Volhardend

Door William Marrion Branham

1 Dank u. Dan buigen wij nu onze hoofden voor gebed.

     Onze hemelse Vader, wij zijn dankbaar voor deze nieuwe, zeer genadevolle gelegenheid om het Evangelie van Jezus Christus aan Chicago te verkondigen, aan deze uitverkorenen die wachten op de komst van de rechtvaardige Christus. Wij bidden, hemelse Vader, dat wanneer wij vanavond weggaan, ons hart mag zijn als dat van degenen die van Emmaüs kwamen, die zeiden: "Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak langs de weg?"

2 Wij verwachten dat U spoedig komt, Here, om ons te ontvangen in Uw grootse Koninkrijk ginds, waar geen smart of dood meer is, waar geen lange gebedssamenkomsten zullen zijn, en doorbidden met mensen; dan zal het allemaal voorbij zijn. En wij zullen de vreugden des Heren binnengaan, waarvan wij ons door de genade van God deelnemers voelen, door Jezus Christus. Sta deze dingen toe, Vader.

3 En als er een zaad in de harten van de mensen ligt, dat nog nooit tot leven is gekomen, moge er iets gedaan worden vanavond waardoor dat leven zal worden opgewekt, Here, tot een bewustwording van de Boodschap van deze eindtijd waarin wij leven.

4 Zegen de predikers hier in Chicago. Zegen de zakenlieden, Vader. En geef mij voor het ontbijt van morgenochtend, o God, iets om te zeggen wat de harten van deze mannen zal opwekken. Sta het toe, Vader. Help ons dan morgenavond ginds bij de Lane Tech. En zondag weer hier met twee diensten. Sta het toe, Here. Mogen zielen gered, mensen genezen, en het Koninkrijk van God verheerlijkt worden, Here. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

     U kunt gaan zitten.

5 [Broeder Branham vraagt aan broeder Johnson: "Hebt u dat lied voor in de ochtend? Hebt u dat lied voor in de ochtend?" – Vert]

6 Ik was blij toen ik hier een paar ogenblikken geleden sprak met broeder Vayle. Ik kwam zelf een beetje laat binnen.

7 En ik weet dat het warm is. Maar denk u in dat u daar zit en ik hier boven aan het bewegen ben, zie? En, maar we zijn altijd gelukkig om hier te zijn, ongeacht onder welke omstandigheid. Denk slechts aan de dagen van onze Heer, daarginds in Palestina, toen deze hete zonnestralen schenen en Zijn keel ruw was; dat Hij daar stond, heel zwak, en doorpredikte, en de zieken genas. Hij is vandaag nog precies Dezelfde als Die Hij toen was. Hij heeft nog steeds hetzelfde gevoelen. Dit, Zijn genade, is voldoende voor alles wat wij nodig hebben.

8 Nu, van deze drie avonden is dit de avond die ik probeer te gebruiken voor het bidden voor de zieken en spreken voor de zieken; bidden voor de zieken. Nu, de andere keren zal ik anders spreken, over redding. Want ik heb elke dag twee diensten, ziet u, en ik kan niet, ik kan het niet hebben... Als ik hard predik, moet ik eten. En als ik eet, kan ik dit soort diensten niet houden, zie. En ik moet... en ik kan niet twee diensten op één dag houden en van één ervan een gebedsdienst maken. Het is gewoon zo dat je vol bent met eten, en je bloed is naar je maag gegaan om het eten te verteren, en daardoor werken je hersenen gewoon niet goed.

9 Dus ik, misschien... ik dacht dat we deze avond opnieuw zouden kunnen gebruiken om te bidden voor de zieken. Ik zei dat tegen Billy. Ik geloof dat hij zei dat hij... Heeft hij de gebedskaarten uitgedeeld, weet iemand dat? [De gemeente zegt: "Ja." – Vert] Oké. Oké, dan zullen wij zo snel mogelijk aan ze toekomen. En laten we nu gewoon heel eerbiedig zijn en goed luisteren. En laten we dan in de gebedsrij komen met al het respect dat we maar hebben, om te geloven dat God hier is om ons te genezen.

10 Nu, we zijn zeer dankbaar voor visioenen. Dat is mijn bediening, daar is het om gecentreerd, ongeveer tot op deze tijd; ik wacht er elk moment op dat er iets anders komt, hetgeen komende is. Nu ben ik enigszins verzwakt, gedurende deze laatste week.

11 We kwamen thuis uit Arizona, en we gaan maandag regelrecht terug naar Arizona. En dan, thuis, had ik mensen die al drie of vier jaar in die rij wachtten voor de persoonlijke gesprekken; vanuit Texas, uit Arkansas, en van over de hele wereld, die wachtten op die persoonlijke gesprekken. Daar is waar je de echte zaak vindt. Daar zitten slechts één persoon en jijzelf, en dan blijft de Heilige Geest gewoon bewegen en openbaren.

12 Pas geleden gebeurde er een klein vreemd ding. Ik had er ongeveer vijftien, schat ik, of twintig op één dag. En terwijl ik daar vroeg in de ochtend in mijn studeerkamer zat, voordat ik daarheen ging, kwam de grote Heilige Geest binnen en vertelde mij over iedere persoon die zou komen, elke vraag die zij zouden stellen, elke droom en elke uitlegging. Ik schreef het op papier, en legde elk ervan weg. Toen ging ik de kamer binnen, naar deze mensen die ik nooit eerder had ontmoet. Ik kwam binnen en sprak met hen, en toonde elke keer iedere vraag die zij stelden, en alles daarover, op volgorde, en de droom die zij hadden gehad. Daarna strekte ik mij uit en pakte een papiertje en gaf het aan ze, waar reeds op stond wat er zou plaatsvinden voordat zij er ooit waren.

13 Nu, alleen God kan dat doen. U weet dat ik dat niet zou kunnen. Iedereen weet dat... dat een menselijk wezen dat niet kan. Wij hebben geen manier om dat te doen. Dat is nog een paradox, waar wij gisteravond over spraken. En om dan de nauwkeurigheid van de Heilige Geest te zien, wanneer Hij zegt dat een bepaalde zaak gaat gebeuren, dan is het gewoon precies op die manier.

14 Nu, als iemand van u over dat visioen heeft gehoord, dat ik hier naar de noordelijke bossen zou gaan, naar een plaats die ik nooit heb gekend; en over die ruim twee meter lange grizzlybeer, en die kariboe met een gewei van honderdzes centimeter, en waar hij zou liggen. Hij ligt nu in mijn studiekamer, om precies te zijn. Op de plek waar gezegd werd dat hij zou liggen, hoe het zou gebeuren, en het klopte precies, woord voor woord.

15 Hoevelen hebben ooit de band Heren, is dit de tijd? gehoord, vlak voordat ik naar het westen ging? De reden dat de engel des Heren mij daarheen zond; hij vertelde mij: "Nu, er zullen zeven engelen uit de hemel komen in een constellatie, er zullen er drie aan elke kant zijn, en één bovenaan. Het zal als een driehoek zijn, of iets als een piramide."

16 En ik zei: "Degene aan de rechterkant had zijn vleugels naar achteren gekeerd, en ik werd zo de constellatie ingetrokken, door hem, en hij moest mij vertellen wat ik moest doen."

17 En ik ging naar het westen, precies zoals Hij mij gezegd had; ik was daar op diezelfde dag. En toen zij van de hemel begonnen te komen, zei ik: "Er zal een geluid zijn als een zware dreun, zoiets als een vliegtuig die de geluidsbarrière doorbreekt, het doorbreken van de geluidsbarrière, maar", zei ik, "het zal veel luider zijn. En ik zal noordoostelijk van Tucson zijn, ongeveer tachtig of honderdzestig kilometer er vandaan, en Tucson zal aan deze kant zijn. En ik zal een soort klit, of geitenkopjes, zoals zij ze daar noemen, van mijn broekspijp afplukken." En ik zei: "Er zal een dreun klinken." En we waren daar die dag, en ik was alleen. Er is een man, ik geloof dat Fred Sothmann hier vanavond is, die bij mij was; hij en broeder Norman.

18 Ben je hier, broeder Fred? Ik dacht dat ik je "amen" hoorde zeggen, gisteravond. Ik dacht dat hij hier was; misschien heb ik me vergist. Ik... O, sorry. O, ja, sorry, broeder Fred. Ja, wij waren daarboven.

19 En op de dag voordat het gebeurde, kwam de Heilige Geest regelrecht in het kleine kamp waar wij kampeerden, en begon over onze kinderen te openbaren, en wat ze moesten doen, en hoe; in welke toestand ze waren, en wat er onder hen plaatsvond; en vertelde ons wat te doen, enzovoorts. Ik moest gewoon opstaan en weglopen.

20 En toen de volgende morgen. Ik had ontdekt waar de zwijnen waren en ik probeerde deze twee broeders te vertellen hoe zij bij ze moesten komen. En ik stak de berg over, naar beneden over een kleine, wat wij een kleine "varkensrug" noemen. En ik liet broeder Sothmann naar een andere plek gaan waar ik die zwijnen de dag ervoor had gezien. Ik had de mijne al, en ik was dus aan het proberen om deze broeders op de juiste plek te krijgen. Want ik ben vaak een gids voor deze broeders.

21 En ik vertelde broeder Norman de andere kant op te gaan, en zette broeder Fred in het midden, en dan zou ik deze kant opgaan. En als ik bij de berg kwam en ze deze kant oprenden, dan zou ik gewoon in de lucht vuren om ze weer die kant op te laten rennen, zodat hij kon uitkiezen welke hij wilde.

22 En toen we er aankwamen, waren er geen zwijnen. Ik keek door mijn verrekijker naar broeder Fred – ongeveer anderhalve kilometer verder – en ik kon hem zien. Hij ging terug de berg op waar geen zwijnen waren. Ik klom de berg af naar een grote kloof, ging omhoog, en ging daar zitten.

23 Het was ongeveer acht uur 's ochtends. En ik zat in kleermakerszit. En ik plukte enige van die klitten van mijn overall af. En ik zei: "Kijk dit nu eens, is dit niet vreemd!" Ik zei: "Dit is het precies, en ik zit precies in de positie, noordoostelijk van Tucson en Flagstaff, zie, en ik ben ten oosten van Flagstaff, noordoostelijk van Tucson." En ik zei: "Hier zijn deze klitten, waarvan ik zei dat ik ze van mijn broek zou aftrekken." Ik zei: "Dat is vreemd", en ik gooide hem gewoon zo neer.

24 En ik keek op, aan de overkant van de grote kloof bevond zich een hele grote kudde. Ze waren bijna op schietafstand. Maar ik wilde ze niet zelf schieten omdat ik ze niet wilde. Ik zei: "Als ik nu maar bij broeder Fred en de anderen kan komen, en ze hierheen kan brengen." En ik rende door een kleine ravijn, en langs een klip. En terwijl ik daarlangs rende, klonk het opeens alsof het hele land uit elkaar viel, met zo'n knal. En het maakte mij bang, zodat ik dacht... Ik droeg een zwarte hoed, een grote zwarte hoed, en dat ziet er sowieso uit als een zwijn, dus ik dacht dat iemand op mij geschoten had. En het bevreesde mij zo dat ik de lucht in sprong.

     Pas toen dacht ik: "Wat is dit allemaal?"

25 Ik zag de rotsen van de zijkant van de heuvel afrollen. En ik keek omhoog, en daar was die witte cirkel boven mij, rondcirkelend. Hier kwamen zeven engelen, zij kwamen uit de lucht naar omlaag, pakten mij op, en er werd gezegd: "Ga meteen terug naar je huis, naar het oosten, en predik die zeven zegels. Want er zijn zeven verborgenheden, want het hele Woord is nu verzegeld in deze zeven verborgenheden."

26 Als u ze nog nooit gehoord hebt, en als u ooit hebt geloofd dat ik ooit iets geïnspireerds gezegd heb in een prediking, neemt u dan deze banden van de Zeven zegels. Ik ben geen verkoper van banden. Ik... Meneer Sothmann hier verkoopt banden, hij en meneer Maguire, maar ik verkoop geen banden. Zij nemen ze op. En als u ooit iets heeft gehoord dat echt is, waarvan ik kan zeggen dat het ZO SPREEKT DE HERE is, neem die.

