Wie is Jezus?

Door William Marrion Branham

1 Tot dusver hebben wij een feest gehad, met dit fijne ontbijt dat wij kregen. Gewoonlijk is het een koud broodje met wat jam erop. Onlangs was ik in Phoenix en men gaf mij pannekoeken zonder... Daar in het zuiden noemen wij ze "appelflappen" en men gaf er geen suikerstroop bij, dus moest ik suiker op de mijne doen. Zij waren gewoon... Nu hier hadden wij een geweldige tijd! En dat niet alleen in het natuurlijke, wij hebben het ook in het geestelijke.

2 Ik ben zo blij het getuigenis van mijn kleine broeder te horen. Onlangs 's morgens werd ik aan zijn bed geroepen; men vertelde me dat er iets gebeurd was. Ik geloof dat hij een van de eersten was die probeerde deze samenkomst te steunen. Het was beslist Satan die dat deze man van God probeerde aan te doen. Maar u ziet hoe God het doet; Hij keert het precies om in een buitengewoon getuigenis om Zijn kracht te tonen. Hij zal alles ten goede doen uitwerken voor hen die Hem liefhebben. Ik ben dus dankbaar dat getuigenis te horen, broeder.

3 En het is werkelijk een voorrecht voor mij geweest om bij u mensen in deze stad te zijn. Het is, wel, ik kan het gewoon niet uitdrukken wat ik daarover voel. Nu, wij hebben niet de overstelpende menigten en zo gehad zoals wij soms hebben, maar het lijkt alsof God op het punt staat iets te doen of om iets af te handelen, om de mensen voor iets gereed te maken, om de mensen terug in de richting te krijgen waar zij zouden moeten zijn, en om deze fijne herders te ontmoeten, enzovoort.

4 En dan mijn voorrecht om hier te komen deze morgen om voor de Volle Evangelie Zakenlieden te spreken. Ik begrijp dat de afdeling hier nog in zijn kinderschoenen staat. Zij is erg klein en zoals de broeder hier zei, heeft men mannen nodig.

5 Wel, zoals ik rondom de wereld zovele van de grote, fijne organisaties heb vertegenwoordigd, van heel het Volle Evangelie, vele van de Baptisten en verschillende andere, wel, ik behoor nog steeds tot één groep en dat zijn de Zakenlieden, omdat zij niet een bepaalde organisatie vertegenwoordigen. Het is inter-evangelisch op zichzelf. Het vertegenwoordigt eenvoudig niets anders dan alleen het volle Evangelie, en wij zijn daar zo blij over.

6 En ik denk dat u mannen van de stad, die... Werkelijk, als u gelooft dat ik u iets vertel wat de waarheid is, dit is een tijd waarin die Volle Evangelie Zakenlieden kunnen samenkomen voor gemeenschap. U zult dingen van elkaar leren, op zo'n zaterdagmorgen, om te spreken...

7 Met de voorzitter van... de internationale voorzitter, broeder Shakarian, maakte ik vele jaren geleden kennis. Velen van u weten erover. Uit de telegrammen die zo hoog op het schrijfbureau lagen, pikte ik er een uit over een vrouw, Shakarian genaamd, stervend aan kanker. En op de een of andere manier leidde de Heer mij er naartoe en zo maakte ik kennis met de Shakarians, toen zij genezen werd. Toen werd dokter Theodore Palouveas, die hun dokter was, een Griekse dokter, daar buiten gedoopt.

8 Hij zei: "Het idee alleen al, dat u bij de mensen een valse hoop opwekt. Die vrouw ligt daar te sterven!"

9 Toen ik het huis binnenkwam zei hij eerst: "Nu, wanneer u naar binnengaat, wees eerbiedig, stil, omdat zij stervende is. Zij is hier gebracht en beide borsten zijn verwijderd en zij is opgezwollen. Zij moet wel sterven. Er is niets wat u eraan kunt doen." Ik hoorde even zijn lezing aan. Hij zei: "Nu, wees echt stil. Bid niet luid of iets. Zeg uw kleine gebed en kom weer naar beneden."

     Ik zei: "Ja, meneer."

10 Ik ging dus verder. Ik wist dat ik daar niet naar zou luisteren, weet u. En ik zei dat wij... Ik ging naar boven. En daar waren, geloof ik... Het schiet me nu weer te binnen. Ik ging naar boven. En Florence, toen nog een jonge, knappe jongedame en Rose en de anderen, knielden neer in gebed; en hun moeder lag daar bewusteloos, was al een paar dagen buiten bewustzijn, helemaal opgezwollen.

11 En ik knielde neer om te bidden. Toen ik dit deed, kwam de Engel des Heren neer bij het bed en zei: "Binnen drie dagen zal zij op zijn."

12 Ik keerde mij om en liep weer naar buiten en zij volgden mij. Ik zei: "Het is in de Naam des Heren, zij zal weer opstaan." En zij begonnen te schreeuwen.

13 Hier kwam dokter Palouveas en hij stond op het punt mij het huis uit te jagen. En hij... Ik zei... Hij zei: "Het idee alleen al!"

     En ik zei: "Wel..."

     "Die mensen een valse hoop geven! De vrouw is stervende."

14 Ik zei: "Overeenkomstig al uw statistieken is het zo. Maar overeenkomstig het Woord des Heren is het niet zo." Ziet u? Ik zei: "Zij zal leven."

15 "Onzin," zei hij, "u behoort deze plaats te verlaten, hier weg te gaan."

16 En broeder Shakarian stapte naar voren en zei: "Wacht nog eventjes." Ziet u? Hij zei: "Wij hebben u hier gehaald als onze dokter en wij waarderen u. Maar wij riepen ook broeder Branham. U hebt ons totaal geen hoop gegeven, hij wel, ziet u."

17 En ik zei: "Ik zeg u wat ik zal doen. Als zij binnen drie dagen niet weer op is en buiten is, zal ik een bord op mijn rug doen met 'valse profeet' erop en wij zullen hier in Los Angeles rondgaan en u komt in uw wagen, gaat door de straat, toetert op de claxon en wijst op mij, ziet u. Maar als zij dan op is, laat mij een bord op uw rug doen, met 'kwakzalver' erop en in uw wagen gaan en..." Ziet u. [Samenkomst lacht – Vert] Hij wilde het niet doen. Later werd hij gedoopt in het irrigatiekanaal en diende hij de Here. Nadien is hij naar huis gehaald in de heerlijkheid.

18 En zo maakte ik kennis met de Shakarians. Later nam ik deel aan het helpen organiseren van hun eerste afdeling. En door het hele land heen, de wereld door, heb ik ze in hun afdelingen geholpen. Zij zijn een zeer fijne groep mensen.

19 Ik denk dat u iets mist door uw gemeenschap hier niet versterkt te hebben, omdat het broederschap is. "Wij zouden des temeer moeten samenkomen", zegt de Bijbel ons, "naarmate wij het einde zien naderen"; niet nalaten om samen te komen. Het zal dat niet alleen doen, het zal u versterken. En u, uw sterkte zal de gemeente versterken. En het is al... De Volle Evangelie Zakenlieden is geen organisatie om apart te zetten en te zeggen: "Dit is onze groep." Het is voor alle gelovigen om samen te komen. Het is gewoon een eenheid van de gemeente, ziet u, de gemeente zelf, de geestelijke gelovigen. En ik geloof dat het erg belangrijk is als u het zou willen doen. Het is een beetje een klein... misschien is het niet...

20 Ik hoop dat het niet heiligschennend klinkt. Maar iemand zei me niet lang geleden bij een samenkomst: "Zeg, bent u een prediker?"

21 Ik zei: "Wel, zo half en half denk ik dat dit wel klopt." Ik ben wat bang over wat ik zeg over predikers rondom Volle Evangeliemensen.

22 U weet dat mijn vader een ruiter was. Hij temde paarden. Toen ik een kleine jongen was, weet u, wilde ik ook een ruiter worden. U weet dat kleine jongens als hun vader willen zijn en ik wilde ruiter worden. Dus als pappa uit de buurt was van de plaats, weet u, waar hij aan het ploegen was, dan zou ik mijn oude ploegpaard mee naar buiten nemen en hem naar de oude waterplaats brengen, weet u; deze was uitgehakt uit een blok hout.

23 Hoevelen zagen dat ooit, een oud... Wel, uit welk deel van Kentucky komt u? O! Hoevelen van u sliepen ooit op een strozak? Wel, ik kan mijn jas en mijn das wel uitdoen, ik ben hier werkelijk thuis. Wel, hier voel ik me thuis.

24 Ik ging dus daar naartoe. En pappa had een zadel, weet u. En dan zag ik dat hij helemaal achteraan was, achteraan op het land, en ik haalde het oude ploegpaard op. En haalde al mijn broers bijeen en zette ze rondom het hek, weet u. Ik was de oudste van negen. Dan haalde ik een handvol klitten en deed ze onder het zadel en trok de zadelriem aan en klom boven op hem. O! Dat arme, oude paard was zo vermoeid dat hij zelfs zijn poot niet van de grond kon opheffen en hij brulde gewoon en ging tekeer; de klitten bleven in hem prikken, weet u, en dat zadelriem trok ze in hem. Ik nam dus mijn hoed en ik was gewoon een... Ik was toen echt een cowboy! Ik had teveel tijdschriften gelezen, dat is alles. U weet wel. Ik liet dus mijn broers geloven dat ik een echte cowboy was, ziet u. Ik dacht dus dat ik het was.

