromen en in elke andere wond, Heer en overal voor iedereen. Wij willen leven, Heer, tot Uw eer en Uw heerlijkheid. Sta het toe. En genees al de zieken en de aangevochtenen. En neem heerlijkheid voor Uzelf, Heer, omdat wij beseffen dat het niet lang zal duren totdat we deze samenkomsten niet meer zullen hebben; ze zullen voorbij zijn, ze zullen verleden tijd zijn.

183 Nu, Vader, zegen, we vragen alles samen door Jezus Christus' Naam.

184 En dan, Vader, zouden we ook willen vragen dat U diegenen gedenkt die deze morgen zullen worden gedoopt in de Naam van de Here Jezus, dat U hen de doop van de Heilige Geest zult geven, grote heerlijkheid en eer. Sta het toe Vader. Wij dragen het nu alles aan U op.

185 En Vader, bij dat alles doe ik mijzelf erbij. Vergeet mij niet, Heer, help mij nu toch. Ik bid het in Jezus' Naam. Amen.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)