27 En weet u, op dat moment wist ik het niet, maar camera's van over het hele land namen er foto's van, terwijl de witte wolk neerkwam; het ging naar de Associated Press, [Amerikaans persbureau – Vert]. Ik geloof dat uw krant in Chicago het uitbracht, overal. Het tijdschrift Life schreef erover. Hoevelen hebben het daarin gezien, dat meneer... Dat, zie, dat was het daar precies, gewoon precies op de manier dat het werd gezegd; ik stond er precies onder toen het neerkwam en zich vormde. Ze zeiden: "Het was er ver boven, en het is... ze doorzochten het hele land, maar er waren daar geen vliegtuigen of zoiets. En was het te hoog, bijna tweeënveertig kilometer hoog, waar geen damp of iets is. Je zou niet... ze zouden er hoe dan ook geen damp kunnen maken. En het was achtenveertig kilometer breed."

28 En hier kwam het naar beneden. En kijk naar de rechterkant van die constellatie, of het niet... Lees de banden, of luister naar de band Heren, is dit de tijd?, ongeveer drie of vier maanden voordat het gebeurde. Daar is het.

29 Zelfs de wetenschap moet toegeven dat het waar is. Ze zijn het aan het onderzoeken. Ze zeggen dat het een mysterie is dat ze niet kunnen begrijpen. De wetenschappers daar in Tucson proberen te begrijpen wat het is. Eerst dacht ik dat ik naar ze toe zou gaan om met ze te gaan praten, maar ik dacht: "Nee, het zou precies zo gaan als met die foto van de Engel des Heren, ze zouden het niet geloven. Er is geen reden om het ze te vertellen." Dus, maar ziet u, goed beschouwd, moeten zij weten dat het de waarheid is, dat het hoe dan ook de waarheid is.

30 Broeder, zuster, ik weet niet wanneer. Op een dag zal ik mijn laatste reis naar Chicago maken. Dit zou het kunnen zijn. Maar ik vertel u in de Naam van de Here Jezus dat het Evangelie waar is. Dit zijn de laatste dagen. Wij leven in de schaduwen van Zijn komst. Wat u ook doet, dring uzelf in het Koninkrijk van God. Als één kleine aanraking uw hart treft, kom dan snel, terwijl u de gelegenheid heeft om te komen. Want het uur wanneer het te laat zal zijn, is op handen, en dan zult u nooit meer willen komen, er zal geen roep meer in uw hart zijn. En dan – ongeacht hoezeer u het zou proberen – zou u nooit meer kunnen binnenkomen. Wanneer het laatste lid is toegevoegd aan dat lichaam voor de opname, zal er niet één meer worden gered; de deuren zullen gesloten zijn zoals het was in de dagen van Noach, en er zal geen redding meer overblijven, al zullen mensen denken dat ze gered worden; dat is waar de problemen zullen komen. Zie?

31 Op een keer kwam Jezus... Johannes' discipelen kwamen naar Jezus, en ze zeiden: "Wij zijn door Johannes gezonden. Verwachten wij een ander, of hoe zit het?"

32 Hij zei: "Blijf gewoon en kijk wat er gebeurt." En toen wachtten zij. Ze gingen terug over de berg.

33 Jezus keek naar ze. Hij zei: "Naar wat bent u gaan kijken, toen u uitging om Johannes te zien; een man met zachte klederen bekleed?" Zei: "Die zijn in de koninklijke hoven." "Ging u kijken naar een riet, dat door de wind heen en weer bewogen wordt?" Niet Johannes. En Hij zei: "Maar waar ging u naar kijken; een profeet?" Zei: "Ja, Ik zeg u, en meer dan een profeet. Als u het ontvangen kunt, deze is het van wie geschreven is: 'Ik zend Mijn engel voor Mijn aangezicht.'" Maleachi 3.

34 Toen ze een keer over Johannes spraken, zeiden de discipelen – toen Hij erover sprak dat Hij op weg was naar Jeruzalem om geofferd te worden – ze zeiden: "Waarom wordt ons uit de Schriften geleerd, door de Schriftgeleerden, dat Elia eerst moet komen om alles op te richten?"

     Hij zei: "Elia is reeds gekomen, en u wist het niet."

35 Kijk nu. Voor deze Schriftgeleerden... Kunt u mij horen? Zeg: "Amen." [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Deze Schriftgeleerden en zelfs deze apostelen keken uit naar hun allerlaatste teken, Elia. Laat mij dat herhalen. Ze hadden precies de Uitverkorene, de Schriftgeleerden en apostelen, door God geroepen, ze keken uit naar de komst van de Messias, en naar de komst van Elia om aan Zijn komst vooraf te gaan. En hij kwam het doen, en deed het in zo'n nederigheid, en... dat ze hem zelfs niet herkenden.

36 En mag ik dit zeggen, als mijn eigen gedachte, een dezer dagen... U kijkt naar heel veel uit om te gebeuren wat reeds gebeurt, en u weet het niet. U zult gaan zeggen: "Voor de opname van de gemeente..."

37 Nu, ik ben hier niet om een leer te prediken. Er zijn hier predikers op het podium die het hiermee waarschijnlijk niet eens zijn. De meeste predikers geloven dat de gemeente door de verdrukkingsperiode gaat voor reiniging, maar ik kan dat niet zien. Het bloed van Jezus Christus is onze reiniging; niets wast schoner, zie. Zie? Ik geloof dat de kerk, de denominationele kerk en de slapende maagd wel door de verdrukking gaan, maar niet de bruid. Er is een verschil tussen de kerk en de bruid. De bruid gaat in de opname. Dat is waar u, Church of God, van Anderson, in verward raakte, zie, daarin.

38 Niet om te zeggen, om u te vertellen wat u wel of niet deed; dat is niet aan mij om te zeggen, maar dat is gewoon de manier waarop ik het zie. Het eerste, weet u, is dat u gaat zeggen: "Wel, ik dacht dat er een opname verondersteld werd te zijn vóór de verdrukking."

39 De verdrukking zal toeslaan. En zou het niet verschrikkelijk zijn als u hoorde zeggen: "Die is reeds geweest, en u wist het niet"?

40 "Eén zal op de akker zijn, Ik zal er één nemen en één achterlaten", gewoon iemand die vermist raakt. Er zullen maar heel, heel weinig in die opname zijn die veranderd zullen worden. De slapende bruid, de bruid die door het tijdperk heen genomen is, zal eerst voortkomen. En dan zullen wij, die levend zijn en overblijven, met hen worden opgenomen, slechts één hier, één daar en één hier.

41 Op deze aarde worden er elke dag op z'n minst vijfhonderd mensen vermist. En wat als er duizend worden vermist? Ze zouden zeggen: "O, wel, deze vrouw is er gewoon met iemand vandoor gegaan. Deze prediker, hij nam de vrouw van een andere man, en vertrok." Hij is vertrokken naar glorie, in de opname, en zij zullen het niet weten. Zei Hij niet dat Hij zou komen "als een dief in de nacht"? Zie?

42 U zegt: "Wel, als Hij komt, dan zal ik Hem zien." Nee, nee. Slechts degenen die Hem gaan ontmoeten, zullen Hem op die tijd zien. Zie?

43 Kijk, zoals dat licht, zoals Johannes daar stond en dat zag, die Geest van God als een licht, een duif die naar beneden kwam en op Hem bleef, en een stem zei: "Deze is Mijn geliefde Zoon", niemand hoorde het of zag het, behalve Johannes. Zie?

44 En wanneer die opname plaatsvindt, zal het een verandering zijn. En het eerste wat u weet is die verandering, dan worden we samengebracht, en dan zijn we weg. En de dwaze maagd gaat gewoon op dezelfde manier door, en denkt dat alles goed gaat. En zij zijn al weg: "Het is reeds gebeurd, en u wist het niet."

45 Onthoud, ik zeg niet dat het zo zal zijn. Ik zeg niet dat de Here mij zegt dat het op die manier zal zijn. Maar ik geloof dat het zo dichtbij is dat het mogelijk is. Ik wil geen enkel risico nemen. Ik wil gereed zijn. Ik wil alles gereed hebben. Ik... ik wil nooit... "Elke last afgelegd", hoe het ook komt. De wijze waarop wij het hebben uitgestippeld, zal waarschijnlijk anders zijn – zo is het altijd – dan hoe Hij heeft... hoe wij het gepland hebben. Zijn eerste komst was op die manier, en Zijn tweede komst zal waarschijnlijk hetzelfde zijn.

     Laten we nu bidden. Laten we oprecht zijn.

46 Chicago, u weet dat ik een zuiderling ben, ik ben gewend aan gastvrijheid in het zuiden. U hebt hier een grote stad, een grote, enorm grote stad met vijf miljoen mensen. Maar ik ken geen enkele grote stad in de wereld die echt... waar de mensen zo vriendelijk en fijn zijn als de mensen in Chicago. Dat is juist. Deze mensen uit Chicago zijn fijne mensen. Zelfs als je hier de straat opgaat – en we waren zelfs aan het praten met dronkaards en van alles – zij respecteren u, en gedragen zich fijn. Ik... ik waardeer dat echt.

47 En laat mij u iets vertellen. Door een visioen, pas op een ochtend, weet ik dat sommigen van de bruid hier in Chicago wachten op de komst van de Here. Ik weet dat er een groep uit deze stad genomen zal worden, volgens een visioen, hetgeen nooit gefaald heeft. En ik weet dat er... dat God hier mensen heeft die in die opname zullen gaan op die dag, dat geloof ik.

48 Ik denk dat ik genoeg gezegd heb en ver genoeg ben gegaan, zodat ik nu moet stoppen met praten, dus laten wij bidden.

49 Here Jezus, help ons nu terwijl wij naar het Woord gaan. Mogen de mensen het duidelijk begrijpen, Here, dat wij samen slechts menselijke wezens zijn. We weten dat we moe en uitgeput raken. En, maar ik bid dat U nog eenmaal zult toestaan deze kleine gemeente vanavond te schudden, Here, met Uw kracht, met het Woord, en moge er geen zwak persoon onder ons zijn.

50 Here, wij danken U, omdat we geloven dat als wij deze dingen vragen, wij ze ontvangen. Ik bid dat... dat U iets groots onder ons zult doen vanavond, Vader. In Jezus' Naam geef ik mijzelf over, met deze tekst die ik ga lezen. En ik bid dat U het voor ons op een grootse wijze wilt ontvouwen, zodat de mensen het duidelijk mogen begrijpen. Amen.

51 Ik zou graag willen dat u, als u het wilt en er nog interesse voor zou hebben op dit moment, en het is bijna... Ik ga proberen om het vanavond precies op tijd te halen, als ik kan, om in ieder geval een beetje vroeger te stoppen dan gisteravond. Maar sla met mij op hoofdstuk... het Evangelie van Lukas. Of, excuseer mij, laten we dat veranderen; ik heb hier Lukas opgeschreven, maar ik heb hier ook Mattheüs opgeslagen.

52 Mattheüs, het vijftiende hoofdstuk, te beginnen met het eenentwintigste vers. Het Evangelie van Markus geeft hier ook een beschrijving van.

     En Jezus van daar gaande, vertrok naar de delen van Tyrus en Sidon.
     En ziet, een Kananese vrouw, uit dat gebied komende, riep tot Hem,... Heere! Gij Zoon van David, ontferm U mijner! mijn dochter is deerlijk door de duivel bezeten.
     Doch Hij antwoordde haar niet één woord. En Zijn discipelen, tot Hem komende, baden Hem, zeggende: Laat haar van U; want zij roept ons na.
     Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israëls.
     En zij kwam en aanbad Hem, zeggende: Heere, help mij!
     Doch Hij antwoordde en zeide: het is niet betamelijk het brood der kinderen te nemen, en de hondjes voor te werpen.
     En zij zeide: Ja, Heere! doch de hondjes eten ook van de brokjes die er vallen van de tafel van hun heren.
     Toen antwoordde Jezus, en zeide tot haar: O vrouw! groot is uw geloof; u geschiede, gelijk gij wilt. En haar dochter werd gezond van diezelfde ure.

53 Wij hebben hier, relatief gezien, best een lange Schriftlezing, en ik wil er niet teveel tijd aan besteden. Hoewel je er de hele avond bij zou kunnen blijven, als het ware, zoals iedereen weet, omdat de gehele Schrift is ingegeven door inspiratie. Dat geloof ik. Maar ik wil één woord nemen om er een tekst van te maken. Ik ga het woord noemen: Volhardend.

54 Het woord volharding betekent 'vasthoudend zijn', en vasthoudend in het behalen van een doel of het doen van iets. En iedereen – dat is in alle eeuwen – die ooit... ooit iets van zichzelf heeft gemaakt, of iets heeft gedaan, moest vasthoudend zijn in hetgeen hij probeerde te bereiken.

55 En voordat u vasthoudend kunt zijn, moet u geloof hebben in wat u probeert te bereiken. En als u geen geloof hebt in wat u probeert te doen, zult u er nooit toe in staat zijn.