25 Toen ik ongeveer achttien was, liep ik van huis weg en trok naar Arizona. "Ze hebben me daar nodig om paarden te temmen. Dat weet ik zeker. Zij hebben mij nodig, dus moet ik het huis verlaten." Minderjarig, maar ik liep weg en toevallig kwam ik in Phoenix, net op tijd voor een rodeo, weet u. Ik ging daar dus heen om hun kudde te bekijken, om te zien welke ik zou berijden. Degenen die de overigen niet konden berijden, zou ik dan temmen, weet u; ik had het 'zilveren zadel'.

26 Ik was een tamelijk kleine knaap; ik ben altijd erg klein geweest en ik dacht dat ik een paar beschermkappen te pakken zou kunnen krijgen. Ik wist dat mijn vader ze droeg. En hij had er toentertijd geen enkele en dus ging ik mij... Ik had een mooi stel gezien, weet u, met A-r-i-z-o-n-a onderaan, stierenkoppen en zo er op. Ik dacht: "O, dat zou mij goed staan", u weet hoe een jongen is. Ik trok ze aan en ongeveer vijftig centimeter ervan lag nog op de vloer. En ik zag er uit als een van deze kleine krielkippen, weet u, met die veren aan. Ik dacht: "Dat zal nooit werken", dus ging ik maar weg en kocht een Levis spijkerbroek.

27 En ik dacht: "Ik zal maar wat geld verdienen." Dus ging ik naar buiten en overzag die kudde die daar stond, zo wild dat zij zelfs geen hooi wilden eten daar in de stal. Ik dacht: "Tjonge!"

28 En de eerste keer dat men er een naar buiten bracht, kwam toevallig... Vreemd om dit deze morgen te zeggen, ik dacht er nooit aan tot juist nu. Maar het eerste paard dat die namiddag bereden moest worden in de wedstrijd, werd de "Kansas Outlaw" genoemd en hij kwam uit Kansas, een erg grote 'vagebond' van 1 meter 75 hoog. En een welbekende ruiter werd verondersteld hem te berijden.

29 Ik hees mezelf op de omheining zoals de andere ruiters, weet u, en ging daarop zitten; duwde die hoed naar achteren. Ik dacht, terwijl ik opkeek: "Ik lijk een echte ruiter."

30 Deze kerel kwam dus naar buiten, helemaal opgetooid. Toen hij uit het wachthok kwam op dit paard, maakte het twee of drie kronkelingen en een afwerpbeweging, en de knaap... Het paard ging de ene kant op en de man de andere. De helpers kregen het paard te pakken. En de ambulance nam de ruiter mee. Het bloed liep uit zijn oren. En het paard galoppeerde rond tot de helpers hem te pakken kregen.

31 Deze omroeper kwam langs en zei: "Ik zal welke man ook, honderd dollar geven die tien seconden op hem zal blijven zitten." Hij wandelde daar door, kwam langs, keek recht naar mij en zei: "Ben jij een ruiter?"

32 En ik zei: "Nee, meneer." Ik veranderde heel snel van mening. Ik was geen ruiter.

33 Toen ik pas bevestigd werd in de Zendings Baptistenkerk, droeg ik mijn Bijbel onder mijn arm, weet u, zo, en ik kreeg mijn geloofsbrieven. Ik was een "verdediger van het geloof", dat was alles. Ik was... ik dacht dat ik een prediker was.

34 Op een dag was ik hier in St. Louis toen dit kleine meisje van Daugherty werd genezen en ik dacht dat ik een prediker was. Ik ging erheen en ik ontmoette de Pinkstermensen en deze Robert Daugherty; sommigen van u kennen hem misschien. En ik hoorde hem prediken. En die man predikte tot hij in elkaar zakte en blauw in z'n gezicht werd en op de vloer zakte, om dan weer op te staan, adem te halen en u zou hem twee blokken ver weg kunnen horen, nog steeds predikend.

35 Ik, met mijn oude trage Baptistenmanieren dacht gewoon niet zo snel. Als sindsdien iemand me vroeg: "Bent u een prediker?", zeg ik: "Beslist niet." Ik moet daar een beetje mee oppassen.

36 Een kerel zei tegen me, daar in Philadelphia... Daar moet de volgende samenkomst worden gehouden met de internationale... Ik moet de negenentwintigste spreken, bij het openen van de samenkomst op de negenentwintigste, want doctor Brown en velen van die broeders komen langs. Dat is te Philadelphia, beginnen op de negenentwintigste van deze maand. Het is mijn voorrecht de samenkomst te openen en dus enkele ontbijten voor hen te hebben.

37 Een knaap zei: "Wat hangt u rond bij dat stel zakenlui! U wordt verondersteld een prediker te zijn."

     Ik zei: "Wel, ik bèn een zakenman."

     Hij zei: "Wel, in welke zaken doet u?"

38 En ik zei: "De verzekerdheidszaken." Ik zei het zo snel dat hij het niet zou vatten, ziet u. Hij snapte niet wat ik zei. Ik zei nooit "verzekering", ik zei: "verzekerdheid."

39 Hij zei: "Wel, ik ben blij dat te weten. Wat, waar is het hoofdkantoor van deze firma? Wat voor soort verzekeringsmaatschappij is het?"

     Ik zei: "Eeuwig Leven."

     Hij zei: "Daar heb ik nog nooit van gehoord. Waar is het hoofdkantoor?"

     Ik zei: "In de heerlijkheid."

40 Als iemand van u mannen dus geïnteresseerd is, zou ik de polis graag met u willen bespreken nadat de dienst voorbij is.

41 En ik herinner me enige tijd geleden iets over verzekering... Ik hoop dat er geen verzekeringsman hier is. Tussen twee haakjes, mijn broeder is een verzekeringsagent bij "Prudential". Er werd mij dus op een keer verteld dat ik een domme transactie had met een verzekering. En men had ons de polis gewoon niet juist voorgelezen en pappa werkte tien jaar lang voor een kapitaalverzekering die na twintig jaar uitbetaald werd, dachten wij. Toen het tijd was om geïncasseerd te worden was het zeven dollar en vijftig cent waard, en wij dachten dat het honderden dollars waard was. Maar ik weet het niet. Het is in orde, nu, verzekering is in orde; niet om dat neer te halen. Het is perfect in orde.

42 Ik had dus een vriend in verzekeringen of liever gezegd, hij verkocht verzekeringen, een makker waarmee ik naar school ging. Zijn broeder schrijft in "The Upper Room"; het is een erg fijne Baptistenprediker. Wilmer kwam dus op een dag naar mij toe om te praten en zei: "Billy, ik kom om met je over een verzekering te spreken."

43 Ik zei: "Wel, Wilmer, ik zal je zeggen dat wij altijd goede vrienden zijn geweest, enzovoort. Als je wilt praten over het weer of iets anders, goed; of over gaan vissen of zoiets, ik ben bereid daarover te spreken. Maar..."

     Nu, hij zei: "Wel, je hebt echt een verzekering nodig."

     En hij zei: "Ik heb verzekerdheid."

44 En hij zei: "O, excu... Dan vermoed ik dat Jesse, dat is mijn broeder, je al een polis heeft verkocht?"

45 Ik zei: "Nee, ik..." En mijn vrouw keek naar mij alsof ik een huichelaar was, omdat zij wist dat ik geen verzekering had. Zij keek dus naar mij. En ik zei: "Ja, ik heb verzekerdheid."

46 Hij zei: "Wat is het?"

     En ik zei:

Volle verzeek'ring, Jezus is mijn!
O, wat een voorsmaak van Goddelijke heerlijkheid!
Ik ben een erfgenaam van redding, door God gekocht,
Geboren uit Zijn Geest, gewassen in Zijn Bloed.

47 Hij zei: "Billy, dat is erg goed, maar dat zal je niet hier naar het kerkhof brengen."

48 Ik zei: "Maar het zal me eruit halen. Ik ben niet bezorgd dat ik erin kom; ik ben bezorgd om eruit te komen."

49 Zakenlui, ik doe nog steeds in die zaken. Als u iets hiervan met mij wilt bespreken, zal ik het graag met u doen.

50 Maar het is geweldig om gemeenschap te hebben. Ik geloof dat het in de Schrift werd geschreven: "Hoe lieflijk en aangenaam is het dat broeders in eenheid kunnen samen wonen. Het is zoals de zalfolie die op Aärons baard vloeide, die naar beneden liep naar de zomen van zijn kleed." Er is iets met een gemeenschap!

51 In den beginne was God alleen; Hij was enkel God... Hij was zelfs geen God in het begin. Wist u dat? Hij kon het niet zijn. "God" is een voorwerp van aanbidding, het Engelse woord. Ziet u? Hij was Elohim, de in Zichzelf bestaande; Hij was zelfs geen God. Maar in Hem waren attributen, zoals uw gedachten. Ziet u? Uw gedachte... Ik moet iets zien en dan denk ik er aan en spreek het dan uit. En een woord is een uitgedrukte gedachte. Dus: "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord werd uitgedrukt", voortgebracht.

