Gods geestelijke gaven (verkort)
Door William Marrion BranhamDe koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met dit geslacht, en het veroordelen; want zij is gekomen van het einde der aarde, om te horen, de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier! (Mattheüs 12:42)
Ik houd er altijd van om Zijn Woord te lezen. Mijn woorden zullen falen, want ik ben maar een mens. En net zo zullen uw woorden falen. Maar Gods Woord zal nooit falen. "De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan." (Mattheüs 24:35) Wat een voorrecht om dat te weten.
Ons geloof is verankerd in het Woord van God. Geloof heeft geen andere ankerplaats buiten dat Woord. Daar ankert het, eenvoudig omdat God het zo zei.
Ten tijde van onze tekst, was Jezus, onze Here, net in een discussie geweest met enkele religieuze leiders van Zijn dag, en Hij had ze veroordeeld, omdat zij de gave van God, of God Die in Hem was, niet herkend hadden. Hij had wonderen gedaan en was in staat geweest om door de Geest Die in Hem was zelfs de gedachten en bedoelingen van de mensen te onderscheiden. Het verslag verhaalt dat Hij zelfs iemand bij zijn naam noemde toen hij nog een vreemde voor Hem was (Johannes 1:43). Hij genas hun ziekten en deed wat God Hem ook maar toonde om te doen (Johannes 5:19).
Genezing ligt niet in de macht van medische behandeling. Die ligt bij God alleen. Wij zijn dankbaar voor onze doktoren en voor de medicijnen waarmee zij werken. Wij hebben de beste doktoren, de beste medicijnen en de beste ziekenhuizen die wij ooit gehad hebben. Nochtans hebben wij meer ziekte dan wij ooit gehad hebben. Wij hebben meer zonde en ongeloof dan wij ooit gehad hebben.
Er zou niet zoveel zonde geweest zijn als het Evangelie niet was gepredikt en de natie de waarheid niet gehoord had. Maar veel ervan is verworpen. Jezus zei: "Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde." (Johannes 15:22) Zij hadden de waarheid gehoord maar haar weerstaan. Zij veroordeelden Hem en uiteindelijk kruisigden zij Hem. Maar God wekte Hem weer op op de derde dag, en Hij leeft nog steeds vandaag.
Nu, de Farizeeën noemden Jezus 'Beëlzebul' (Mattheüs 12:24–28), die de overste der duivelen was. Jezus had hen streng gewaarschuwd dat de dingen die Hij deed van God waren. Verder waarschuwde Hij hen toen Hij zei: "Daarom zeg Ik u: Alle zonde en lastering zal de mensen vergeven worden; maar de lastering tegen de Heilige Geest zal de mensen niet vergeven worden. En zo wie enig woord gesproken zal hebben tegen de Zoon des mensen, het zal hem vergeven worden; maar zo wie tegen de Heilige Geest zal gesproken hebben, het zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, noch in de toekomende." (Mattheüs 12:31–32)
Vele mensen hebben zich dikwijls afgevraagd wat de onvergeeflijke zonde is. De onvergeeflijke zonde is om de werken van God de werken van de duivel te noemen. Jezus zei het. Dat is lastering tegen de Heilige Geest.
Beëlzebul was een demonische geest, een waarzeggende, voorzeggende geest. En zij noemden Jezus de overste der waarzeggers. Niet het verschil tussen goed en kwaad onderscheidende, hadden zij de werken van God van de duivel genoemd. Jezus zei dat Hij het hun zou vergeven, maar dat wanneer de Heilige Geest gekomen was en zij één woord tegen Hem zouden spreken, het hun nooit vergeven zou worden, noch in deze wereld noch in de komende wereld. Nu, ik houd daaraan vast als zijnde het onfeilbare Woord van God. Gods Woord is zo volmaakt dat Het nimmer kan falen. Het moet hetzelfde blijven voor eeuwig en eeuwig. "O Here! Uw Woord bestaat in eeuwigheid in de hemelen." (Psalm 119:89)
Ik kan iets tot u spreken en na korte tijd zal het vervagen. Ik zou u een brief kunnen schrijven. Het zou een praatje zijn tussen u en mij. Voor een ander zou het weinig of geen betekenis hebben. Maar dat is niet zo met Gods eeuwige Woord. Wanneer God het Woord spreekt, is het geïnspireerd, en het is in eeuwigheid het Woord van God.