56 Nu, dat kleine woord, geloof, betekent zoveel, en toch vatten wij het zo licht op. Ik hoor zoveel mensen zeggen die binnenkomen – het is verbazingwekkend – zeggen: "O, ik heb geloof!" En ik probeer hun pogingen niet te kleineren, maar weet u, soms hebben diegenen die beweren zoveel geloof te hebben, minder dan diegenen die er niets over zeggen. Ze hebben zich opgewerkt tot een emotie, en niet een echt geloof. Er is nogal verschil tussen hoop, een emotie met hoop, en stil zijn en geloof gebruiken. Zie?

57 Geloof is iets. Het is een vaste grond. Het is niet iets waar je gewoon naartoe springt, en waar je lukraak tegenaan slaat, en op goed geluk. Het is iets wat je weet. Je hebt het. Datgene waar je om vraagt, er is geen menselijke manier om ooit te verklaren hoe je het zult gaan krijgen, maar toch weet je dat het daar is. Je hebt het. Het is een vaste grond.

58 Als ik dat zo zou kunnen krijgen dat u het duidelijk zou begrijpen, dan zou het zoveel voor de samenkomst betekenen vanavond. Als, op deze avond van deze genezingsdienst...

59 Of, daar vertrouwen wij op. Ik zeg "genezing", omdat ik geloof dat God dat gaat doen. Ik geloof dat God gaat doen wat Hij beloofd heeft. En als ik dat niet deed, dan zou ik bang zijn om hier in dit gehoor van mensen te staan en deze opmerkingen te maken die ik maak. Want al had ik er maar het kleinste beetje vrees voor, dan kon ik maar beter nooit door die deur naar binnengaan.

60 Je moet het absoluut geloven. En heb je de zekerheid, dan is er niets wat het kan bewegen. Je gelooft het nog steeds, ongeacht wat er gebeurt. Zelfs als het erop lijkt dat het gefaald heeft, geloof je het nog steeds. Ongeacht wat er gebeurt, je gelooft het nog steeds.

61 Zoals de kleine dame die hier naar me zit te kijken, wat er gisteravond gebeurde toen mevrouw Way voor haar had gezorgd.

62 Haar man werd onlangs uit de dood opgewekt, stierf aan een hartaanval. En ik liep van het podium af en, omdat... toen ik hem zag, draaiden zijn ogen weg en hij stierf. Ik... ik wist niet wat ik moest doen, en ik ging erheen om zijn hart te controleren en hem te voelen. En, zie, hij was heengegaan, daarom moest ik bij hem zijn.

63 En toen werd mij gisteravond de vraag gesteld: "Waarom ging u niet naar die dame?" Ze keerde zich om, of mevrouw Way probeerde haar de zaal uit te krijgen. En ze viel op de grond en haar gezicht werd bleek, en ze was bijna heengegaan. "En waarom ging u daar niet naartoe?" Omdat ik geen reden had om daar naartoe te gaan. Zie?

64 Een geloof is niet iets dat iemand anders u probeert te laten doen. Het is iets dat God u opdraagt om te doen. Zie? Zie?

65 Ik zag dat de dame slechts... Ze was erg ziek, maar onder invloed van medicijnen, niet... ze probeerde gezond te worden, de dokter had haar dit gegeven. En ik zag haar zitten, lachend en zich verheugend, en wat is het nut ervan dat ik daarheen ga nadat het al over is? Zie? Begrijpt u het? En iemand zei: "Maar meneer Way zou... hij zou... hij lag daar." Maar we moesten dit gaan doen. Maar toen die vrouw ginds achterin was, kwam het visioen toch. En ze zit hier nu vanavond, voelt zich fijn; lachte gisteravond. Ja.

66 Kijk, u, je moet het weten. En je kunt het niet weten totdat je geloof hebt, en geloof maakt dat je het zeker weet. Geloof is dat 'weten'. Geloof is datgene wat het zegt.

67 Nu, nu wanneer wij deze volharding zien. Elkeen die probeerde iets te bereiken, is volhardend geweest.

68 George Washington bijvoorbeeld, wordt de vader van deze natie genoemd. Op een nacht bad hij de hele nacht door in de sneeuw. En toen deze echte, oorspronkelijke, volbloed Amerikanen hun positie hadden ingenomen op deze grond, en de grote economie die zij gemeen hadden op het spel stond, stonden daarginds ongeveer zeventig procent of meer van die Amerikaanse soldaten die niet eens schoenen aan hun voeten hadden. Hun voeten waren bevroren en gewikkeld in vodden, maar toch hadden ze een leider in wie zij geloofden. En die leider geloofde in de Leider, God. En hij bad totdat zijn kleren tot op zijn middel nat waren van het knielen in de sneeuw. En daar lag de bevroren Delaware, tussen hem en waar de Britten hun picknick hielden aan de andere kant.

69 Maar de bevroren Delaware stond hem niet in de weg, net zo min als de onmogelijke toestand van zijn bevroren soldaten met hun bevroren voeten, noch het ijs in de rivier. Hij was volhardend. Hij had geloof dat God hem de overwinning zou geven en hij... de Delaware kon hem niet in de weg staan. En hij bereikte een doel. Hoewel drie musketkogels regelrecht door zijn jas heen gingen, raakten ze hem nooit. Hij was volhardend. Hij had van God gehoord. En hij had geloof dat hetgeen God hem verteld had de waarheid was, en niets kon hem stoppen.

70 Als ieder ziek persoon hier vanavond slechts geloof in God kon hebben zoals George Washington dat had; uw Delaware, die vanavond voor u staat, zou moeten wegsmelten; op een of andere manier zou u hem oversteken. Ongeacht wat uw tegenstand is, u zou hem toch oversteken. U zou vastberaden zijn, zo vastberaden dat kanker, tumor, of wat het ook is, nooit bij machte zou zijn om daar stand te houden, omdat u zou oversteken naar de belofte die God u gegeven had.

71 Mensen kunnen alleen vastberaden zijn nadat ze hebben gehoord van God. Geloof is alleen gebaseerd op het Woord van God, omdat geloof komt door het horen van het Woord van God.

72 Noach ondervond tegenstand toen hij in zijn dagen predikte, terwijl hij zijn ark bouwde. Nadat hij God hem had horen vertellen dat Hij de wereld zou vernietigen met water, omdat zonde zich zo hoog had opgestapeld dat Hij er niet meer tegen kon. Hij zou de wereld gaan afwassen met water. En er was geen spatje water in de lucht, maar toch was Noach volhardend in de tijd van kritiek. Ongeacht hoeveel mensen hem vertelden: "Het kan niet gebeuren", wist Noach toch dat het zou gebeuren. Daardoor was hij volhardend!

73 Hij zei dus nooit: "Wel, ik heb het fundament voor de ark gelegd, ik neem aan dat ik... dat dit dan genoeg zal zijn, als de wetenschap reeds heeft bewezen dat ik fout bezig ben."

74 Dat is de wijze waarop veel mensen tot Christus komen. Ze leggen het fundament van het geloven in de Here Jezus en Hem aan te nemen als persoonlijke Redder, en misschien gaan ze verder tot en met de christelijke doop. Maar wanneer het komt tot het echte volgen, tot de doop met de Heilige Geest, dan verklaart iemand het voor ze weg. Dat is de reden dat het zaad langs de weg viel, of viel op steenachtige plaatsen.

75 Maar de man en vrouw die geloof hebben dat God, dat Christus, Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig; dat Zijn Woord nu net zo echt is, en iedere belofte precies even waar is als ooit, dan is er geen prediker, niemand, niemand die het voor hen kan weg verklaren. Ze zijn volhardend. Ze klimmen door totdat ze bereiken wat zij als doel voor ogen hadden. Er is geen manier om het voor hen weg te verklaren. Zij geloven het.

76 Mozes, hij deed hetzelfde; hij was het visioen en het gevoelen voor de mensen vergeten. Maar toen hij God in die brandende struik ontmoette, en hij zag dat dit Gods Woord was! Kijk, Mozes was opgegroeid met goed onderricht van zijn moeder, en hij was in de weg van God onderwezen. Maar toen hij daar kwam en deze Persoon ontmoette waarover zijn moeder hem had onderwezen! Begrijpt u wat ik bedoel? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]

77 Veel mensen nemen de Bijbel en begrijpen hem intellectueel perfect, maar dat... dat is het niet. Dat is niet waarover wij spreken. Het maakt niet uit hoe goed je het kunt uitleggen, je moet de Auteur ervan persoonlijk ontmoeten. Dat is wat geloof brengt, want de Auteur leeft in u nadat u uit Hem geboren bent.

78 Mozes ontmoette de Auteur: "IK BEN de God van Abraham, de God van Izak en van Jakob. En Ik herinner Mij Mijn beloften, en Ik ben gekomen om jou te zenden." Amen. "Ik zend jou om hen te bevrijden."

79 En merk op toen hij zijn eerste teken uitvoerde, en het erop leek of het gefaald had, want hij had veel nabootsers. De Egyptenaren konden hetzelfde doen als wat hij deed. Maar ziet u, het maakte Mozes – nadat hij God in de brandende struik had ontmoet en wist dat Hij God was – niet uit hoeveel meer er nog waren die het nabootsten, en welk type persoon het was die dat deed; Mozes wist dat het zijne echt was, dat het van God kwam. Hij stond gewoon stil, vlak voor Farao, en toen at zijn slang de overige op.

80 Dat is de wijze waarop mensen vandaag handelen. Misschien dat ze... Als zij ergens niet zeker van zijn, als ze zich in een of andere emotie hebben opgewerkt, en ze iemand anders met iets overboord zien gaan, en doorgaan, dan denken ze: "Wel, misschien is mijn..."

81 Maar de man die God echt ontmoet, en het weet, die weet wat er gebeurde. Het, het is God! Zeker. Niemand zou het van hem kunnen weg verklaren.

82 David, een kleine, rossige kerel, hij was niet groot genoeg om een vuurwapen te dragen, of een zwaard, liever gezegd, zijn schild, in die tijd. Hij was te klein. Hij was wat wij het onderdeurtje noemen. En zijn vader had niets voor hem te doen. Hij... zijn broers waren grote, sterke, stevige mannen. Dus hij dacht dat hij David een werkje kon geven, misschien het hoeden van wat schapen. En de kleine kerel verbleef daarbuiten, en hij ontmoette God. En hij had een... Hij kreeg de taak opgelegd om zorg te dragen voor deze schapen.

83 En David was een profeet, en het Woord van de Heer kwam tot hem in liederen. En Jezus zei: "Hebt u het niet in de Psalmen gehoord?" Hoe dingen over Hem voorspeld waren, weet u. En David was een profetische liederenschrijver. En terwijl hij daarbuiten was, naar boven keek, en de wind langs de bergen en verder door de cederbomen hoorde gaan, schreef hij geïnspireerd over de "grazige weiden en zeer stille wateren" enzovoorts. Terwijl hij dat 's nachts schreef, kijkend naar de sterren en de maan, en hoe de natuur werkte, bezocht God hem. En hij wist dat God daar was.

84 En op een dag kwam er een beer en pakte één van zijn schapen. En het schaap betekende veel voor hem, omdat hij geleerd had om van dat schaap te houden. En hij hield ervan. En toen die beer dus kwam en er één pakte, begon Davids hart te branden, toen hij het geblaat van dat schaapje hoorde. En God had hem gezonden om op die schapen te letten. En toen de beer dus het kleine lam had gepakt, begon het te blaten, en David herinnerde zich opeens dat de God Die de bergen gemaakt had, zijn God was. Dus plaatste hij een steen in zijn kleine slinger en ging achter deze grote grizzly aan, en het raakte de grizzly, en daar viel hij neer. Toen hij terugkwam, was hij blij, omdat hij de overwinning had behaald.

85 En toen kwam er een grotere beproeving aan, een leeuw, die veel kwaadaardiger is dan de beer zou zijn. Hij is een sterkere partij. En als ik tijd zou hebben, zou ik graag meer van deze dieren willen uitleggen, en de grote gelijkenis ervan willen aantonen. En de leeuw kwam binnen en pakte er één en rende weg. Dus als God hem de overwinning over de beer kon geven, dan kon Hij hem zeker de overwinning over de leeuw geven.

86 O, als God mij de overwinning over mijzelf kan geven, amen, dan kan Hij mij zeker de overwinning geven over de ziekte die mij van Hem probeert weg te halen. De God Die mij kan redden, en mij iets kan maken wat ik niet ben; als ik geen Christen ben, kan Hij een Christen uit mij maken, door Zijn Woord te geloven.