52 En nu is het allemaal hetzelfde. Hetzelfde als wij wedergeboren zijn, dan hebben wij eeuwig leven. Als wij eeuwig leven hebben... Er is slechts één vorm van eeuwig leven; dat is God. En wij zijn attributen van Hem. Nu, onder Christenen kan ik op deze wijze spreken. Wij zijn attributen. En Jezus kwam als Verlosser. Hoevelen geloven dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Verlossen is niet iets nieuws scheppen. Verlossen is terugbrengen wat al eerder geweest is. Ziet u? Waar bent u dus bevreesd voor? Ziet u? Het is allemaal in Zijn handen; de klok tikt niet verkeerd. Alles moet op deze wijze zijn en het brengt ons nu tot deze positie.

53 Ik vertrouw en hoop zeker dat elk van u mannen hier vanmorgen, die geen lid bent van deze fijne gemeenschap, dat u het hier met deze fijne man zult bespreken. Ik schudde zoëven zijn hand – de voorzitter van deze afdeling. En versterk uzelf! David zei dat hij zich tegen de vijand versterkte. En u mannen, u wilt alles doen wat u kunt om uzelf tegen de vijand te versterken. Wij zijn hier als Volle Evangeliebroeders, ziet u? Wij geloven het. Laten wij aan het werk gaan en uitgaan en sommigen van deze andere broeders bijeen halen en ze binnenbrengen, of ze tot het Volle Evangelie behoren of niet, en ze binnenbrengen in onze samenkomsten, en bidden, en laten we ons deel doen om het lichaam van Christus te versterken. En daardoor versterken wij onszelf. God zij met u, helpe u. Als ik u tot een steun kan zijn, wanneer ook, laat het mij weten. Laten wij nu voor wij het Woord benaderen...

54 Ik wil u hier niet te lang houden. Ik ben gewoon, zoals ik daarstraks zei, ik ben een beetje traag, weet u, en ik heb wat tijd nodig om te denken. En mijn geheugen is niet al te goed om mee te beginnen en ik moet zo'n beetje mijn tijd nemen; en ik weet niet meer dan alleen wat Hij me vertelt te zeggen, wat mij soms in problemen brengt en mij er op andere tijden uithaalt. Dus zeg ik gewoon wat Hij zegt. Maar voordat wij het Woord benaderen, laten wij de Auteur benaderen.

55 Enige tijd geleden reed ik met een bekende doctor in de Godgeleerdheid; velen van u kennen hem misschien, William Booth Clibborn en hij predikt het Evangelie in zeven talen. En wij spraken over God en Zijn attributen. En ik sprak erover en zei: "God is zoals een diamant." Ziet u? En ik zei: "Deze gaven dan waarover u spreekt, zijn gewoon reflecties van Gods liefde. Zoals in Afrika; wij..."

56 De president van de mijn in Kimberley was een van mijn zaalwachters bij de gebedsrij. Hij nam me mee naar de diamantmijnen in Kimberley. Wel, u kunt ze vinden terwijl ze op straat liggen, maar waagt u het niet om er een te houden, tenzij hij geslepen is. Hij moet door de maatschappij geslepen worden. Een erg grote diamant heeft nog niet die vurige schittering wanneer u hem vindt. Nee, hij moet daarvoor geslepen worden.

57 Zo was God; Hij moest verwond worden om onze overtredingen en verbrijzeld om onze ongerechtigheden. Hij is de grote Diamant. En wanneer u een diamant slijpt – merkte u het ooit op? – slijpt u het in een driehoekige vorm en de zon zal daar doorheen zeven kleuren reflecteren. Ziet u? Als u met rood door rood kijkt, lijkt het wit. Wist u dat? Dat is juist. Als u met rood door rood kijkt, dat is het Bloed, het rode Bloed dat kijkt naar een... God kijkt naar een rode zondaar door rood Bloed heen; het maakt hem wit. Hij is in het hart, ziet u.

58 En nu, wat dat betreft zei ik: "God, afgebikt, geslepen, verbrijzeld, om Zich in deze stralen te reflecteren, zoals het door het grote Woord van God komt, en weerspiegelt wat God is."

59 En deze meneer Clibborn zei: "Maar u kent gewoon uw Bijbel niet."

60 Ik zei: "Dat kan waar zijn. Ik ken de Auteur heel goed. Dat is het voornaamste; als ik de Auteur maar ken." Hem te kennen, of u heel het Woord kent of niet; slechts Hem te kennen.

61 Ik geloof dat het Hudson Taylor was die eens tot een jonge zendeling zei... Deze vroeg: "Meneer Taylor, ik heb pas de Heilige Geest ontvangen, zal ik nu mijn doctoraal gaan halen?" Hij zei: "Probeer het licht niet te laten schijnen wanneer de kaars half opgebrand is. Laat het schijnen terwijl zij brandt." Juist. Met andere woorden: "Als u niet weet wat u moet zeggen, ga dan vertellen hoe hij werd aangestoken." Dat is goed genoeg.

62 En u, Volle Evangelie Zakenlieden, doe hetzelfde. U hoeft niet te wachten en een prediker te zijn. Getuig gewoon wat Hij reeds voor u gedaan heeft. Daarvoor komt u hier samen: om te getuigen wat Hij voor u gedaan heeft. Dat zal het licht doen schijnen naar anderen om van daaruit aangestoken te worden. Zo werden de lampen in de tabernakel aangestoken, van de een naar de ander; geen vreemd licht, een nieuw licht, maar van hetzelfde licht. Dat betekent dat het dezelfde God is, de hele weg door, die het licht doet schijnen.

     Laten wij nu tot deze grote Auteur spreken, terwijl wij onze hoofden buigen.

63 Hemelse Vader, om nu samen te komen in hemelse gewesten... Wij beseffen dat dit geen kerkgebouw is. Ongetwijfeld ontmoeten de Kiwanis en de vele verschillende groepen, de Lions en zo, elkaar hier binnen. Maar deze morgen is het een kerk, omdat de afgevaardigden van het Koninkrijk zich hier vergaderd hebben. En wij voelen het al door deze getuigenissen en liederen; wij zijn ons bewust van de tegenwoordigheid van de grote Koning. Wij weten dat Hij hier is.

64 En nu offeren wij U, als kinderen, de lofprijzing van onze lippen, o, misschien niet ordelijk, Heer, maar wij zijn gewoon kinderen. U begrijpt het. Het doet er niet toe hoezeer wij zouden proberen onze manieren en intellect te gebruiken, het zou misschien niet vanuit het hart komen, iets kunstmatigs zijn wat opgevoerd wordt. Maar wanneer wij vanuit ons hart U de aanbidding, die daarin voor U is, aanbieden, weet ik zeker dat het zal worden aangenomen.

65 Wij bidden dat U ons het koord van de Heilige Geest wilt ombinden, onze harten samen wilt vergaderen en tot ons wilt spreken door het Woord van God.

66 Zegen deze kleine afdeling, Heer, geef haar kracht. "Ik de Here heb het geplant, Ik zal het dag en nacht bewateren zodat niemand het uit Mijn hand zou rukken." Ik bid, Here, als Uw dienstknecht, zegen hen. Versterk hen, Heer, omwille van het Koninkrijk.

67 Zegen elke kerk die hier vanmorgen in dit gebouw vertegenwoordigd is en elke persoon. En als er vanmorgen sommigen hier zijn die niet echt gered zijn, bid ik, God, dat dit het uur zal zijn dat zij erachter zullen komen dat zij tekort komen om de dood te ontmoeten, en dat zij de gave van eeuwig leven zullen ontvangen door Jezus Christus, Uw Zoon. Want wij vragen het in Zijn Naam. Amen.

68 Nu, ik denk dat ik zo hard tot u gepredikt heb en dergelijke, in de samenkomsten, dat ik geen dienst wil prediken. Maar ik vind dat het niet echt juist is om een bijeenkomst te hebben zonder het Woord te lezen en een klein beetje over het Woord te praten. Ik heb hier dus uit het Woord een klein drama, een klein verhaal, geselecteerd. Sommigen van u... ik heb het twee- of driemaal gebracht, maar ik denk dat het opnieuw te verdragen is; kunt u hiermee een klein beetje geduld met mij hebben.

69 Ik ga lezen uit het boek Lukas, in het negentiende hoofdstuk, te beginnen bij het eerste vers. Het is een zeer vreemde kleine tekst, als ik denk aan een plaats als deze. Maar toch is heel het Woord geïnspireerd, in Zijn plaats passend, en ik vertrouw dat God dit Woord zal nemen en het precies inpast waar het deze morgen behoort.

     En Jezus, ingekomen zijnde, ging door Jericho.

     En zie, er was een man, met name geheten Zacheüs; en deze was een overste der tollenaren, en hij was rijk;

     En zocht Jezus te zien, wie Hij was;... (Laat mij het opnieuw lezen, want ik wil dit benadrukken.) En zocht Jezus te zien, wie Hij was; en kon niet vanwege de schare, omdat hij klein van persoon was.

     En vooruitlopende, klom hij op een wilde vijgeboom, opdat hij Hem mocht zien; want Hij zou door die weg voorbijgaan.

     En als Jezus aan die plaats kwam, opwaarts ziende, zag Hij hem, en zeide tot hem: Zacheüs! haast u, en kom af; want Ik moet heden in uw huis blijven.

71 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan het lezen van Zijn Woord.