God zei in Johannes 1:1: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God." Wat is een woord? Een woord is een uitgedrukte gedachte. Eerst is het een gedachte en dan, wanneer die gedachte wordt uitgedrukt, wordt het een woord. Toen God in den beginne de grote chaos zag die Satan over de wereld zou brengen, had Hij een gedachte over de wijze waarop Hij die zou verlossen. Het was enkel een gedachte totdat Hij die uitdrukte. Toen werd het het Woord en kon nimmer, nimmer falen. Datzelfde moment was van iedereen die ooit gered zou worden, de naam geschreven in het Boek des Levens van het Lam.
Dat mag voor sommigen van u een beetje vreemd schijnen, maar de Bijbel zegt: "... wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens van de grondlegging der wereld." (Openbaring 17:8) "Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld." (Efeze 1:4)
In Gods wijze van denken was Jezus geslacht voor de grondlegging der wereld toen Hij het Woord sprak. Echter voor ons werd Hij duizenden jaren later geslacht. Maar in Gods grote stelsel werd Hij geslacht op diezelfde minuut dat God het sprak. "... in het boek des levens, des Lams, Dat geslacht is, van de grondlegging der wereld." (Openbaring 13:8) "Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die u van de vaderen overgeleverd is; maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt Lam; Die wel voorgekend is geweest voor de grondlegging der wereld..." (1 Petrus 1:18–20)
Eén van de grootste hinderpalen in de Volle Evangelie gemeenten is dat zij niet weten wie zij zijn. Zij zijn bevreesd. De duivel probeert Christenen er toe te krijgen dat zij wachten op een of ander groot onbekend tijdperk dat nog moet komen, voordat zij hun rechtmatige positie in Christus zullen innemen. "Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods." (1 Johannes 3:2) 'Nu' is de tegenwoordige tijd. U hebt nooit Christus gekozen.Christus koos u. Jezus zei: "Gij hebt Mij niet uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u gesteld, dat gij zoudt heengaan en vrucht dragen..." (Johannes 15:16)
O, er is zoveel vrees. Ongeloof maakt vrees. Vrees gaat altijd samen met ongeloof. Liefde drijft de vrees uit (1 Johannes 4:18). Als u maar meer kon liefhebben in plaats van te proberen een denominatie te vormen, te organiseren, cirkels te trekken en namen in een boek te krijgen. Als u slechts een klein beetje meer liefde zou hebben dan zou de vrees van de vijand uitgeworpen worden. Maar het probleem is dat de duivel de gemeente bevreesd heeft gemaakt, en zolang hij u bevreesd kan houden, heeft hij de overwinning. Wanneer die vrees weggedreven is, dan komt volmaakte liefde binnen en gaat God aan het werk met de gemeente.
Wat hebt u te vrezen? Indien u een Christen bent en uw vertrouwen stelt in Hem, dan zal Hij voor de rest zorgdragen. U weet dat Hij u koos. Bedoelt u te zeggen, broeder Branham, dat ik er nooit iets mee te maken heb gehad? U hebt er niet één ding mee te maken gehad. Christus zei: "Niemand kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke." (Johannes 6:44)
U zegt dat u God zocht. Nee broeder, God heeft u gezocht. Het was niet u die God zocht. Want zoals wij net lazen kan geen mens komen, tenzij de Vader hem eerst trekt. En Jezus zei dat Hij Zijn schapen het eeuwige leven zou geven, dat zij nimmer verloren zouden gaan, noch dat iemand ze uit Zijn hand zou rukken. (Johannes 10:27–28) "En dit is de wil des Vaders, Die Mij gezonden heeft, dat al wat Hij Mij gegeven heeft, Ik daaruit niet verlieze, maar het opwekke ten uitersten dage." (Johannes 6:39)
Daar bent u er. Dus wat hebt u te vrezen als u de Here liefhebt. U zegt: "Broeder Branham, maakt dat het niet wat erg ruim?" Nee, dat maakt het erg strak. Dat doet het zeker. Ik heb een vrouw en ik houd van haar met mijn hele hart. Ik geloof dat er in de hele wereld geen vrouw is zoals zij. En zolang ik mij zo voel tegenover haar, hoeft zij zich geen zorgen over mij te maken. En zolang zij zich op dezelfde wijze voelt jegens mij, zal ik geen zorg hebben over haar.