87 Dan zien we dat hij de beer te pakken kreeg. En tenslotte kwam de grote confrontatie toen er een... een enorm grote grizzlybeer aankwam, groter dan al de andere, hij was een reus van een man. En David wist dat hij met God meer dan een partij voor hem was, ongeacht hoe groot de tegenstand was. Met God is hij meer dan een partij. Hoewel de kleinste man, en de minst geschikte man – geen vechter, maar een kind – zonder uitrusting, slechts zijn onbedekte lichaam; hij had geen schild over zich maar een schapenvacht om zich heen gewikkeld. En hij had geen speer of een zwaard, hij had een kleine slinger; weet u wel, twee kleine stukjes touw met aan het einde ervan een stuk leer. En hij wilde tegen die man vechten, omdat hij probeerde achter Gods schapen aan te gaan. En als God de schapen kon bevrijden, hoeveel temeer Zijn familie, Zijn volk!

88 Chicago, dat is de reden dat wij hier zijn, u bent meer dan een schaap. U bent Gods volk. En we hebben geen intellectuele of grote denominatie achter ons staan. Maar we weten dat ziekte u gegrepen heeft, en dat u gevangen zit in de zorgen van de wereld, en wij komen in de Naam van de Here Jezus. Ook al heeft de dokter u opgegeven, het maakt ons niet uit wat hij gedaan heeft; we zijn gekomen om u terug te brengen tot gezondheid, in de Naam van Jezus Christus, met een kleine slinger van Zijn Woord. Twee kleine touwtjes, het Nieuwe en Oude Testament, die Jezus in het midden vasthouden, en wij zijn gekomen om u terug te brengen naar waar u behoort, als u het ons slechts toestaat.

89 Merk ook kleine Simson op, waarover ik gisteravond sprak, hij was zelf zeer volhardend zolang hij die zeven lokken op zijn rug kon voelen hangen. De Filistijnen betekenden niets voor hem, ook al had hij niets meer dan een kaakbeen van een muilezel in zijn hand, of wat hij ook had. De Filistijnen, of de poorten van Gaza betekenden niets voor hem. Zolang hij die zeven lokken kon voelen die het verbond waren.

90 En zolang de Christen dat verbond kan voelen dat "alle dingen mogelijk zijn voor hem die gelooft", wanneer u dat verbondsgeloof in u kunt voelen dat u Gods kind bent, en een erfgenaam van elk van Zijn beloofde zegeningen... Het maakt niet uit wat er opkomt, u bent er meer dan een partij voor, zolang u kunt voelen en weten dat u het gelooft. Volgt u mij? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Zolang u kunt... Zolang Simson dat voelde, was hij in orde. En zolang u in uw hart weet dat u niet slechts opgewerkt bent, dat u niet alleen maar emotioneel bent, maar dat u in uw hart weet dat u het zult krijgen. U weet dat u uw zonden beleden hebt, u weet dat u bent overgegaan van dood in leven, u weet dat u een kind van God bent, een erfgenaam van deze dingen, dan is er niets dat u zal belemmeren het te krijgen. Dan bent u volhardend.

91 Johannes de Doper was zo volhardend dat hij zelfs deze verklaring gaf. Vierduizend jaar hadden zij uitgekeken naar een Messias, maar Johannes wist dat hij Hem zou gaan aankondigen. Hij wist dat hij een... Jezus zei dat hij meer dan een profeet was. Hij was een profeet, maar hij was meer dan een profeet, omdat hij de boodschapper van het verbond was. En hij was er zo zeker van dat hij dat licht zou zien, die duif. Hij zou de Geest zien. Hij was er zo zeker van, dat hij zei: "Er staat Iemand, er staat er nu Eén onder u Die u niet kent. Ik ben niet waardig de schoenen van Zijn voeten te ontbinden, maar Hij zal Degene zijn Die u zal dopen met de Heilige Geest en met vuur." God had...

92 Hij was een profeet, en meer dan een profeet, en hij kende zijn opdracht. Hij wist dat God het hem had opgedragen, en er was geen vrees in zijn hart. Ook al had het vierduizend jaar geduurd, en stond hij te midden van een stel schreeuwende critici die hem uitlachten, en zeiden dat hij een wildeman was die probeerde mensen te verdrinken, dat stopte hem niet in het minst.

93 Iemand zou gezegd kunnen hebben: "Johannes, ben je niet bevreesd dat het niet zal gebeuren?"

94 Hoe zou het kunnen falen wanneer God het gezegd heeft? God zei tegen hem: "Op Wie gij de Geest zult zien neerdalen, en op Hem blijven, Deze is het Die met de Heilige Geest zal gaan dopen."

95 Johannes wist het. Hij was niet bang om te falen. Dat was zijn taak; dat was zijn opdracht; dus kon hij zeer volhardend zijn, zeer vasthoudend. Het deed er niet toe, niets zou hem kunnen hinderen. Er waren niet genoeg kwelgeesten om hem te pakken te kunnen nemen. Halleluja! Hij was aangesteld om iets te doen. En de hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar dat Woord zal nooit falen. Hij zei: "Ik zal Hem zien!" Nu is geloof verankerd.

96 Hij had het net zoals Mozes gehoord in de woestijn, waar profeten worden gevormd. Hij had gehoord hoe God tegen hem zei: "Jij bent de stem van één die roept in de woestijn. Ik kan naar de Schrift verwijzen en je jouw opdracht laten zien. Jij bent degene van wie Jesaja zevenhonderdtwaalf jaar geleden sprak: 'Er zal een stem zijn van één die roept in de woestijn.'"

     Ze zeiden: "Bent u de Messias?"

97 Hij zei: "Nee, maar ik ben de stem van één die roept in de woestijn: 'Bereid de weg des Heren, maak Zijn paden recht!'" En hij wist dat hij dat zou gaan doen, omdat God het had gezegd. Geloof; toen was hij standvastig.

98 De rabbi's, enzovoorts, kwamen eraan en zeiden: "Bedoel je dat er een tijd zal komen dat het dagelijks offer weggenomen zal worden? Een man zal die plaats innemen, enzovoorts?"

99 Hij zei: "Er komt er Eén Die de plaats zal innemen, en Hij zal het dagelijks offer wegnemen. Hij zal het Lam zijn." En terwijl hij zich omdraaide om te kijken, zei hij: "Zie, daar is Hij, daar is het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt", precies in het midden van zijn prediking, omdat God het hem had beloofd.

100 Ongeacht wat ze zeggen: "Wel, ze zullen je in de gevangenis gooien. De vereniging van predikers zal je eruit schoppen. Je zult geen enkele gemeenschap hebben. Er is geen samenwerking."

101 Dat maakte Johannes niets uit. Hij was volhardend. Hij had een boodschap en iemand moest het horen! En ik denk niet dat hij er uit zijn hele groep ook maar twaalf uitkreeg, maar hij kreeg iets.

102 Toen hij de kracht van God op zich kreeg, toen begon de Heer op hem te bewegen. Nu, de Here Jezus is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Wanneer we de opdracht van de Heer kunnen zien, dan kun je volhardend zijn.

103 My, deze kleine Griekse vrouw, ze had over Hem gehoord. Ze had Hem nog nooit gezien, maar ze had slechts over Hem gehoord. Ze had over Zijn faam gehoord.

104 Wel, wij horen hetzelfde. Wij horen over Zijn faam. Wij lezen over Zijn faam. Wij zien Zijn faam. "En geloof komt door horen." Op een of andere manier vindt geloof een bron die anderen niet zien. Wanneer u voor een bepaalde zaak bent voorbestemd, dan kunt u er regelrecht naar kijken, omdat uw geloof het verklaart, en anderen weten er niets over. Geloof vindt die bron die je niet kunt zien.

105 Omdat anderen er door middel van observaties naar kijken, enzovoort. En ze kijken er veronderstellend naar. En het woord veronderstellen betekent 'het erop wagen zonder autoriteit'.

106 En Mozes ging nooit naar Egypte met de veronderstelling dat God met hem was; hij ging naar Egypte wetend dat God met hem was. Zie? U accepteert uw genezing niet door te denken dat God het zal doen. U accepteert uw genezing omdat God het reeds gedaan heeft. Hij beloofde het, en uw geloof zegt dat het waar is, en niets anders kan dat uitwissen.

107 Nu, Zijn Woord is een zwaard, zegt de Bijbel. In Hebreeën 4:12 staat: "Het Woord Gods is scherper dan een tweesnijdend zwaard, en oordeelt de gedachten die in het hart zijn." Dat is wat het Woord doet.

108 Nu, het enige wat dit zwaard kan hanteren, is een hand. En het enige wat Gods Woord kan hanteren, is geloof. Als het Woord een zwaard is, dan houdt geloof het vast, grijpt het. En wanneer mensen duelleren, zoals twee mannen die tegenover elkaar staan en met deze messen duelleren. Dat bent u, en de duivel probeert u aan het twijfelen te krijgen. Nu, uw zwaard dat u hebt, mag nog zo goed zijn, het is een miljoen keer beter dan het zijne. Ik kan u vertellen dat het zijne niet eens een zwaard is, het is een stok. Maar het uwe is een zwaard. Maar als de hand die dat zwaard vasthoudt zwak is, kan de stok het winnen. Maar ongeacht hoe klein deze hand is, wanneer die het Woord van God vasthoudt met geloof, is er niets dat dit kan doen. Het kan er alles onder krijgen.

109 Ziet u, hij houdt het in zijn rechterhand, en u in uw rechterhand, en wanneer uw zwaarden blokkeren, wanneer u de duivel blokkeert: "Is het waar, of niet?" Nu, hij zet u onder druk: "Zeg dat het verkeerd is, het is verkeerd! Je moet het niet geloven."

110 Maar als u het gelooft! Kijk, deze zwaarden lopen helemaal door tot aan het handvat. Nu, als ik het zijne kan terugduwen, met mijn handvat, het lemmet, op zo'n manier, waar ben ik dan? Ik wijs precies naar zijn hart, want ik sta aan de rechterzijde, aan zijn linkerzijde. En wanneer ik dan doorzet met geloof, met het Woord: "Satan, Jezus Christus gaf mij de opdracht om dit te doen", en we blokkeren elkaar. En kom dan omhoog met die hand van geloof, en zeg: "Een engel van God ontmoette mij ginds, en zei dat het zo is." Het eerste dat u weet, is dat u het zwaard er regelrecht instoot, en hij is overwonnen. "Ik kom om jou uit te dagen! En ZO SPREEKT DE HERE." Dat is de gelovige, wanneer hij geloof heeft om het Woord te hanteren.

111 Nu, als u slechts een denominationele zwakkeling bent, dan kunt er maar beter bij vandaan blijven; u zult rondgaan, erover praten, en zeggen dat het niet kan gebeuren, omdat u er niets over weet. Maar die man die het gehanteerd heeft, en zag hoe het die vijand overwon, die weet wat het zal doen.

112 Deze arme, kleine vrouw, ze had Hem nog nooit gezien, maar ze had over Hem gehoord. Ze had heel veel belemmeringen, maar haar geloof had geen belemmeringen. Geloof heeft geen enkele belemmering.

113 U zou veel belemmeringen kunnen hebben. U zou het woord van de dokter mogen hebben, van de wetenschappelijke man die u heeft onderzocht. Het zou kunnen zijn dat die man tegen u zei: "U zult gaan sterven." Dat is alles wat hij weet. Hij heeft u alles verteld van wat hij heeft gestudeerd. Zijn wetenschappelijk werk toont dat aan, dat u moet sterven. Uw hele systeem is op zo'n manier gemaakt dat de dood het treft, en er is niets dat het daarvan kan weerhouden. U gaat heen. Nu, dat is zoveel als hij weet. Geen wetenschap heeft er een medicijn voor.

114 Maar u hebt iets gevonden. U pakt het zwaard op. Zie? Nu, natuurlijk hebt u een belemmering, u hebt iets dat tegen u gaat duelleren: die duivel, die ziekte, die aandoening. Maar wanneer de punten van de zwaarden elkaar raken, met die duivel daarginds, zeg dan: "Het is ZO SPREEKT DE HERE! Hij openbaarde het aan mij, en ik ben genezen!" O my! Uw geloof heeft helemaal geen belemmeringen.

115 Weet u, laten we enige van haar belemmeringen nemen en ze bekijken, slechts een paar ogenblikken voordat we onze gebedsrij oproepen. Ze hebben misschien tegen haar gezegd, allereerst: "Jij bent een Griekse; Hij is een Jood." Wel, anders gezegd, misschien hebben ze gezegd: "Weet je, jouw denominatie sponsort deze samenkomst niet. Jouw kerk doet dat niet." Maar weet u, dat hinderde haar niet. Geloof had al toegeslagen. Ze had gehoord dat iemand anders genezen was. En ze had een nood, en iets vertelde haar dat het gedaan kon worden.