72 Deze man, klein karakter... Ons toneel opent te Jericho. Nu, Jericho was de laagste stad in Palestina en het ligt in de vallei. En Jeruzalem is bovenop de berg, bovenop de heuvel.

73 En als u het hebt opgemerkt, aan Jezus werd, toen Hij op aarde kwam, onder de mensen de laagste naam gegeven die kon worden gegeven. Bij Zijn komst werd Hij "Beëlzebub" genoemd. Dat was de slechtste naam waarmee men Hem ooit kon noemen, dat is "een duivel, een waarzegger, een boze geest." Men noemde Zijn werk een boze geest. De kerk, die onvoorbereid was om Hem te ontmoeten, gaf Hem een verschrikkelijke naam, "Beëlzebub".

74 En Hij kwam via de nederigste geboorte die er ooit kon zijn, via een plattelandsmoeder, die zelfs geen plaats had om neer te liggen om deze baby te baren. En Zijn windsels, zo wordt ons gezegd, waren van het juk van een os, waar men Hem inwikkelde, in de kribbe, in een stinkende stal, boven het vuil in de stal. En de stal was zelfs eigenlijk geen echte stal; een kleine grot op een heuvelhelling.

75 En Hij ging om met de laagsten, armsten der mensen. En Hij werd verworpen door de hoogste kringen. Hij werd door de Zijnen afgewezen, de kerk die Hem behoorde te hebben gekend, maar zij kenden Hem niet. Zij waren niet onderwezen in het Woord om Hem te kennen.

76 Eveneens zien wij dat Hij naar de laagste stad ging die er in Palestina was, Jericho. Ik ben vergeten hoeveel meter het onder zeeniveau ligt, maar het is er een eind beneden. Hij maakte Zichzelf zo laag tot de kleinste man van de stad in een boom moest klimmen om op Hem neer te kijken.

77 Maar zo dacht de wereld over Hem. Men gaf Hem de meest wrede, de zwaarste dood die een mens maar kon sterven. Hij stierf als een misdadiger de schandelijkste dood die er maar kon zijn; men trok Zijn kleren van Hem af. En natuurlijk ziet u op de beelden, enzovoort, dat men Hem een doek om deed. "Maar Hij verachtte de schande." Men ontdeed Hem volledig van Zijn klederen, nagelde Hem aan een kruis in schande. De laagste, zwaarste dood die maar gegeven kon worden gaf men aan Hem. En dat is wat de wereld van Hem vond.

78 Maar God dacht zo over Hem dat Hij Hem een Naam gaf boven elke naam die genoemd is in hemelen of op aarde, verhoogde Hem zo hoog – Zijn troon zo hoog – tot Hij moest neerkijken om de hemel te zien. Dat dacht God over Hem. Ik weet zeker dat dat vanmorgen ook onze gedachten zijn. Het gaat boven elke naam uit, boven elke naam die genoemd kon worden. Zelfs de hele familie in de hemel en op aarde wordt 'Jezus' genaamd. En voor deze Naam zal elke knie zich buigen en elke tong zal Hem belijden.

79 Zacheüs was gewoon een zakenman in de stad Jericho. En ongetwijfeld was hij op zijn manier een fijne man. Hij was, laten wij zeggen, ik geloof dat een fijne man zoals hij, tot een kerk moet hebben behoord, één van de denominaties van die dag. Laten wij zeggen dat hij een Farizeeër was.

80 En hij was het echt niet eens met de zienswijze van zijn vrouw. Laten wij zeggen dat de naam van zijn vrouw Rebekka was. En hij ging niet mee in haar zienswijze, omdat zij in Jezus geloofde. Zij geloofde dat Hij gewoon was wat Hij was, de Messias, omdat zij Hem het teken van de Messias had zien doen. Zij was een Hebreeuwse. Hebreeërs letten op tekenen en profeten omdat dat hun boodschapper moest zijn. Dat is de reden dat zij nooit gefaald zouden moeten hebben om Hem gekend te hebben, omdat Hij kwam als "de Zoon des mensen".

81 Lees de rest van deze handelingen hier met Zacheüs: "Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was." Hij is de zoon van Abraham.

82 Toen zij Hem ervan beschuldigden met zondaars om te gaan... Dus zien wij dat zij dat zouden moeten hebben begrepen, maar zij verstonden het niet. Zij hadden hun theologie van goed te leven en fijne mensen te zijn, enzovoort, maar zij begrepen niet wat hun Messias eigenlijk moest zijn.

83 Weet u dat dit opnieuw zou kunnen gebeuren? Dat zou gemakkelijk kunnen gebeuren, dat wij het op een of andere wijze verkeerd zouden kunnen verstaan. Nu, er is slechts één manier om zeker te zijn, dat is er achter te komen wat Hij was, want de Schrift zegt: "Hij is Dezelfde." Zie eens hoe Hij Zichzelf zal manifesteren in de eindtijd. Het staat geschreven. Ziet u, Hij doet nooit iets tenzij Hij het eerst openbaart. Hij zei het in de Schrift. "Hij doet niets tenzij Hij het openbaart aan Zijn dienstknechten, de profeten." En Hij heeft het geopenbaard. En dit is Zijn profeet. Dit is een Boek van profetie. Het is de volledige openbaring van Jezus Christus, helemaal. Niets is eraan toe te voegen of ervan weg te nemen. En wij behoren het te onderzoeken om te zien in welke dag wij leven, omdat wij misschien in dezelfde valstrik zouden kunnen lopen.

84 Wij zien dus dat gedurende deze tijd, dat deze Zacheüs, onze kleine hoofdrolspeler deze morgen, deze zakenman uit Jericho... Hij zou misschien tot de Kiwanis behoord kunnen hebben, als er zoiets was of iets om het te symboliseren. Hij kan misschien lid zijn geweest van een van de grote orden daar, die er in Jericho waren. Ongetwijfeld een voortreffelijk man voor zijn tijd, en hij behoorde tot de kerk.

85 Maar het ergste wat wij ontdekken is, dat hij zijde had gekozen voor de moderne opinie, de populaire opinie over Jezus. En Jezus is het Woord. En het Woord, gemanifesteerd, is Jezus. Ziet u? En dus had hij de kant gekozen van de populaire opinie dat Hij geen profeet was, dat Hij slechts een... Ik wil dit woord niet zeggen zoals wij het vandaag zouden noemen, een bluffer, gewoon iets wat voorgewend was.

86 Maar ziet u, Satan kan dat zo perfect nabootsen dat het moeilijk is te weten wat goed of kwaad is. Jezus zei dat het op die wijze zou zijn in de laatste dagen, zoveel nabootsing, zoals Jannes en Jambres Mozes wederstonden.

87 Bedenk, die twee mannen konden alles doen wat Mozes en Aäron konden doen. Maar het enige wat Mozes wist, en een betuigde... Kijk, hij kwam nooit... Jannes en Jambres kwamen nooit om de slaven te bevrijden. Mozes kwam om de slaven te bevrijden in de Naam des Heren, ziet u, omdat het zo geschreven was. Abraham werd verteld: "Uw zaad zal gedurende vierhonderd jaar daar verblijven, maar Ik zal hen eruit brengen." Dus had Mozes het "ZO SPREEKT DE HERE". Maar zij konden elke gave imiteren die zij konden voortbrengen. Zij wisten het, maar zij besteedden nooit enige aandacht aan hun nabootsers. Zij bleven gewoon recht bij het Woord. God verklaarde het tenslotte.

88 En weet u dat Hij zei dat het zou zijn in de laatste dagen: "Zoals Jannes en Jambres Mozes tegenstonden, zo zullen deze mensen verwerpelijk van verstand zijn wat de Waarheid betreft." Dat is juist, ziet u, gewoon eenvoudig nabootsingen. Het geeft dus nogal wat verwarring bij de mensen.

89 Soms bestraft u hen, maar toch is het niet dat u niet van hen houdt. Het is omdat u echt van hen houdt.

90 Wat als u het meemaakte dat uw kleine jongen hier buiten zat, middenop straat en u zou naar buiten wandelen en zeggen: "Junior, lieveling, ik denk niet dat je hier zou moeten zitten" en hij zou zeggen: "Bemoei je met je eigen zaken"? U zou hem een kleine... (Hoe noemt u wat mijn vader mij gaf?) een protoplasma stimulatie van het zitvlak geven. Is dat de manier waarop het wordt uitgesproken? Dat is wat hij nodig zou hebben.

91 En dat is wat u de gemeente soms moet geven; niet omdat u zoonlief niet liefheeft, maar omdat u ècht van zoonlief houdt. Ziet u? Liefde is corrigerend.

92 Jezus had geen kwaad met hen voor. Hij had hen lief en Hij moest hen corrigeren.

93 Zo zien wij deze kleine makker en Rebekka, zijn vrouw. En zij geloofde dat Hij een profeet was, de Profeet. Zij hadden gedurende honderden en honderden jaren geen profeet gehad. Men wist dat de volgende op het toneel, de volgende echte profeet, Hèm zou zijn. Ziet u, men wist dat dit moest komen, omdat het geprofeteerd was. De profeten waren dus opgehouden en vervolgens zou Hij op het toneel komen. Zij had het Messiaanse teken gezien en zij wist dat dit het Woord was. Ziet u, zij had het uitgezocht.