Wanneer ik overzee ga of het huis verlaat voor samenkomsten, zeg ik niet tegen haar: "Kom hier, mevrouw Branham, ik zou graag even een paar minuten met je willen spreken. Ik sta op het punt om voor een maand van huis te gaan. Gij zult geen andere echtgenoot hebben dan mij. Je zult niet flirten. Je zult niet dit of dat doen. Als je het doet, wacht dan maar eens tot ik thuis kom." O! Zou dat geen ongelukkig gezin zijn? Zou dat geen gebrek aan vertrouwen tonen? Ik zou onder zulke omstandigheden niet genoeg vertrouwen hebben om van huis weg te gaan.
Maar wat dan als zij zich tot mij zou keren en zeggen: "Even een ogenblikje, mijn beste kerel. Gij zult geen andere vrouwen hebben buiten mij, en als ik ervan hoor, wee jou!"
Wat een liefdesverhouding! Dat is belachelijk, nietwaar? Toch is dat de wijze waarop sommigen van u zich schijnen te voelen met betrekking tot uw verhouding tot God.
Nee, wanneer ik de leiding van de Geest gevoeld heb om te gaan, dan roep ik mijn kleine gezinnetje bijeen. Wij knielen neer op de vloer, en bidden God mij te leiden en te sturen terwijl ik in Zijn werk ga. Ik vraag God om te waken over mijn kleine gezin, dat hun geen kwaad zal overkomen. Wij staan op en kussen elkaar ten afscheid. Wij gaan naar de deur en ik vertrek. Daarmee is de zaak af. Zolang mijn vrouw van mij houdt, blijft zij trouw. Zolang ik van haar houd, zal ik hetzelfde doen.
Wanneer u de Here liefhebt met uw gehele hart en alles wat in u is, dan zult u voor niets ter wereld ooit iets doen om Zijn gevoelens te kwetsen. Het is liefde, en liefde drijft de vrees uit. U hoeft niet bevreesd te zijn. Wat God heeft beloofd te doen, dat zal Hij doen, en ik geloof Hem. Daarmee staat het gewoon vast. Gods Woord is onfeilbaar.
Er schijnt deze dag waarin wij leven zoveel verwarring te zijn. Een tijdje geleden werd er een artikel geschreven over enige broeders die over het hele land samenkomsten hielden. Het bekritiseerde hen en benadrukte dat zij teveel geld hadden opgehaald voor dit en dat. Misschien verdienden zij wel wat kritiek, in het bijzonder wat betreft de geldzaak en wat van dat soort dingen. Maar ik vraag mij af: Als zij naar hun beste weten handelen en toch fouten maken, is dat niet beter dan de man die het helemaal niet probeert en niets doet? Door hen worden tenminste zielen gered, dus laat hen begaan. Ik zou liever sterven terwijl ik een fout maak, dan sterven zonder het zelfs te proberen. Wij mensen zijn onderworpen om fouten te maken, en wij hebben een grote vijand, de duivel, die alles in het werk stelt om verwoesting aan te richten in Gods zaak. Zolang wij geloof hebben om door te zetten, zal God zorg dragen voor de rest.
U zult opmerken dat sommige huisartsen u zullen zeggen dat u niet naar de chirurg moet gaan. Hij is niets dan een 'bottezager'. Dan zijn er chirurgen die zeggen dat alles wat de huisarts doet het geven van suikerpillen is. Wat u nodig hebt is een operatie. De chiropractor zal zeggen dat u geen van beide nodig hebt. De osteopaat zal zeggen dat hij ook fout is. En sommigen van hen allen zijn tegen de prediker die bidt voor de zieken.
Nu, laten wij redelijk zijn. Wij weten dat operaties goed hebben gedaan. Wij weten dat medicijnen goed hebben gedaan. Wij weten dat chiropractors en osteopaten goed hebben gedaan. Wij weten ook dat de prediker die bidt voor de zieken goed heeft gedaan. Naar mijn mening is er, als u de één hoort schelden op een ander, ergens een zelfzuchtig motief. God weet dat als ons hart in orde was, wij ons samen zouden verenigen, arm in arm, proberend iets te doen om het leven een beetje aangenamer te helpen maken voor onze medemens. Als het niet om geld, populariteit en onszelf ging, dan zouden wij veel meer begaan zijn met elkander. Zelfzuchtigheid is de vloek van het land.