116 Nu, kijk, de werken van God zijn door God voorbestemd. Gelooft u dat? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]

117 Jezus ontmoette een keer een blinde man, en men zei: "Wie heeft er gezondigd, hij of zijn moeder, enzovoort, of zijn vader?"

118 Zei: "Geen van hen, maar dit is geschied opdat de werken Gods geopenbaard zouden worden."

119 Zie, dit zijn de werken Gods. En wanneer u voelt dat iets tegen u aandrukt, houd er aan vast. Dat is God Die tot u spreekt.

120 Wel, zij was nog steeds volhardend, ook al zeiden ze: "Jij behoort niet tot Zijn volk, en jouw kerk werkt niet samen met de samenkomst." Zij was hoe dan ook volhardend. Zij ging hoe dan ook.

121 Misschien was ze onderweg en kwam ze nog een groep priesters tegen, die tegen haar zeiden: "Wacht eens even. De dagen van wonderen zijn voorbij. Dat is alleen maar een hoop hocus-pocus. Dat is gewoon een groep mannen, een of andere zogenaamde profeet daarginds, die allerlei soorten dingen doet. Dat, weet je, dat, dat is gewoon onzin. Wel, er is niets zoals dat vandaag." Maar ze was nog steeds volhardend. Ze geloofde nog steeds dat het zou gebeuren. Nu, dat is wanneer u het hebt. Dat is wanneer er iets gebeurt.

122 Misschien ging ze de volgende hoek om waar zij haar man tegenkwam, en haar man zei: "Als je daarheen gaat en omgang hebt met die groep, zal ik je verlaten." Wel, hij kan weggaan als hij dat wil, maar zij zet nog steeds door. Ze is volhardend. Ze heeft een nood, en geloof is reeds geankerd. Ze weet dat het gaat gebeuren.

123 Bij de volgende straathoek ontmoette zij een stel mensen die zeiden: "Weet je wat? Jij zult het lachertje van de stad zijn, als je daarheen gaat om genade voor jouw dochter te vragen. En je zult ontdekken dat het niet anders is dan bij sommigen die gevraagd hebben en het niet gekregen hebben." Het maakte geen enkel verschil wat de anderen deden, of dat anderen werden uitgelachen, zij was nog steeds vasthoudend. Zij wist wat er zou gebeuren. Zij... ze geloofde het. Ze had over Hem gehoord. Ze wist wat er zou gebeuren als zij daar ooit kon komen.

124 Nu, wij zouden de hoek omgeslagen kunnen zijn en de voorganger hebben ontmoet, die zei: "Jij zult uit je kerk worden gezet als je gaat." Kijk naar de belemmering die dat arme kleine ding had. En onthoud nu, zij is een Griekse, geen pinkstergelovige. En hier gaat ze, en ze zeiden: "Je zult uit je kerk gezet worden." En toch was ze vasthoudend.

125 Ze was volhardend. Het maakte niet uit of zij haar man verloor, of zij haar vrienden verloor, of zij het lachertje van de stad was, of wat er ook plaatsvond – al werd ze zelfs uit de kerk gezet, of zoiets. Geloof had een houvast gevonden! Ze was volhardend. Ik houd daarvan.

126 Nu, veel mensen denken dat het enige wat ze te doen hebben, is dat zij bij Jezus moeten komen, komen waar Hij is in de samenkomst, wel, dat is alles wat nodig is.

127 Vroeger was het zo dat de kerken, toen ik pas op het zendingsveld begon, dat ze zouden zitten te wachten, en bijna huilden, totdat de Here op het toneel kwam, en dan, o my!

128 Hier in Illinois, een kleine plaats genaamd... O, ik ben vergeten waar het ook alweer was; daar in een van mijn samenkomsten, jaren geleden, verscheen in de Chicago Tribune [Een nieuwskrant – Vert] een artikel dat er zevenentwintig ambulances rond het kleine hotel stonden. En op een avond, nadat ik het podium was opgelopen en een fundament van ongeveer dertig minuten had gelegd, vroeg ik de mensen, en daagde ze uit om te geloven. En met één gebed vanaf het podium, nadat de Here Zichzelf geopenbaard had dat Hij er was, was er niet één... was er niemand meer in een rolstoel of veldbed, doof, stom, of blind – nergens. Elk van hen werd in een ogenblik genezen.

129 In Durban, Zuid-Afrika, zagen wij vijfentwintig duizend inboorlingen in één moment genezen worden. Met zeven vrachtwagens volgeladen met krukken en stokken en planken waarop ze gedragen waren, kwamen zij door de straten, en deze mensen liepen erachteraan terwijl ze Geloven alleen zongen.

130 Geloof! Kom weg van uw gedachten. Denk Zijn gedachte. Zie? Denk wat Hij denkt.

131 U zegt: "Broeder Branham, ik... ik zal gaan, ik denk..." U moet helemaal geen gedachte toelaten. Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn, dan zult u het Woord herkennen. Zie? Merk op.

132 Toen die mensen daar zaten en wachtten, toen de Here binnenkwam en iets deed, o my, toen stonden zij gewoon op en liepen weg.

133 Maar, weet u, vandaag de dag lijkt het erop dat zij er zoveel van gezien hebben. En nu de Here komt, o, en Zichzelf onder ons toont, zeggen we: "Gezegend zij de Naam van de Heer. Hij kan het zeker doen. Broeder Branham, ik ga volgende week naar Oral Roberts en laat hem voor mij bidden; of die. Als dit vanavond niet werkt, dan zal ik..." Dat is zo'n beetje de houding, zie. De mensen zijn niet volhardend.

134 Als de Heilige Geest, als Jezus Christus bewijst dat Hij hier onder ons is, zet dan door tot u bij Hem bent. Zoals de kleine vrouw met de bloedvloeiing, ondanks dat er allerlei dingen hadden plaatsgevonden en al de tegenstanders op haar weg, ging zij eenvoudig regelrecht door totdat zij Hem aanraakte. Als deze gemeente vanavond hetzelfde zou doen, eenvoudig door iedere schil van ongeloof heen zou breken, de zwaarden zou kruisen met de duivel en zijn ongeloof en zou doordrukken, wetend dat u een kind van God bent en een erfgenaam van deze dingen, dan zou Jezus Christus hier nu aanwezig zijn om u te tonen dat Hij met u is, om Zijn Woord te houden. Wees volhardend, laat niets u in de weg staan.

135 Ik vraag mij gewoon af. Als geloof echt verankerd is, zou iets u dan in de weg kunnen staan? U vat het niet. Als u het werkelijk had gevat, zou dat het beëindigen. Dat is alles. Zie?

136 Deze vrouw hier, onze kleine Griekse vriendin, die wij hier vanavond voor ons hebben als tekst, toen zij aankwam bij Jezus. Zoals Jezus hier vanavond bij ons zou aankomen; wij komen eraan, en Hij komt hier en bewijst dat Hij hier onder ons is. Wel, zij dacht dat dat voldoende was. Dat is niet voldoende. Zeker niet. Dat is slechts het begin van het gevecht. Dat is slechts wanneer u uw echte strijd begint. Toen zij bij Jezus aankwam, zei Jezus dat Hij niet tot haar ras gezonden was. O, my!

137 En nog iets, Hij draaide Zich om en noemde haar ras niets meer dan een stel honden. "Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls." Dat stopte haar niet. Ze was nog steeds volhardend. En Hij zei: "Daarnaast is het niet betamelijk voor Mij om het brood der kinderen te nemen en jullie hondjes voor te werpen." Toch was zij volhardend.

138 O, ik houd daarvan. Toch hield zij aan. Amen. Ik houd daarvan. Houd eraan vast! Zij was volhardend. Zij was geen kasplantje dat verzorgd moest worden. Zeker niet. Zij was geen bastaardproduct, zoals een groot deel van de oogst vandaag. U hoefde haar niet bedelend te vragen: "Nu, zuster, ik wil u iets vertellen, ik zou u willen aanmoedigen om door te zetten, want..." Nee meneer, er was daar niemand om haar aan te moedigen, want zelfs Jezus Zelf probeerde haar te ontmoedigden. Tjonge! Glorie! Nu voel ik me werkelijk als een heilige roller. Zelfs Christus Zelf Die daar stond, probeerde haar te ontmoedigen, maar zij hield aan! Amen. Volhardend! Ze was bij iets aangekomen. Ze wist het.

139 Wat als Hij u een hond zou noemen, en uw ras een stel honden? "Jullie stelletje inwoners van Chicago, jullie stelletje Methodisten, jullie Presbyterianen, Ik werd niet eens tot jullie gezonden. Jullie zijn hoe dan ook niets meer dan een stelletje huichelaars." Tjonge! My! U zou uw neus omhoog steken en die deur uitgaan. Zie? Waarom? U hebt nooit geloof gehad om mee te beginnen. U bent een bastaard, een kasplantje dat de hele tijd besproeid moet worden.

140 Zij niet! Nee. Er was iets gebeurd, geloof had vaste grond gevonden. Zij zal niet verslagen worden. Amen. Daar bent u er. Ongeacht wat de rest had gedaan, wat de overigen zeiden; zij zal niet verslagen worden. Nee meneer. Zelfs Jezus Zelf kon haar niet ontmoedigen. Amen.

141 Zei: "Ik ben niet tot jouw ras gezonden. Hup, wegwezen, verlaat de straat. Ik ben niet tot jullie mensen gezonden. En jullie zijn niets meer dan een stel honden, hoe dan ook. Ik ben niet... Het is niet betamelijk voor Mij om het brood van de kinderen te nemen en het aan jullie stel honden te geven, straathonden, straatratten, enzovoorts. Het is niet... niet betamelijk voor Mij om dat te doen."

     Wat? Zij gaf toe dat Hij gelijk had. Amen. O, my!

142 Geloof zal altijd toegeven dat het Woord juist is. Of uw voorganger het bevestigt of niet, of iemand anders het bevestigt of niet, uw geloof zegt dat het juist is. Glorie! Uw geloof zegt dat het juist is.

143 Hoe ze dus genoemd werd, zelfs door Jezus Christus, Degene naar Wie ze toekwam, en hoe Hij haar bestrafte. En kijk naar Zijn discipelen, de mannen die bij Hem waren in Zijn campagnes, zij zeiden: "O, wegwezen! Ga hier vandaan. Je stoort ons. Val onze Meester niet lastig."

144 Dat stopte haar niet. Zeker niet. Niets kan haar stoppen, want zij heeft geloof. Het gaat hoe dan ook gebeuren. Ze gaf toe dat Hij gelijk had. "Ik ben niets anders dan een hond. Ik verdien niets. Maar Here, laat mij U aan iets herinneren. Ik wil het brood niet; ik wil slechts een paar kruimeltjes."

145 Het probleem tegenwoordig is dat we geen mensen hebben die zich vernederen om een paar kruimels te krijgen. "Ik kon niet in de rij komen." Dat maakt helemaal niets uit. Ik kom eenvoudig om te zien of Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer. Ik ben uit op een paar kruimels.

146 O, hoe anders was zij dan nu. Vergeet niet dat zij nog nooit een wonder had gezien. Ze was een Griekse. Ze had nog nooit een wonder gezien, toch was zij vasthoudend, omdat iets in haar zei dat ze er één zou gaan zien.

147 Zij was als Rachab, de hoer. Rachab, de hoer, ze zei niet: "Breng nu Jozua hierheen, jullie spionnen, en laat me zien welke kleding hij draagt, en wat voor manieren hij heeft. En laat me zien of hij knap is of niet, en hoe hij zijn haren kamt, of hij er verzorgd uitziet, enzovoorts." Vergeet niet dat dit haar soort werk was, weet u, ze jaagde op knappe mannen; ze was een straathoer. En ze zei: "Ik heb gehoord dat de Here God met jullie is, en ik vraag om genade." O, my! Daar hebt u het, geloof komt door horen. "Ik hoorde dat jullie Agag hebben gepakt, en wat jullie daar deden. En ik hoorde wat God voor jullie deed bij de Rode Zee, en ik geloof het. En ik weet dat jullie Zijn dienstknechten zijn. Ik vraag slechts om genade." Amen. En genade werd haar geschonken.