94 Ons drama begint dus hier. Het moet een verschrikkelijke nacht zijn geweest voor de kleine makker. Het was een rusteloze nacht en hij kon niet slapen. Hij woelde op zijn hoofdkussen de hele nacht lang. Velen van ons weten wat dit voor soort nachten zijn.

95 Weet u, Rebekka wist het. Zij stond in verbinding met de discipelen, enzovoort. Zij wist dat Jezus de volgende morgen de stad zou binnenkomen. En zij was zo geïnteresseerd in haar echtgenoot, dat zij wilde dat hij van aangezicht tot aangezicht met Jezus zou worden gebracht. En een mens die ooit van aangezicht tot aangezicht met Hem staat, het doet u iets. Hij is niet zoals andere mensen. Hij is anders. Zij wilde dat hij er zeker van zou zijn, dat... Zij had Hem gezien, had Zijn werk gezien en wist dat Hij die Messias was. Ofschoon de priesters en zo, gezegd hadden: "Het betekent niets. Het is maar een vervalsing. Het is bedriegerij." Maar zij geloofde het, daarom bad zij.

96 Nu, Rebekka, als u uw zakenman Zacheüs echt voor Jezus wilt brengen, begin gewoon te bidden. Hij zal rusteloos worden.

97 De tijd was dichterbij gekomen en de volgende morgen zou Jezus die weg voorbijgaan. En heel de nacht had hij liggen woelen in bed en hij voelde zich ellendig. En zij lag daar, biddend. En ongetwijfeld zei zij 's nachts wanneer hij wakker werd: "Dank U Heer, ik weet dat U aan hem werkt."

98 Nu, wanneer u gaat zien dat uw Zacheüs niet kan rusten, zeg gewoon: "Dank U, Heer. U werkt nu aan Hem." Wanneer u ziet dat hij zo wrevelig wordt en niet wil dat u nog naar de gemeente gaat, ziet u; "Blijf van dat stel vandaan. Ga daar niet meer heen! Dat is niets!" Wees gewoon geduldig. Gòd werkt, ziet u. Dat is de manier waarop Hij het doet, ziet u. Hij wordt gewoon zo rusteloos dat hij het niet kan verdragen.

99 Wij ontdekken dan de volgende morgen, heel vroeg, dat onze kleine hoofdpersoon het bed uitglipt en zichzelf ginds gaat opfrissen, zijn allerbeste kleren aantrekt, weet u, zijn fijnste mantel die hij had, zijn baard fatsoeneert en zijn haar kamt. En Rebekka kijkt van onder de deken en beziet hem. Zij weet dan meteen dat er iets aan de gang is. Hij sluipt dan naar het raam en kijkt om en ziet of zij kijkt, wakker is. Nee, volgens hem was zij niet wakker. Hij trekt het gordijn omhoog en kijkt naar buiten. Het was tegen het aanbreken van de dag, dus maakt hij zichzelf helemaal klaar.

100 Ziet u, wanneer u gaat bidden voor iemand zal er iets gebeuren. Daar is het waar wij falen, vrienden, we bidden niet. Gebed is de sleutel. "Vraag en u zult ontvangen. U hebt niet omdat u niet vraagt; u vraagt niet omdat u niet gelooft. Vraag overvloedig opdat uw blijdschap vol moge zijn. Vraag en geloof dat u ontvangt waarvoor u gevraagd hebt." Houd er dan aan vast. Laat het niet los. Als het een belofte in de Bijbel is en het is aan u geopenbaard dat God het u zal geven, houd eraan vast.

101 Dat is gewoon de wijze waarop zij het deed. Het was haar geopenbaard dat haar Zacheüs zou worden gered, zodat zij er precies aan vasthield.

102 Toen hij de deur zou uitgaan, zei ze: "Zacheüs, waarom ben je zo vroeg opgestaan vanmorgen?"

103 "O," zei hij, "schat, ik dacht dat ik zou..." Je weet dat je allerlei soort excuses kunt maken, Zacheüs. "Ik had zin om een ommetje te maken en een frisse neus te halen." Weet je, soort van... Zou je je voor zoiets zo opdoffen? Ziet u? Zij wist iets.

104 Hij gaat dus naar buiten, kijkt om naar huis, weet u, als hij de oprijlaan afloopt, omkijkend. Zij gluurt door het venster, weet u, kijkend om te zien wat er gebeurt. Toen wist zij het zeker. Zij knielde neer en zei: "Dank U, Heer. Ik geloof dat het nu allemaal voorbij is. Wij hebben hem in beweging gekregen."

105 Dus als u uw Zacheüs deze morgen naar de samenkomst hebt gekregen, beweegt hij. Hij kan misschien hier zitten, hij is dus in beweging. Wij hebben hem in ieder geval tot zover in beweging gekregen.

106 Hij ging op weg, omkijkend om te zien of iemand hem gadesloeg, weet u. Hij zei: "Nu, weet je wat ik zal doen?" Laten wij nu onze gedachten veranderen naar de zijne. "Mijn vrouw is helemaal verward over deze zogenaamde profeet van Galilea; terwijl mijn priester en herder mij zegt dat er niet zoiets is in deze dagen. Al deze wonderen en dergelijke, zijn gewoon een soort van bedriegerij. Het houdt niets in. Weet je wat ik zal doen? Ik zal er regelrecht heengaan en Hem eens flink de waarheid zeggen. Dat zal van mij een bijzondere man maken in deze stad, ziet u, wanneer ik Hem in Zijn gezicht af kan kraken. Dat zal ik doen." Hij gaat dus op weg.

107 Hij zei: "Nu, Hij zal binnenkomen aan de zuidkant, nee, of van de noordkant, komend vanuit Jeruzalem. Hij zal gaan van Dan naar Berseba. Ik zal... Hij komt via Jeruzalem, dus ik zal naar de noorderpoort gaan. Ik zal Hem opvangen, wanneer Hij binnenkomt. En ik zal daar precies staan en ik zal Hem goed aankijken en ik zal Hem eens flink de waarheid vertellen."

108 O, hoeveel Zacheüssen zijn er vandaag die spreken over Jezus in de samenkomst: "Het is een stel heilige rollers. Het heeft niets te betekenen. Als ik ooit die man te pakken krijg, dan zal ik wel eens...!" Ziet u?

109 Hij wandelt naar de poort. Maar het vreemde was, weet u... Hij zou een plaatsje uitzoeken precies in de poort, Hem zeggen dat hij een zakenman was, dat hij tot de Kiwanis behoorde, dat hij behoorde tot de verenigingen en al de sociëteiten van de stad. Hij was een van de notabelen daar en hij was bijzonder gerespecteerd. Hij was een vooraanstaand burger. En hij wilde Hem echt zeggen dat Hij niet naar deze stad hoefde te komen; dat zij priesters en kerken genoeg hadden, dat men Zijn ideeën daar in de buurt niet nodig had. Hij ging dus trots de straat af met zijn kleine borst vooruit gestoken, weet u. En o! Wat? Wel, de rabbi kon hem misschien wel diaken maken, als hij iets dergelijks deed. Dus gaat hij naar de poort toe.

110 Maar het vreemde was, wel, weet u, het is hoe dan ook eigenaardig. Maar overal waar Jezus verschijnt is er gewoonlijk iemand daar om naar Hem te luisteren. Ziet u? En voor hij daar aankwam, hoorde hij lawaai. Men was allerlei soorten liederen aan het zingen, "Ere zij God in de hoge" en al deze fijne liederen die men zong en sommigen schreeuwden en jubelden. Is het niet vreemd, dat waar Jezus is, altijd een hoop lawaai is? Ziet u? Het is gewoon...

111 Weet u, Hij ging op een dag de tempel binnen in Jeruzalem. En toen Hij dat deed, braken zij palmtakken af en schreeuwden. En daar stonden die grote professoren van verenigingen en zo, en priesters en zij zeiden: "Laat hen zwijgen."

112 Hij zei: "Indien zij zouden zwijgen, zullen de rotsen het onmiddellijk uitroepen." Ziet u, iets zal het uitroepen wanneer Hij in de buurt is. Dat is juist.

113 Weet u, als Aäron de Shekinah-heerlijkheid inging, moest hij, voor hij tot de Shekinah kwam, gezalfd worden. En zijn kleed moest een granaatappel en een bel hebben. Dat was de enige wijze waarop zij wisten dat Aäron nog steeds in leven was, als zij dit geluid hoorden. En ik geloof dat dit de enige wijze is dat God weet of wíj in leven zijn of niet, als Hij wat lawaai hoort. (Neemt u alles wat zo dood is; er is iets mee gebeurd.) Zij moesten dus weten of hij in leven was of niet, door het geluid dat gemaakt werd.

114 Zacheüs hoorde al dat geluid daarginds. En toen hij daar aankwam was de poort overvol. Men zat bovenop de muren, enzovoort. En hij was maar een erg klein ventje, alles bij elkaar genomen, en hij dacht: "Hoe krijg ik Hem te zien? Er zullen zoveel van die heilige rollers rondom Hem zijn, dat ik Hem gewoon niet kan zien." Dus weet u, hij zei: "Ik weet één ding, ik kan Hem hier niet zien, omdat ik te klein ben."