148 Aan deze vrouw werd genade geschonken. Ze zei: "Dat is waar, Here, maar de honden eten de brokjes die onder de tafel van hun heer liggen." "Om dit woord..." Dat deed het. Tenslotte, doordat zij doorzettend en volhardend was geweest, en zich niets in de weg liet staan, zelfs niet in het aangezicht van Jezus Die haar probeerde te bestraffen, zei ze... Maar ze stond daar en gaf toe dat Hij juist was, dat het Woord juist was, en alles. "Maar toch, Here, de hondjes eten de kruimels, en het is niet meer dan een kruimeltje wat ik van U vraag. Slechts een heel klein, één heel klein stukje is al wat ik wil, Here. Slechts Uw aanraking, dat is alles wat ik wil. Slechts Uw aanraking, dat is alles."

149 O, als wij dat gewoon hadden vanavond: "Here, ik zit hier, ik ben ziek. Maar als iets mij gewoon zal vertellen dat ik gezond kan worden, dan is dat alles wat ik wil weten. Dan maakt dat het in orde; dan ga ik naar huis en geloof ik het, zie. Niets zal mij langer in de weg staan. Slechts Uw kruimpjes, Here, is alles wat ik wil."

150 Jezus zei: "O vrouw", of: "O vrouw, groot is uw geloof. Ga heen, want datgene waarvoor u hebt doorgezet, wat u geloofd hebt, zult u op die wijze aantreffen." Amen.

151 Ze had tenslotte overwonnen. Ze had de juiste benadering tot Gods gave. Ze was een heidense. Geloof geeft altijd toe dat het Woord juist is. Nederig en eerbiedig, niet weglopen en boos worden over iets. Op dezelfde wijze is het nu. Snel nu, voordat we de gebedsrij oproepen.

152 Martha, in de tegenwoordigheid van de Here Jezus... Iedereen had haar uitgelachen en gezegd: "Kijk, deze Knaap Die de zieken geneest, toen je Hem nodig had... Ja, je gebruikte je levensonderhoud, gaf Hem te eten, gaf Hem een kamer; als Hij naar de stad kwam, verbleef Hij bij jou. Hij was goed bevriend met Lazarus. Maar toen er een zware ziekte binnenkwam, ging Hij bij je weg." Zie?

153 Maar toen ze hoorde dat Hij gekomen was, was ze volhardend. Ze snelde de weg af. Een ander zei: "Nu, ik neem aan dat je weggaat om Hem te zien." Ze sloot gewoon haar oren en ogen, ze bleef gewoon doorgaan. Ze was volhardend.

154 Toen Jezus tot haar sprak, zei ze: "Here, als U hier was geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn. Maar zelfs nu, wat U God ook vraagt, dat zal God U geven." Ze was volhardend. Merk op, zoals de Sunamietische vrouw was in de tegenwoordigheid van Elia, Gods vertegenwoordiger op aarde; Martha wist dat als God in Elia was, Hij beslist in Jezus zou zijn.

155 Toen de Sunamietische vrouw daarheen ging, zei hij... Elisa kwam uit zijn grot en keek rond en zei: "Daar komt die Sunamietische, en haar hart is bedroefd. God heeft het voor mij verborgen. Ik weet niet wat ze wil."

156 Zei: "Is het wel met u? Met uw man? Met het kind?"

     Ze zei: "Alles is wel."

157 Let op haar toen zij tegen haar dienstknecht zei: "Zadel deze ezel, en ga regelrecht door en stop niet!" Volhardend, gewoon doorgaand.

158 Sommigen van hen zeiden: "Hé, stop even! Ik wil met je praten, Lydie."

159 "Niks daarvan, ik moet daar naartoe, dat is alles. Kijk, ik moet daar komen. Ik moet weten wat er aan de hand is." En toen de... Hij zei: "Wel, ik zal u wat vertellen, ik zal u een gezalfd doekje toesturen. Ik zal u deze staf meegeven, en gaat u daarheen en leg hem op het kind."

160 "Dat is heel goed, profeet van God. Ik... ik denk dat dat heel fijn is. Maar zo waarachtig als uw ziel leeft, ik zal u niet verlaten, ik zal precies hier blijven totdat ik het te weten ben gekomen!" Amen. Volhardend. Zij was beslist volhardend.

161 Elia dacht: "Wel, ik moet van haar af zien te komen. Ik kan maar beter mijn lendenen gorden." Zie? Daar ging hij. Zie? Volhardend, haar geloof had een houvast op het Woord.

162 Hoe kleine Micha, die kleine ongeletterde woudloper daarginds, kon staan voor deze vierhonderd profeten en hen daar kon tegenspreken. Waarom? Hij was volhardend.

163 Ze zeiden: "Wel, kijk!" Die geweldig belangrijke hoofdbisschop stond daar op met deze hoornen en zei: "De Here God sprak tot mij." O my! Het hoofd van het genootschap zei: "De Here God sprak tot mij, en heeft door vierhonderd van deze mannen hier bevestigd dat het ZO SPREEKT DE HERE is!" En de man was oprecht.

164 Nu, maar Micha stond daar, hij zei: "Maar ik zag Israël verstrooid, als schapen die geen herder hebben."

165 Dus hij liep naar hem toe, en sloeg hem met zijn handen op zijn mond zo hard als hij kon, en zei: "Langs welke weg is de Geest van God gegaan, toen Hij uit mij wegging, als u hier alles over weet?"

     Hij zei: "Op een dag zult u het begrijpen." En Achab zei...

166 Welnu, dat is wat het genootschap zei. Let nu op, hij zou nooit onder hen gekomen zijn onder zulke omstandigheden. Maar hij wist dat zijn visioen juist was. Hij had geloof, omdat zijn geloof precies zei wat het Woord had gezegd, daarom was hij volhardend.

167 Kijk nu naar de autoriteit van het land. Daar stond Achab, die zei: "Zet hem in het gevangenhuis, en geef hem brood en water der bedruktheid. En wanneer ik in vrede terugkom," zei hij, "dan, dan zal ik wel voor deze kerel zorgdragen."

168 Kijk naar hem, nochtans volhardend. "O, grote Achab, misschien was ik fout. O, bisschop, was ik misschien fout?" Nee, nee, niet hij. Hij was verankerd! Hij had een visioen gezien, en zijn visioen was overeenkomstig het Woord. Hij zei: "Als u enigszins terugkomt, ben ik een valse profeet!" Amen. Hij was volhardend. Zeker was hij dat.

169 De blinde man waarover ik een tijdje geleden sprak, kon niet met hen over theologie discussiëren; daar wist hij niets vanaf. Ze konden zeggen: "Wel, Die-en-die zei dit-en-dat, en dit-en-dat."

170 Hij zei: "Ik weet niets over uw theologie. Maar dit ene ding weet ik: ooit was ik blind, maar nu kan ik zien."

171 Zijn vader en moeder hadden dat soort geloof helemaal niet. Ze zeiden: "O, ze zullen ons uit de synagoge gooien. Dus vraag het hem zelf, hij heeft zijn leeftijd."

172 Broeder, er was niets fout met hem. Hij zei: "Het is een vreemde..." Hij zei: "Ik ben geen theoloog. Ik kan niet discussiëren over uw Schriftgedeelten waarover u spreekt. Maar u zei dat u weet dat God geneest; maar u weet niet waar deze Man vandaan komt. Nu, het is een vreemde zaak dat een Man hier kan komen en mijn blinde ogen kan openen; en u, de godsdienstige leiders, weet niet waar Hij vandaan komt." Broeder, hij was een theoloog, mijns inziens. Hij... hij had een argument dat geen van hen kon weerleggen, dat is alles. "Hoe kunt u beweren dat u niets afweet over Zijn komst; dat u geen vermelding hebt staan in uw boek over Zijn scholing, waar Zijn opleiding vandaan komt, of iets dergelijks? U weet niet waar Hij vandaan komt, en toch heeft de Man mij mijn gezicht gegeven." Een tamelijk goed argument, nietwaar? Beslist.

173 Toen Filippus daar stond en Jezus van Nazareth Simon zag vertellen wat zijn naam was, en zijn vaders naam, werd hij zeer vasthoudend. Hij had een van zichzelf overtuigde vriend die hij erover wilde vertellen, en hij ging erheen en vond Nathanaël.

174 Toen Nathanaël daar stond voor de leden van zijn kerk, en de hogepriester, en leden van het Sanhedrin, en voor iedereen die eromheen stond... Toen keek Jezus naar hem, en zei: "Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is."

175 "O, ik kan maar beter mijn mond houden en voorzichtig zijn; daar staat de bisschop, daar staat de overste, daar staat de voorganger, daar staan al mijn kennissen. Ik kan me beter maar stilhouden, gewoon doen alsof ik er niets over weet"? Zie? Nee, nee.

176 Er was iets gebeurd. Filippus had hem een zaad getoond. Hij zei: "Rabbi!"

177 Degenen die daar stonden, zeiden: "Deze man is Beëlzebul. Luister daar niet naar. Hij is een waarzegger. Hij is een duivel. Luister niet naar Hem." Maar Filippus, snel, of...

178 Nathanaël erkende Hem als een rabbi, een leraar. Zei: "Rabbi, vanwaar kent Gij mij?"

179 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u daar onder de boom zat."

180 "Wat ga ik nu doen? Hier is de Schrift, die zegt dat dit het teken van de Messias is." Hij rende naar Hem toe en viel neer, en hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zone Gods! Gij zijt de Koning van Israël! Het maakt me niet uit wat de rest erover te zeggen heeft. U bent de Zoon van God, de Koning van Israël."

181 De kleine vrouw bij de bron, toen haar werd verteld wat er verkeerd met haar was. Nu, u weet, als u misschien weet van de Oosterse...

182 Zijn hier zendelingen, die ooit in het Oosten zijn geweest? Wel, u begrijpt dat een dergelijke vrouw helemaal geen recht heeft ook maar ergens tot mannen te spreken. Dat is juist. Het is nog steeds op die manier. Ze doet het niet, kan absoluut niet met mannen spreken, en al helemaal niet over religieuze onderwerpen en discussies.

183 Maar, o, man, zou u haar stil kunnen houden? Het is als een droog huis dat in brand staat met een krachtige wind. U zou haar niet kunnen stoppen. Ze zei: "Kom, zie een Man, Die mij alles verteld heeft wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Messias?" Nu, ik heb...

     Ik ga nu sluiten. Ik moet gaan stoppen.

184 Ongeveer vier of vijf jaar geleden zag ik een visioen dat mij naar Mexico stuurde. U neemt de Stem van de Zakenlieden, die... Kijk, voordat je iets kunt drukken, moet je in staat zijn dat te bewijzen. Nu, je kunt het zeggen, maar druk het niet tenzij je het kunt bewijzen, want het staat zwart op wit. Ik had een...

185 Ik kwam via touwen neer achterin de arena, de piste waar we in waren, waar wij ongeveer tienduizend bekeerlingen tot Christus per avond hadden. En toen, terwijl ik keek, kwam Billy naar me toe en hij zei: "Pappa, ziet u wat daar aan de hand is, aan de andere kant, ongeveer honderdvijftig meter verderop?" Zei: "Dat is één kleine vrouw." Hij zei: "Ze is nauwelijks groter dan een stukje zeep, een klein ding." Zei: "Ze heeft een dode baby onder haar arm." En hij zei...

186 Ik noem de man Mañana , 'morgen', omdat hij zo langzaam was om mij te komen halen. Hij werd verondersteld om mij om zeven uur te komen halen, en hij haalde mij om negen uur op. En ik liep maar te ijsberen.

187 En hij had al de gebedskaarten uitgedeeld en had er geen meer. Ik had hem maar ongeveer vijftien of twintig per avond gegeven, omdat dat alles was waar ik aan toe kon komen. Want als je hun een kaart zou geven... zij... zij begrijpen het niet zoals u, je kunt niet met ze praten. Dus ze waren... ze waren gewoon... Ik gaf hun ongeveer tien of vijftien kaarten, zoiets, dat is alles wat ik uitgaf. Wel, zij hadden geen gebedskaarten meer.

188 En hij zei: "Zij kwam er niet in met die baby, en kreeg geen gebedskaart." En zei: "Uh, we hebben ongeveer honderdvijftig tot tweehonderd zaalwachters, misschien meer, die daar staan, en zij kunnen die kleine vrouw niet tegenhouden. Ze rent onder hun benen door, over hun ruggen heen, en van alles. Ze heeft deze dode baby." Ze had gezien hoe die blinde man de avond ervoor zijn gezicht ontving, daarom zei ze dat zij erin wilde komen.

189 Ik zei, en zei, ik zei: "Billy, ik kan er niets aan doen." Ik was aan het spreken.

190 Ik zei: "Broeder Jack Moore," zei ik, "ga daarnaar toe. Zij weet niet wie ik ben." Ze konden me helemaal niet zien, daar helemaal achterin. En ik zei: "Ga daarnaar toe en ga voor de baby bidden, en zij zal denken dat ik het ben, en dat is alles."

191 Toen zei hij: "In orde, broeder Branham." Hij begon die kant op te gaan.

192 En ik draaide mij om, ik zei: "Nu, zoals ik zei, geloof is de..." Ik keek recht voor me uit, en daar was een kleine Mexicaanse baby, precies middenin de lucht, die daar zat te lachen, zonder tandjes; een kleine zuigeling, zeg maar. En ik keek opnieuw.

193 Broeder Espinoza, velen van u kennen broeder Espinoza, zei: "Wat is er aan de hand?"

194 Ik zei: "Ik zie een visioen." Ik zei: "Wacht even, broeder Moore." Eenieder van u kent Jack Moore, daar ben ik zeker van; u zakenlieden. Ik zei: "Wacht even, broeder Moore. Even een ogenblik. Billy, ga die vrouw hierheen brengen."

     Hij zei: "Pappa, ze heeft geen gebedskaart."

     Ik zei: "Dat maakt niet uit; breng haar hier."

195 En zij, ze lieten haar door. Daar kwam een echt mooie, klein vrouw aan, en haar... De regen, het regende en het had de hele middag geregend, en die mensen stonden daar. En haar mooie haar hing langs haar neer, en haar gezicht was helemaal nat. En ze huilde, en de tranen liepen langs haar wangen. En ze kwam naar boven rennen, doorweekt, met een klein blauw-uitziend dekentje om een kleine gedaante gewikkeld, en ze hield het zo naar voren. En ze viel neer op haar knieën en begon zoiets te schreeuwen als: "Padre, padre!" ["Vader, vader." – Vert]

196 En ik pakte haar vast, ik zei: "Sta op." Broeder Espinoza vertelde het haar. En ze hield de baby zo vast, hield het zo naar voren, precies zoals ik deze zakdoek vasthoud, alleen lag het zo over haar armen heen.

197 En ik zei: "Hemelse Vader, ik weet niet of dit de baby is of niet. Ik zag gewoon een kleine baby, en dacht dat het deze misschien was, vanwege de manier waarop dit gebeurde. Ik leg mijn handen erop en vraag dat het leven mag terugkeren, in de Naam van de Here Jezus." En de kleine baby schopte, en begon zo hard te huilen als het kon. Zie?

198 En ik zei: "Broeder Espinoza, zeg er nu nog niets over. Geef het niet door aan de Zakenlieden, of aan iemand van hen, totdat u een getekende verklaring van haar dokter hebt."

199 En de dokter tekende deze verklaring, dat "de baby die ochtend om negen uur stierf aan longontsteking" in zijn kantoor, en dit was ongeveer elf uur 's avonds; het was al die tijd dood geweest.

200 Waarom? Ze was vasthoudend. Ze geloofde dat als God een blinde man zijn gezicht terug kon geven... Glorie voor God! Als God een blinde man zijn gezicht kan geven, dan kon Hij aan de baby leven geven; want dezelfde God Die het gezicht aan de blinde geeft, geeft leven aan de baby. Waarom? Ze was volhardend. Driehonderd zaalwachters, niets kon haar stoppen. Ze was vastbesloten omdat iets in haar verankerd was.

201 Zij had nooit enige van deze dingen gezien die u allen ziet. Het enige was dat iemand haar die dag had verteld dat een blinde man, die in een straat woonde bij haar in de buurt, zijn gezicht had ontvangen; hij was ongeveer tien jaar blind geweest door glaucoom in zijn ogen. En op die dag had hij op straat gelopen, huilend en zwaaiend met zijn handen, en zij had hem gezien.

202 En haar baby stierf. Ze haalde de baby op bij de dokterspost en ging op weg. Stond de hele dag in die regen te wachten op de gelegenheid. En toen ze geen gebedskaart kreeg, was zij nog steeds vasthoudend. Ze wist niets; ze was Rooms-katholiek. Het enige wat zij wist, was dat ze bij een man moest zien te komen.

203 Nu, u weet beter dan dat. Het is niet de man waar u naar toegaat. Het is de Christus waar u naar toegaat. Het is de Here Jezus Christus waar u naartoe gaat. Al haar geloof was in haar priester, omdat hij een god voor haar was. Maar vanavond is geen enkele man uw god behalve Jezus Christus, en Hij is hier, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Halleluja!

     Laten we vasthoudend zijn, terwijl we onze hoofden buigen.

204 Here Jezus, ik bid dat U ons nu zult helpen. Slechts een woord of twee van U, Here, zou gewoon genoeg moeten zijn om iets voor deze mensen te doen. Ik bid het U, Here. Zoals U beloofde dat U deze dingen zou doen in de laatste dagen, de werken die U deed toen U hier op aarde was, zouden weer herhaald worden, en U gaf er voorbeelden van door de Schriften heen; zoals bijvoorbeeld Sodom en verschillende plaatsen, en wat we zien in het boek Openbaring, in het tijdperk van Laodicea. En, o, hoe U de belofte deed en zei dat U "Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer" zou zijn! En we zien het door foto's, want het mechanische oog van de camera zal verborgenheden oppakken in deze laatste dagen die mensen niet kunnen verklaren. God, mogen vanavond mannen en vrouwen hier, die lijden en ziek zijn, doortastend zijn en tot de Here Jezus komen in dit uur, en verheugd en gezond naar huis gaan. Wij vragen het in Zijn Naam, voor Zijn glorie. Amen.

205 Nu, ik ben nog steeds laat. Maar ik denk hieraan: "Dit zou de laatste samenkomst kunnen zijn die we samen hebben. Misschien zie ik u nooit meer. Misschien ziet u mij nooit meer totdat we de rivier oversteken." En misschien steken we allemaal wel over voordat het morgen is.

206 Onthoud, deze natie is gewogen in de weegschaal. Wij zullen daartoe komen wanneer ik ga prediken, zie. Merk op, wij weten niet wanneer het zal zijn.

207 Dus, Paulus predikte op een avond de hele nacht ditzelfde Evangelie. De Here eerde Zijn Woord toen een kleine jongen dood neerviel, zoals onlangs 's ochtends met broeder Way gebeurde. Hij zit hier nu vlak voor mij. Paulus legde zijn lichaam over deze jongen en zijn leven keerde tot hem terug. Dat is hetzelfde als wat met broeder Way gebeurde. Dat toont dat dezelfde God, door hetzelfde Woord, door dezelfde Geest, hetzelfde doet. Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer. Dan, als Hij hier is...

208 Nu, kijk, er is geen mens die u kan genezen, want u bent reeds genezen. Er moet iets in u gebeuren om u te vertellen dat het voor u is, en dan moet u vasthoudend zijn.

209 Laat eens zien, welke kaarten hebben we uitgegeven, waren het de A's? A's? O, ben je net klaar met het uitgeven van de rest van de A's? In orde. Waarmee waren we begonnen, met de 1, nietwaar? We begonnen, hadden er vijftien, geloof ik dat het was, 1 tot en met 15, 1 tot en met 15.

210 Laten we ergens anders beginnen, en laten wij beginnen vanaf 75, 80, 90. Laten we doorgaan tot 90, 75 tot en met 90. Ik kies er een kleine groep uit en begin vanaf daar, en dan nemen we het vanaf daar. Begin gewoon van daar af. Laten we zien of we er zoveel mogelijk kunnen krijgen om voor te bidden. Laat de gebedskaarten 75 tot en met 90 als eerste opstaan. Dat geeft ons er vijftien om mee te beginnen. We zullen zien hoe de Heilige Geest het leidt. Breng hen hier aan de rechterkant, als u wilt, 15 tot en met 90...

211 Of wacht, neem mij niet kwalijk. Wat zei ik? [Broeder Vayle zegt: "75 tot en met 90." – Vert] 75 tot en met 90. ["Zestien personen."] Er zullen er zestien zijn, ja, 75 tot en met 90. Dat zijn zestien mensen. In orde, help mij, broeder Vayle. Nu als... ["Ze komen eraan."] Ze zijn er. Als zij niet kunnen opstaan, wel, zie erop toe dat zij daar beneden hulp krijgen. In orde, broeder Vayle, als u wilt. Nu wil ik...

212 Hoevelen hier die geen gebedskaart hebben, en u wilt... weet dat Jezus Christus u kan genezen, steek uw hand omhoog en zeg: "Ik... ik wil het aannemen. Ik geloof het." [Broeder Branham pauzeert – Vert] O, we hoeven niet op Zijn Geest te wachten, ik heb Hem daar reeds iemand zien aanraken in het gehoor. Amen.

213 [Broeder Vayle zegt: "Er missen er vier." – Vert] Er missen vier kaarten, tussen de 75 en 90. ["Ze gaan er nu bijstaan."] In orde.

214 Hoevelen daar, hoeveel daar helemaal achterin, helemaal aan het einde, en boven op de balkons, rondom, geloven? Zeg gewoon: "Ik geloof." Steek uw hand omhoog en zeg: "Ik geloof." In orde, dat is het. Dat is goed. Nu, als Jezus Christus...

215 Terwijl ik hier aan het denken ben, wacht ik om te zien of het echt effect op deze persoon gaat hebben of niet. Iemand werd zojuist aangeraakt. Ik zag het gebeuren. Ik heb de persoon nooit eerder in mijn leven gezien. Maar ik keek rechtstreeks naar hen, ik zag het gebeuren, en ik zag de persoon aangeraakt worden door de Heilige Geest. Ik zou die persoon nu kunnen laten opstaan en bewijzen dat het de waarheid is, amen, voordat de gebedsrij ook maar begint. Ze is nog steeds aan het bidden, ze houdt haar zakdoek tegen haar mond, ze zit daarachter. Zij heeft problemen aan haar ruggengraat. Dat is juist. Zij zit daar... Ja. Dat is uw man, die zijn hand opstak. Luister, ik ben een vreemde voor u allen, klopt dat? Gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Uw rugprobleem gaat u verlaten.

216 En luister... trouwens, de man die zijn hand omhooggestoken heeft omdat de Heilige Geest u aanraakte; toen ik tegen uw vrouw sprak, raakte de Heilige Geest u aan. En er is iets verkeerd met u: het gezwel op uw arm. Geloof, en het zal u verlaten. Glorie voor God!

217 Vraag deze mensen of ik hen ooit in mijn leven heb gezien, wat mij betreft. Zij zijn vreemden. Maar wat? Geloof is in beweging, en de kracht van de Heilige Geest. Gelooft u? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Amen.

218 Spreek je Spaans? Keer u om en zeg tegen dat meisje, dat geen Spaans kan spreken... geen Engels kan spreken, daar achteraan. Er is iets verkeerd met haar borstkas. Keer u om en vertel het haar. Jezus Christus heeft je genezen, zuster. Uh-huh. Ja. Ze kon zelfs geen Engels spreken, ik zag haar Spaans spreken.

219 Nu heeft Het een andere dame aangeraakt, die voor haar zit, echt emotioneel, en zij kan geen Engels spreken. Zij is een Spaanse, en er is iets verkeerd met haar maag; ze zit daar vóór. Als u gelooft met heel uw hart zal uw maagprobleem u verlaten, en u kunt naar huis gaan en gezond zijn. Amen. God is de Genezer.

220 Zag u hoe Het haar aanraakte? Ze moesten het haar in het Spaans vertellen voordat zij het zich realiseerde. Ze kan geen Engels verstaan. Kijk daar eens naar, mensen die niet eens Engels spreken! Maar eenvoudig door wat zij zien, kunnen zij het aannemen en de Geest voelen, zelfs wanneer ze het niet verstaan.

     Schaamt u zich!

221 Glorie voor God! Dat heb ik nooit eerder zien gebeuren. Amen. Vraag het aan die mensen. Wel, ik kan hun taal niet eens spreken. Maar, ziet u, het bewijst dat u niet in deze gebedsrij hoeft te zijn. Klopt dat? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Gelooft u?

222 Waarom zegt u "amen", de mensen die hier zitten? Gelooft u dat dit voorhoofdsholteprobleem u gaat verlaten? Gelooft u dat? Sta op uw voeten. Het verlaat u.

223 Kijk, zij kan verstaan wat ik zeg, dezen konden het niet. Nu, vertel mij dat dit God niet is? Amen en amen. Waarom kunt u niet volhardend zijn, terwijl deze mensen die geen woord Engels verstaan zich erin dringen? Zij waren van een andere natie. Maar God deed dat, geloof ik, omdat ik dat een paar minuten geleden predikte: "Een Griekse, een andere natie." Zij zette door. Let op hen, kijk wat er gebeurt.