115 "Maar ik weet dat Hij naar de zaak van mijn concurrent gaat voor Zijn lunch. Ik begrijp het niet. Als Hij een Man van enige intelligentie was zou Hij naar mijn bedrijf, mijn restaurant, komen. Maar Hij gaat naar Lavinski." Wel, ik hoop dat er hier geen Lavinski is. Maar, hoe dan ook, "Hij gaat naar zijn restaurant. En echt, ik dien het beste voedsel op en waarom zou iemand zelfs... en Rebekka is lid van Zijn kerk en waarom gaat Hij dan naar een dèrgelijke plaats?"

116 Hij zei: "Wel, ik weet één ding. Ik zal hierheen gaan waar de Hallelujalaan de Gloriestraat kruist. Hij zal daar voorbij komen." Dat is waar. "Precies daar, ginds bij de hoofdstraat, waar de Hallelujalaan en de Gloriestraat elkaar kruisen." U kunt Hem precies daar altijd vinden.

117 Hij verliet de menigte en rende daarheen en hij dacht nu – hij had zich helemaal opgeknapt – en hij zei: "Nu, als Hij de hoek omkomt zal ik het Hem zeggen, dan zal ik Hem eens flink de waarheid zeggen. Hij moet langs deze weg voorbij komen. Dus wanneer Hij langskomt zal ik..." Toen ging hij bedenken: "Weet je wat, die menigte zal Hem volgen."

118 Dat doen zij altijd. "Waar het dode lichaam is, zullen de arenden vergaderd worden." Niet de kippen, die aardgebonden vogel. De hemelse arend zal zich vergaderen met het karkas. De kip is zijn neefje, weet u; hij is hier beneden waar ratten en al het andere hem kunnen opeten. Maar de arend nestelt ginds bovenin een boom; niemand kan daarbij komen. De parasieten hinderen hen niet; zij vliegen te hoog. Nu, de roof- en knaagdieren en zo, zullen hen niet storen, hij is een arend. Zij houden van arendsvoedsel. Dit is het.

119 Weet u, Jehova is Zelf een arend en Hij noemt ons kleine arenden. Zijn profeten zijn arenden, zieners.

120 Een arend gaat zo hoog dat geen andere vogel hem kan volgen. Wel, als de havik zou proberen hem te volgen, zou hij uit elkaar vallen. Dat is juist. Dat is wat er vandaag aan de hand is: zovelen proberen na te bootsen. Het zal snel ontdekt worden. Laat het een beetje hoger stijgen en al de veren zullen er uitvliegen. Zij vliegen er weldra uit. Juist. Hij zal op de grond neervallen. Bedenk dat hij een speciaal gebouwde vogel moet zijn. En de man die dit Woord kan volgen moet speciaal gebouwd zijn, gebouwd door God, niet door een seminarie. Wij ontdekken dat wanneer hij... Wat voor goed zal het hem doen dat hij hoger gaat, als zijn veren er niet in zullen blijven?

121 En nog iets, wanneer hij daar boven komt, wat als hij daar boven komt en hij blind is en niets kan zien? Ziet u, hij moet ook ogen hebben om te weten wat hij doet als hij daar boven is. Zo zijn Gods arenden. Hoe hoger u komt, hoe verder u kunt zien, dan terugkomen en voorzeggen wat op het punt staat te gebeuren. Begrijpt u het? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik geloof dat die gekleurde broeder daar achteraan dat heel goed kon begrijpen deze morgen. Nu, merk op.

122 Dan ontdekken wij dat hij zei: "Als ik hier blijf staan, zal Hij nooit mijn stem horen met dat stel lawaaimakers. Zij roepen en gaan zo tekeer dat mijn berisping tot Hem nooit iets zou uitwerken." Dat is goed. Toen zei hij: "Maar weet je wat ik zal doen? Ik zal je vertellen wat ik zal doen. Er staat hier een wilde vijgeboom. En ik zal in die wilde vijgeboom klimmen en wanneer Hij langskomt, zal ik Hem zien. Dan zal ik daar gewoon op een van de takken stappen en ik zal Hem vertellen wat ik Hem moet zeggen. En Hij zal weten dat ik Zacheüs ben, een lid van deze fijne denominatie hier. Ik zal Hem zeggen waar ik toe behoor en wat mijn priester over Hem denkt." Wel, dat zou goed kunnen zijn.

123 Hij keek rond en hij dacht: "Nu, het volgende probleem is dat de eerste tak ongeveer drie meter hoog is." En hij is maar ongeveer een meter veertig groot. Hoe zal hij bij de volgende een meter zestig komen? Ziet u? Hij vraagt zich af hoe hij daar boven in kan komen. Er is voor hem geen andere manier om er in te komen en hij moet boven in deze boom komen. Dus kijkt hij overal rond en daar is niets. Maar, weet u, de vuilnisophaaldienst was nog niet langs geweest deze morgen en de vuilnisbakken stonden op de hoek. Hij dacht: "Als ik die vuilnisbak maar hier zou kunnen krijgen, dan... zou ik hoog genoeg kunnen komen om daar op te komen en die eerste tak vast te grijpen. Maar ik ben vastbesloten om Hem te zien. Ik zal Hem zien."

124 Weet u, er is iets mee wanneer een mens Jezus wil zien. Hij gaat door heel wat van de meest ingrijpende dingen heen. Ziet u? Maar ziet u, God handelde met hem. Wat was het? De gebeden van Rebekka werden beantwoord, ziet u.

125 Wel, hij loopt daarheen. De ophaaldienst was deze morgen nog niet langs geweest en de bak was erg zwaar, zodat hij hem niet op kon tillen. Hij was te klein. Hij probeerde het wel, maar hij kon het niet. Er was maar één manier waarop hij het wel kon doen en dat was om de bak met zijn beide armen vast te pakken en op te tillen. Maar hij had zijn beste pak aan.

126 Maar er is iets mee wanneer u Jezus heel erg graag wilt zien, u zult er alles voor doen. Ziet u? U zult gewoon alles doen als u Hem heel erg graag wilt zien. Hij gaat er dus heen en hij... Ziet u, Satan zal ook proberen u ervan te weerhouden het te doen. Alles zal hij doen... Hij zal u een fout laten zien, elke keer, om u ervan te weerhouden Hem te zien. Hij zal uw ogen verblinden met alles wat hij kan. Maar als u vastbesloten bent zal God een weg voor u maken. Hij gaat ook deze morgen langs deze weg. Laat Satan u niets in de weg leggen; over uw tijd en dit en "ik moet dit nog doen". Zit gewoon even stil.

127 Hij gaat er heen en bukt zich met die mooie mantel aan. Hij heeft zich nu zeker vuil gemaakt. Hij pakt deze vuilnisbak. Net ongeveer op de tijd dat hij deze pakt en begint op te tillen, komt zijn concurrent de hoek om.

128 Zoals het nu ongeveer hier is, Zacheüs. U zei dat u nooit in een groep heilige rollers zou geraken, maar u bent nu hier.

129 Wel, hier zit hij nu. Hij staat hier nu met deze vuilnisbak, zijn gezicht rood. Wel, z'n concurrent zei: "Wel, kijk, daar is Zacheüs, de man van het restaurant daarginds. Hij is van baan veranderd. Hij heeft een nieuwe positie. Wel, weet u, hij werkt voor de gemeentereiniging." Wel, er is iets mee, hoe dan ook; als u vastbesloten bent om Jezus te zien, zult u alles doen. Hij bleef het gewoon vasthouden en zijn gezicht werd rood, zijn gezicht zwol op. En hier gaat hij recht door en zet de bak neer. Hij kijkt rond en laat ze de hoek omgaan.

130 Dan gaat hij op de bak staan en klautert de boom in. Hm, klauteren, o excuseer me, ik behoorde dat niet gezegd te hebben. Klauteren, weet u, dat is... Hoevelen weten wat "de boom inklauteren" is? Wel, dat is dan in orde. Ziet u, met andere woorden: hij klimt de boom in.

131 En hij komt daar boven en hij gaat daar zitten. U spreekt over een knoeiboel? Helemaal onder het vuil, hij ziet er vuil uit.

132 En soms laat God toe dat u gewoon zo bent. Amen. Ik hoorde vandaag iemand... Kent u hun nieuwe manier? Ik hoop dat het nooit in onze Pinksterkringen komt, ofschoon ik het binnen zie sluipen: ze komen binnen, schudden handen en zeggen: "Ik neem Jezus aan als mijn persoonlijke Redder." Ik houd ervan ze naar het altaar te zien gaan en ze te zien "sterven", "kloppen", het uitschreeuwen en uitsnikken. En weet u, wanneer u... Vroeger hadden wij paarden en wanneer wij ze klaver voerden, die echte, fijne zoete klaver met honing erin, dan deed het ze slurpen. Wanneer u dicht genoeg bij Kanaän komt, slurpt u ook een beetje, weet u, die honing etend uit Kanaän.

133 Wij zien nu dat hij hier boven in de boom zit, het vuil afkloppend van zijn nieuwe... Hij had niet gedacht dat hij dat zou doen. Laat gewoon iemand voor u gaan bidden en u zult vreemde dingen doen. En hij veegde het zo weg; hij had overal splinters in zijn knieën en handen. Hij zat ze daar eruit te halen. Hij zei: "Welnu, als ik geen schooier ben! Hier zit ik. Weet u, Rebekka vertelde me dat die kerel een Profeet was. Nu, ik zal wachten. Ik zal me verbergen." Hij gaat zitten daar waar twee takken samenkomen; het zorgt voor een mooie plaats als zitplaats.