224 Is dit de dame hier? Hoe maakt u het? Wij zijn vreemden voor elkaar. Gelooft u dat Jezus Christus aanwezig is? Ik zou u niet kunnen genezen. Ik heb geen kracht om te genezen. Ik heb autoriteit, wanneer ik het ontvang van God, om iets uit te spreken wat God heeft gedaan. Zie?

225 En zoals Simson, zolang hij die lokken om zich heen kon voelen hangen, was het in orde. Als ik Hem onder ons zie bewegen zoals dit, dan weet ik dat Hij hier is. U niet? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]

226 Ik zie u overgeven. U hebt braakaanvallen. U bent bezorgd over uw overgewicht. Daarnaast heeft u een gezwel op uw lichaam, onder uw rib. Dat is juist. Het kostte u best veel tijd om hier naartoe te komen, nietwaar? Waarom zei ik: "Om hier naartoe te komen"? Omdat u vanuit het zuidwesten hierheen bent gekomen. U komt uit Missouri. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga terug, Jezus Christus maakt u gezond. Dat is Hem.

227 Een andere vrouw, gekleurde vrouw, ik ken haar niet, zag haar nooit eerder. Maar zij is... Er komt hier iemand, een ander, iemand van een ander ras, zij ontmoeten elkaar, het blanke en het gekleurde ras. We komen allen van één bloed. Gelooft u dat de Zoon van God is opgestaan van de dood, en dat Hij Zijn gemeente opdroeg hetzelfde te doen als wat Hij heeft gedaan? Gelooft u dat? Die gemeente kan niet sterven. "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen, de poorten der hel zullen haar niet overweldigen." Wat was het? Geestelijke openbaring. Als God door Zijn Geest aan mij kan openbaren waarom u hier staat, en wat er verkeerd met u is, precies zoals Hij de vrouw bij de bron dat vertelde, dan zou dat maken dat Hij Dezelfde is, want u bent... wij zijn beiden menselijke wezens. Klopt dat?

228 Nu, u bent heel nerveus over iets. U bent bezorgd. Uw gedachten zijn door de war. Er is u iets verteld wat u ongerust heeft gemaakt, dat was dat u een tumor hebt, en de tumor is in uw hoofd. Dat is juist. En u... u moet een operatie ondergaan, maar ze zijn er een beetje bang voor omdat u een zwakte in uw hart heeft. Ze zijn bang om de operatie uit te voeren omdat uw hart zwak is. Jezus Christus versterkt uw hart. Gelooft u Hem? Hij kan uw tumor genezen. Gelooft u Hem? Wees dan vasthoudend. Ga door, ga door. Ga en geloof, dan zult u beter worden. God zegene u.

229 Hoe maakt u het? Nog een man; ik ken hem niet. Ik heb hem een tijdje geleden gezien toen ik het podium opkwam, ik geloof dat hij hier zat. Voor zover ik weet, is dit de eerste keer dat ik u ooit in mijn leven heb gezien. In orde. Nu, u bent hier voor een reden. Als ik en deze Geest Die op mij is, die kolom van vuur en licht, en dergelijke, waarvan de foto genomen is, als dat van Jezus Christus is, dan zal het getuigenis afleggen van het Woord; als het dat niet doet, dan is het niet van Christus. [De broeder zegt: "Juist." – Vert] Maar u bent ervan overtuigd dat het dat is. ["Ja."] Dat bent u. U lijdt aan nervositeit, aambeien waar u last van hebt. En u probeert mij te spreken ["Ja."] over iets speciaals. ["Ja."] Het is een geestelijke toestand. ["Ja."] U bent een prediker. ["Ja. Ja."] En het is over uw gemeente. ["Ja."]

230 Dat hoorde ik van u komen. Stop met dat te denken: "U zegt dat hij een prediker was omdat hij op dit podium zat."

231 U weet dat ik u niet ken, nietwaar? [De broeder zegt: "Dat is juist." – Vert] Gelooft u dat ik Zijn profeet bent? ["Ja. Amen. Dat geloof ik."] In dat geval, eerwaarde Donaldson, kunt u terug naar huis gaan, en geloof, en u zult gezond worden en alles zal in orde zijn voor u. God zegene u, voorganger.

     "Zo gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk."

232 Gelooft u? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] U weet dat ik deze dingen niet kan doen? ["Dat is juist. Glorie!"] Maar u gelooft dat Hij ze doet, dat Hij het is die ze doet? ["Dat is juist."] Gelooft u het?

233 Dat is juist, als u gewoon, nu alstublieft, gewoon voor deze ene keer, volhardend wilt zijn, u niets in de weg laten staan. Druk u er direct in. Ziet u niet dat Hij het is? Weet u niet dat Hij het is? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert]

234 Kijk, Hij zou Zichzelf niet identificeren als een of andere grote theoloog, wat Hij niet was. Hij zou Zichzelf niet introduceren als een kerkpoliticus, dat was Hij niet. Hij was God, vleesgemaakt. God is het Woord, en het Woord is een Oordeler der gedachten des harten, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Kunt u niet zien dat Hij het is? Hoe zou ik het kunnen, een arm, onwetend persoon als ik, met een basisschoolopleiding? En al had ik nog zoveel onderwijs genoten, dan zou ik het nog steeds niet kunnen. Het is een paradox. Wat is het? Het is de kracht van God. Kunt u het niet zien, vrienden? Kunt u die korst van u wegbreken?

235 Hier is een vrouw. Kijk hierheen. Ik heb die vrouw nooit gezien. Hier ligt de Bijbel voor mij, voor zover ik weet, heb ik die vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Maar ze zou haar leven niet kunnen verbergen. Juist. [De zuster zegt: "O, halleluja!" – Vert] Amen. ["Halleluja!"] Nu, niet omdat zij "halleluja" zegt, huichelaars kunnen dat zeggen, maar de vrouw is een Christin. Ze is een gelovige. ["O, halleluja!"]

236 En als ik u door Gods genade zal vertellen – door het voelen van de zeven lokken van Simson – wat uw moeite is, gelooft u mij dan? Zal het gehoor het geloven? Zou eenieder van u geloven? [De gemeente zegt: "Amen." – Vert] Zij zal weten of het juist is of niet.

237 Het eerste is dat u lijdt aan hoge bloeddruk. U hebt ook diabetes. U hebt last van nervositeit, en er is iets verkeerd met uw hoofd. Het is een onderzoek. U hebt een tumor – dat is juist – in uw hoofd. En u weet dat het de dood betekent, tenzij God u aanraakt of iets dergelijks. Is dat waar? Moge de God des hemels, Die hier nu aanwezig is... Kom hier, laat mij mijn handen op u leggen. "Ik bestraf deze duivel. In de Naam van Jezus Christus, moge het haar verlaten." God zegene u. Ga heen en verheug u nu. Amen.

238 Gelooft u? U zegt: "U keek haar recht in het gezicht." Je hoeft niet naar haar gezicht te kijken. Kijk hier, ik heb bij deze vrouw niet naar haar gezicht gekeken. Nu zegt u: "Zij is zwaar." Dat is juist. "Het is de schildklier." Dat is waar. Maar dat is het niet, dat is niet waarvoor zij gebed vraagt.

239 Zij heeft een vrouwenkwaal, een vloeiing waarvoor zij gebed vraagt. Klopt dat, zuster? [De zuster zegt: "Ja. Halleluja!" – Vert] Het heeft u nu verlaten. Vervolg uw weg, verheug u en zeg: "Dank u, Heer."

     Geloof eenvoudig.

240 Bloedarmoede. Gelooft u dat God u kan genezen? Zeg: "Dank U, dierbare Jezus." Ga regelrecht door en zeg: "Prijs God", en geloof.

241 U ziet er goed en sterk uit. Gelooft u dat God de maagkwaal kan genezen, u gezond kan maken? Ga en eet. Jezus Christus zal u gezond maken.

242 Als Christus u niet aanraakt, zult u sterven, en u weet dat. Jazeker. Maar God kan elke duivel van kanker wegnemen, Hij kan de zaak doden en u gezond maken. Gelooft u het? [De zuster zegt: "Ik geloof het." – Vert] Ga, geloof het. In de Naam van Jezus Christus, u mag gaan en gezond worden.

243 Op dit moment ziet men het niet als u loopt, maar u hebt artritis. U hebt ook enigszins last van een hartkwaal, een kleine benauwdheid rondom het hart. Jezus Christus maakt u gezond als u het gelooft. Gelooft u het? Verheug u, en zeg: "Dank U, Heer", en word gezond gemaakt.

244 Gelooft u dat God uw rug kan genezen en u gezond maken? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] In orde, ga gewoon door, en zeg: "Dank u, Here Jezus." Ja. Dat is juist.

245 Gelooft u dat God dat kan wegnemen, u een bloedtransfusie geven, en die suiker eruit halen, en u een echt nieuw persoon maken? Gelooft u dat? God zegene u. Vervolg uw weg, verheug u, en zeg: "Dank U, Heer. Ik geloof."

246 Gelooft u dat God die tumor kan wegnemen en u gezond maken? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Ga regelrecht door, verheug u.

247 God kan uw artritis genezen en uw rug recht maken, u gezond maken. Gelooft u dat? Vervolg uw weg, verheug u, en geloof.

248 Gelooft u dat ik Zijn profeet ben? Ik ken u niet; God kent u. U bent zelf ziek. Maar uw grote interesse is voor iemand anders, twee zieke mensen, echt ziek, kanker, stervend. Geloof met uw hele hart. Neem deze mee, leg ze op hen, geloof en twijfel niet. Zij zullen gezond worden, als u het gelooft. Heb geloof.

249 In orde, meneer. Ik geloof dat u een van de predikers bent die hier op het podium zitten. Voor zover ik weet, ken ik u niet. Jezus Christus kent uw hart. Hij weet wat er in de mens leeft. Gelooft u dat? [De broeder zegt: "Zeker." – Vert] Als God mij vertelt wat uw moeite is, bent u er dan klaar voor? ["Ja."] Dat bent u.

250 U predikers kent deze man, geloof ik? [Iemand zegt: "Broeder Turner." – Vert] Ja. In orde, u kent hem.

251 In orde, het is namelijk zo dat u echt bent... het probleem is dat u leidt aan een zenuwinzinking. U hebt bepaalde gewetensbezwaren in uw gedachten. Het is verdrukking van Satan. Dit is al een poosje aan de gang. Het heeft veroorzaakt dat uw lichaam zwak wordt. Uw hart is zwak. U bent in een zeer slechte toestand. Hierdoor staat uw hele gezin op het punt van instorten. Meneer, u hebt op een woord gewacht, nietwaar? [De broeder zegt: "Ja." – Vert] Neemt u mijn woord aan? ["Beslist."] Dan, in de Naam van Jezus Christus stuur ik u naar huis om gezond te zijn. Die duivel, kom eruit!

252 [De gemeente verheugt zich – Vert] Bent u gelovig? ["Amen."] Gelooft u? ["Amen."]

253 Leg nu uw handen op elkaar. Ik wil nu dat u met mij meebidt.

254 Here Jezus, niemand zou aan Uw grote Goddelijke tegenwoordigheid kunnen twijfelen. Iedereen weet dat U hier bent. Maar nu zij weten dat U het bent, laat ze standvastig zijn. Laten dezen, Heer, die... Deze wonderen, een hele rij vol, er waren er hier zestien in de rij, en een groep daar in het gehoor, het gaat boven alles uit wat enig man hier op aarde zelf zou kunnen doen. Geen man hier op aarde zou deze dingen kunnen doen tenzij God daar is. Wij weten dat. Hoe volmaakt, hoe precies! Ik bid U, Vader, dat deze mensen dit zullen begrijpen, en laat ze nu volhardend zijn. Zij hebben hun handen op elkaar gelegd, en in hun harten klopt, hoog, het koninklijke bloed van Jezus Christus, door geloof bewegend van de één naar de ander.

255 En nu, Here, hoor het gebed van Uw dienstknecht. Als Uw dienstknecht veroordeel ik elke ziekte, elke kwaal die in de Goddelijke tegenwoordigheid van de opgestane Christus is. Moge de duivel zijn grip verliezen. Moge nu elke soldaat met zijn zwaard geklemd tegen Satans twijfel, met een volhardend geloof omhoogkomen, dat zwaard doordrukken totdat het het diepste deel van die duivel raakt en hem volledig wegdrijft. Sta het toe, in de Naam van Jezus Christus.

256 Als u het gelooft, als u het aanneemt, bent u allen genezen. Geloof het, in de Naam van Jezus Christus.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)