134 En als u zover bent gekomen en u bènt deze morgen zo ver gekomen, Zacheüs, dan zit u ook daar waar twee wegen elkaar kruisen, uw weg en Gods weg. Ziet u? Wanneer u zichzelf genoeg uit de weg hebt geruimd om hier deze morgen te komen, wel Rebekka's gebed is bezig beantwoord te worden. Maar u zit daar waar twee wegen elkaar ontmoeten, uw weg en Gods weg.

135 En hij zat daar en hij dacht: "Ze zei dat Hij een profeet was. Al deze dingen, Hij kon de gedachten van de harten der mensen denken en kon het aan hen openbaren en hun zeggen wat er verkeerd met hen was. En o, die zaak over Nathanaël die kwam, en Hij vertelde hem dat hij daar buiten onder een boom zat. Weet je, ik zal geen enkel risico lopen. Ik zal mezelf verbergen, hier boven in de boom. Ik zit dus ook in een boom. En zo, ik geloof evenwel niet dat Hij een profeet is. Ik geloof het gewoon niet, omdat mijn priester mij zegt dat er niet zoiets is als profeten. Wij hebben ze gedurende honderden jaren niet gehad."

136 Natuurlijk beseft u wel dat ik hier een toneel maak om iets duidelijk te maken.

137 Hij pakt dus al de takken en trekt ze om zich heen, helemaal rondom, om zichzelf heel goed te verbergen. Hij zei: "Nu, wanneer Hij de Hallelujalaan opkomt of van Halleluja naar Glorie gaat, precies hier op de hoek, als Hij die kant opkomt, wanneer Hij de hoek omslaat, zal ik één groot blad voor me weghalen, zodat ik uit kan kijken om Hem te zien. Ik zal het oplichten. Hij zal mij nooit zien, niet hier boven. En wanneer Hij dan langskomt en ik krijg Hem goed te zien, weet u wat ik zal doen? Ik zal deze takken wegduwen en als Hij hier langskomt, zal ik Hem eens flink de waarheid zeggen. Ik zal het Hem wel eens vertellen." Zo zit hij daar een poosje.

138 Even later hoort hij een geluid aankomen. Gewoonlijk komt Jezus met die geluiden. Hier komt Hij de hoek om. Wat is het eerste wat hij ziet? Een groep mensen die zich in de straten verzamelt. Hij zei: "Ik ben blij dat ik hierboven in deze boom zit, zodat ik niet opnieuw tussen hen gemengd kan worden." Hij zit dus hierboven in de boom, zit daar, helemaal gecamoufleerd, zodat niemand hem zou herkennen. Zijn concurrenten kunnen niet weten dat hij nu boven in de boom is. Hij heeft gewoon dat ene blad dat hij omhoog zal doen om uit te kijken en het dan weer te laten zakken, en de rest van hem is helemaal bedekt. Hij doet nu het blad omhoog en de mensen verzamelen zich op de hoeken.

139 En weet u, daar komt meneer Jones naar buiten met dat zieke kind. Terwijl hij heeft gehoord dat de priester en de arts precies in zijn eigen restaurant onlangs bespraken dat dit kind stervende was, en koorts had die de arts probeerde te doorbreken, maar er was niets dat het naar beneden kon krijgen. Maar dat kind had nooit dat huis mogen verlaten. Maar hier was zijn eigen klant zo'n fanaticus geworden dat men het kind naar buiten bracht in die koude Maartse wind. En men had het in een deken gewikkeld, een klein meisje van ongeveer tien jaar oud. "Wat een fanaticus! Wanneer hij weer mijn restaurant binnenkomt zal dat kind natuurlijk dood zijn. Ik zal het hem zeggen, ik zal hem eens flink de waarheid zeggen!"

140 Weldra wordt het geluid steeds sterker en zij lopen allemaal de straat in. Het eerste wat de hoek omkomt van de Hallelujalaan naar Gloriehoek, terwijl zij de straat afkomen, daar zien wij een erg grote, stevig gebouwde kaalhoofdige visser, met de naam Simon, die zegt: "Zoudt u alstublieft opzij willen gaan, mensen?" Hier kwamen er nog elf achter hem aan die zeiden: "Als u wilt, alstublieft, ga opzij. Onze Meester heeft gisteravond een grote dienst gehad en kracht ging van hem uit en grote visioenen gebeurden. Hij is vermoeid deze morgen en Hij gaat ontbijten. Zou u alstublieft zo vriendelijk willen zijn opzij te gaan?"

141 En hier komt de familie Jones naar voren met deze baby. En de grote visser en velen van hen zeiden: "Een stap achteruit, zou u dat willen doen, alstublieft."

     "Wel, wij hebben hier een baby die eenvoudigweg gaat sterven. De artsen hebben het opgegeven. Zou u ons alstublieft willen toestaan om alleen maar de baby te leggen in de..."

142 "Het spijt me. Iedereen wil dat doen, dus ik kan het gewoon niet doen. U zult daar opzij moeten gaan. Hij komt nu direct. Zou u alstublieft opzij willen gaan?"

143 Ik kan hem zien, zoals de kleine wachter vanaf de toren, waar hij in de boom zat te kijken. En hij zag meneer en mevrouw Jones op hun knieën gaan in die menigte en zeggen: "Here God, ga mij niet voorbij. O, vriendelijke Verlosser, hoor mijn nederige roep. Terwijl Gij anderen roept, ga mij niet voorbij."

144 En toen Hij langs kwam, stopte Hij en zei: "Meneer Jones, zou u uw baby hier willen brengen?" Het was enigszins overtuigend.

145 Hij is Dezelfde vandaag. U heeft geen gebedskaart nodig. Er is geen groep voor nodig. Er is geloof voor nodig, zoals de blinde Bartimeüs had aan het andere eind van de poort toen Hij naar buiten ging. Tweehonderd meter bij Hem vandaan, let op de afstand, hoe zou Hij zijn stem hebben kunnen horen? Maar, "O Jezus, Zoon van David", dat stopte Hem, raakte Zijn kleed aan. En Hij keerde Zich om en zei: "Breng hem hier." Ja!

146 Zij brachten het kleine kind erheen. Hij legde Zijn handen op het kindje, dat is al wat Hij deed. Binnen enkele ogenblikken nam de vader het terug en daar ging het kind, rennend de straat door. De koorts had het verlaten.

147 Het stemde hem daar boven wat zachter. Hij zei: "Ik vraag mij af of Hij een profeet zou kunnen zijn?" Het deed hem enigszins geloven.

148 Weet u, het zijn dergelijke dingen die ons overtuigen, want Hij is het Woord – niet "Ik was", maar "IK BEN".

149 En toen Hij onder de boom kwam, dacht hij: "Wel..." Hij houdt dit blaadje omhoog en kijkt naar beneden; toen Hij onder de boom kwam, dacht hij: "Zou Hij een profeet kunnen zijn? Zou het kunnen?" Ziet u, u moet geloof hebben. "Zou Hij het kunnen zijn?" En toen Hij onder de boom voorbijging met Zijn hoofd naar beneden, wandelend op Zijn zachtaardige wijze...

150 Er is iets mee; als u Hem ooit ziet bent u veranderd. U kunt nooit meer dezelfde zijn. Ik hoorde over Hem, u hoorde over Hem, maar toen ik Hem zag, Zijn Woord, kon ik nooit meer dezelfde zijn. Er is iets met Hem, dat van elk ander mens verschilt. Er is iets met Hem, verschillend van bisschoppen en kardinalen en pausen, enzovoort. Hij... Er is iets met Hem wat verschillend is.

151 Kleine Zacheüs was aangeraakt. Rebekka's gebeden waren verhoord. Toen Hij onder de boom voorbijging, zei hij: "Wel, ik kan me misschien verontschuldigen wanneer ik terugkom bij Rebekka. Hij is op weg naar de Lavinski's, dat is in orde. Als Hij in een ander restaurant eet, is het nu in orde wat mij betreft." Ziet u, hij had Hem gezien.

152 Dus toen Hij precies onder de boom was, stopte Hij, keek omhoog en zei: "Zacheüs, kom naar beneden. Ik ga met u naar huis voor het middagmaal vandaag." Hij wist dat hij daar boven was. Hij wist wie hij was.

153 Broeder, zuster. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Deze morgen komt Hij langs deze weg voorbij. Hij is op deze wijze door de stad gegaan en is hier deze week met ons geweest. Als dit...

154 Weet u wat? Als de president kwam, als president Johnson naar Topeka kwam, dan zouden de vlaggen wapperen; de straten zouden versierd zijn en hij zou een groots welkom hebben. Maar Jezus kan komen en er is nauwelijks iemand die wil komen om Hem te zien. U zou een politie-escorte moeten hebben om de president in deze stad te krijgen, maar wij hebben genoeg zitplaatsen over. Ziet u het verschil? Men geeft er niet om Hem te zien.

155 Ik hoop dat Zacheüs hier deze morgen is. En wanneer Hij deze weg passeert, is Hij het die tot u spreekt.

156 Hij kwam naar beneden uit de boom. Natuurlijk wilden de critici zeggen: "Deze man is een zondaar."

157 Hij zei: "Here, indien ik iets genomen heb op oneerlijke wijze, zal ik het honderdvoudig teruggeven. Ik zal het teruggeven. En als ik enig mens bedrogen heb, ben ik bereid het in orde te maken. Ik ben bereid."

     Laten wij onze hoofden buigen.

158 Zacheüs, bent u bereid deze morgen? Waarom komt u nu niet uit de boom? Waarom komt u niet? Hij komt nu langs deze weg voorbij, passeert door uw hart, sprekend tot u. Zou er iemand zijn, terwijl u uw hoofd gebogen hebt, biddend, is er iemand hier die zou willen zeggen: "Broeder Branham, ik ben echt een hele tijd zo'n beetje een twijfelaar geweest"? Bedenk, hij was zelf een religieus mens. "Ik ben gewoon wat sceptisch geweest, maar nu geloof ik. Help mijn ongeloof, God. Niet voor broeder Branham, omdat niemand kijkt, maar tussen mijzelf en God, zal ik mijn hand opsteken en zeggen: 'Ga mij niet voorbij, o vriendelijke Heiland, hoor mijn nederige roep.' Maak een ware gelovige van mij, Here. Kom, ga met mij mee naar huis vandaag en verblijf in mijn huis."

     "Vandaag moet Ik in uw huis verblijven."

159 Zou u uw hand willen opsteken en zeggen: "Gedenk mij, God?" De Here zegene u en u en u. "Gedenk mij, God. Ga met mij naar huis deze morgen. Ik weet dat U hier bent. Ik weet dat U mijn hart kent. U spreekt nu tot mij. U weet de dingen die ik deed die verkeerd zijn. U weet dat ik zelfs tot een Volle Evangeliekerk behoor, maar toch ben ik onachtzaam geweest. Ik heb niet gedaan wat juist is. Ik heb de gebedssamenkomst veronachtzaamd. Ik heb al het andere... Ik heb echt dingen gedaan waar ons geloof niet voor staat."

160 "Ik ben een vrouw en ik weet dat ik mij verkeerd gekleed heb. En ik heb mijn haar afgeknipt. Ik heb make-up gedragen. En ik word verondersteld een vrouw, een zuster van het Volle Evangelie te zijn. Heb genade met mij, Heer. Ik wil dat U vandaag met mij naar huis gaat, en ik zal een levend voorbeeld van Christus zijn van nu af aan." Voelt u de tegenwoordigheid van God, zodat u uw hand kunt opsteken en zeggen: "Bid voor mij"? God zegene u en God zegene u en u. God zegene u, zusters. Ja.

161 Hemelse Vader, sommigen van de Zacheüssen en Zacheëttes, hebben het blad opgetild en hebben gekeken. Zij hebben herkend dat Jezus heeft gevonden hoe zij leven en waar zij aan toe zijn; Hij heeft hun geopenbaard dat zij verkeerd zijn. Vele, vele handen hier binnen zijn opgegaan. Moge U vandaag met hen naar huis gaan, Vader, naar hun huis, in hun harten leven. Mogen zij deze morgen nooit vergeten. Toch, in... de belachelijke dingen die ik... en te proberen het met een gevoel van humor te brengen onder een gemengde menigte. En nu in dit ogenblik, wanneer het punt naar voren gekomen is, dat het slechts is om de mensen ertoe te krijgen te beseffen wat hier deze morgen met ons is: het Woord gemanifesteerd in onze stad, onder ons, de Here Jezus Zelf, het Woord vleesgemaakt, die Zelf werkzaam is door menselijk vlees heen. O God, moge onze geliefde vrienden dit zien en nader tot U worden gebracht.

162 Vader, ik vraag opnieuw om met hen naar huis te gaan, met elke Zacheüs en elke vrouw, elke Rebekka. Moge zij weten dat haar gebeden verhoord zijn. Wij dragen hen nu aan U op. En mogen zij zonder enige aarzeling U in hun hart accepteren zoals deze kleine Hebreeër dat op die morgen deed, hoewel men fout was. Er werd gezegd: "Behoorde hij ook niet, die een zoon van Abraham is..." U bent bereid om met ons naar huis te gaan, Vader. Wij bidden dat U ons nooit zult verlaten. Ga met ons vanaf het ontbijt zoals wij hier deze morgen zitten en over de tafel naar elkaar gekeken hebben, blij, met een gevoel voor humor, elkaars handen schuddend en in liefde voor elkaar, zoals alleen Christen dat kunnen zijn.

163 En ik denk dat ik misschien nooit meer hier zou kunnen zijn. Ik zou een groep zoals deze misschien nooit meer ontmoeten op een volgend ontbijt. Maar ik ben zeker, Vader, dat, als zij U gewoon zullen toestaan vandaag met hen naar huis te gaan en bij hen te verblijven, ik hen zal ontmoeten op een Avondmaal wanneer de strijd totaal gestreden is en de grote tafel is gespreid over de hemelgewelven en wij over de tafel naar elkaar zitten te kijken.

164 En ik kijk deze morgen naar predikers die hier zitten met grijs haar, die predikten toen ik een jongen was. Ik denk dat zij slechts de boomstronken eruit hakten en de wegen effenden om voor deze gaven een vlakke weg te banen waarvan zij profeteerden dat het zou komen. God, zegen hen, zegen hen allemaal. Zegen deze fijne vrouwen die zich opgeofferd hebben, zodat hun echtgenoten konden prediken, en voor de offers die alle Christenen werkelijk maken. Wees met hen, Vader.

165 Wij zitten daar die avond, kijken over de tafel naar elkaar en misschien zien wij vanaf deze morgen tot die tijd elkaar nooit weer. Maar ongetwijfeld zullen ook de tranen van vreugde strepen trekken op onze wangen, wanneer ik over de tafel heen reik en hun de handen schud. Dan zullen wij Hem zien komen. Wij zullen zo blij zijn dat wij de boom uitgekomen zijn, misschien een boom van een geloofsbelijdenis, een denominationele geloofsbelijdenisboom of zoiets, gewoon uit onze zelfzuchtigheid gekomen, uit onze domme wegen gekomen, of onze onachtzaamheid betreffende Hem, gekomen uit onze verblindheid in het licht. Wij zullen vol blijdschap zijn wanneer wij Hem naar buiten zien wandelen in Zijn koninklijke kleed, de tafel langs lopend en met Zijn dierbare hand al de tranen van onze ogen vegend, en zeggend: "Ween niet. Het is allemaal voorbij. Ga in in de vreugden des Heren, die voor u bereid zijn sedert de grondlegging der wereld." Tot dan, Vader, blijf bij ons, ga met ons mee naar huis en blijf bij ons tot dat uur. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.

166 [Een zuster spreekt in een andere taal. Leeg gedeelte op de band – Vert]

Ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst...

167 Toen ik de boom inklom, had Hij mij nog steeds lief.

En kocht... Kijk in welke boom Hij voor mij klom, een kruis, een verachte boom.
Op Golgotha's boom.

168 Kijk welke boom Hij inklom om u uit uw boom te halen.

Ik heb Hem lief,...

169 Nu, u kunt Hem niet liefhebben zonder elkaar lief te hebben.

Ik...

     Nu, reik over de tafel heen en zeg: "God zegene u, pelgrim", gewoon tot iemand aan de overzijde.

Omdat Hij mij eerst liefhad,
En mijn redding kocht
Op Golgotha's boom.

170 Hebt u Hem niet lief omdat Hij voor u naar die boom ging om u uit uw boom te halen? Wilt u Hem niet toestaan om deze morgen met u mee naar huis te gaan? Hoevelen zullen Hem binnen laten? Steek uw hand op. [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God zegene u.

171 Zakenman, ik wil even een ogenblik tot u spreken alvorens te vertrekken.

172 Nu, als u geen Christen bent, als u zich niet aangesloten heeft; u Christenen, u mensen, als u Christus geaccepteerd hebt toen u uw hand omhoog stak, ga naar een van de herders hier, zeg hun wat u hebt gedaan. Zij zullen u ontvangen. Iemand, of een of andere herder schrijve een brief hierover, voor deze jongen hier, deze gekleurde broeder. Dat was genade gisteravond, die jongeman die dat zat aan te kijken en hij geloofde dat. Ziet u? Ziet u dat? Hoe die jongen, hoe die Geest zich omkeerde (Billy vertelde mij erover, en mijn vrouw en de anderen, nadat wij thuiskwamen); keerde zich om toen Hij ginds in die hoek was, ging hier rond en vond die ene, ziet u, om hem naar huis te brengen. Soevereiniteit! Neem Hem mee naar huis. Ga u voegen bij een of andere groep, ergens waar u gemeenschap kunt hebben, waar men het volle Woord van God predikt. En blijf bij dat Woord, ongeacht de gevolgen. Dat is juist.

173 Zakenman, wist u wat er ooit met Zacheüs gebeurde? Hij werd lid van de Volle Evangelie Zakenlieden van Jericho. Dat is juist. Hij behoorde tot die afdeling daarginds. 't Klinkt ongerijmd, maar ik veronderstel dat het waar is. Ik weet zeker dat Jezus niets anders zou oprichten dan een Volle Evangelie afdeling, en Zacheüs werd... Dus nu, Zacheüs, doe hetzelfde.

174 Tot wij u vanavond zien, God zegene u. Ik geef de dienst hier terug aan de herder.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)