Overal merken wij dat mensen zoeken en verlangen naar genezing van het lichaam. Er moet ergens een of andere soort genezing zijn of anders zou er niet dat verlangen in het menselijk hart zijn. David zei eens in de Psalmen dat de "Diepte roept tot de diepte..." (Psalm 42:7) Nu, als er hier een diepte is die roept, dan moet er een diepte zijn om die roep te beantwoorden. Voordat er een vin was op de rug van een vis, moest er water voor hem zijn om in te zwemmen, of anders zou hij de vin nooit gehad hebben. Voordat er ooit een boom was om in de aarde te groeien, moest er een aarde voor de boom zijn om in te groeien. Er moet iets zijn om iedere roep te beantwoorden.
Enige tijd geleden las ik een artikel in de krant over een jongetje. Zijn onderwijzer op school merkte vaak dat hij al de gummetjes van de potloden af at. Toen bemerkte zijn moeder op een dag dat hij op het portaal het rubberen pedaal at van de fiets van zijn broer. Zij nam hem mee naar de kliniek, en de dokter onderzocht hem. Hij kwam erachter dat zijn kleine lichaam zwavel nodig had. Welnu, de zwavel was in de rubber, dus dat verklaarde waarom hij rubber wilde eten. Voordat er een verlangen naar zwavel kon zijn, (iets in hem dat riep om zwavel), moest er ergens zwavel zijn om die roep te beantwoorden. Laat mij het op deze manier stellen. Voordat er een schepping was, moest er een Schepper zijn om de schepping te scheppen.
Als u in de grote universele gemeente van de levende God bent en u, een deel ervan, roept en smeekt om goddelijke genezing, dan moet er ergens een bron open zijn. De Schepper heeft dat smeken in uw hart gelegd. Er is ergens een bron van goddelijke genezing open, want anders zou u dat verlangen nooit hebben gehad. Velen van u willen meer van God. Wel, er moet ergens meer van God zijn.
Toen de Lutherse kerk eruit kwam in de Reformatie en verklaarde: "De rechtvaardige zal uit het geloof leven." (Galaten 3:11), was dat een grote stap in de verkondiging van Gods waarheid. Maar het bevredigde de gemeente niet volledig. Voorts kwam Wesley met de leer der heiliging. "Want dit is de wil van God, uw heiligmaking..." (1 Thessalonicensen 4:3) Christenen wierpen zich erin. Toen kwam wat later de Pinksteropwekking met het herstel van de gaven (1 Corinthiërs 12:1–11). Menigten Christenen aanvaardden die waarheid.
Zo is het door de geschiedenis van de kerk heen geweest. Nu vandaag, na alles wat God ons gegeven heeft, is er nog steeds een verlangen in ons hart. Ik geloof dat het naar de tweede komst van de Here Jezus is, wanneer deze oude lichamen veranderd zullen worden en gelijk gemaakt aan Zijn eigen heerlijke lichaam. O, prijs Zijn heerlijke Naam!
Nu, u zult opmerken dat, wanneer in Bijbelse dagen wonderen werden gedaan, het volk van God die wonderen niet betwijfelde. Zij geloofden ze gewoon. Mozes zag bij het brandende bosje die bladeren branden, en toch werden zij niet verteerd. Wat als hij had gezegd: "Ik zal wachten tot dat vuur de struik verlaat. Dan zal ik een handvol van die bladeren afplukken, en ze meenemen naar het laboratorium om ze te laten onderzoeken. Ik wil uitvinden wat voor een chemische stof daarop zit, die vuur kon weerstaan." Als hij dat soort gedachten had gehad, dan zou het wonder nooit gebeurd zijn. God is niet wetenschappelijk bewezen. U moet Hem ontvangen door geloof.
Er waren bomen in de Hof van Eden. Eén ervan was de Boom des Levens, hetwelk geloof was. De andere was de boom van kennis. Toen de mens deze Boom des Levens verliet en zijn eerste hap nam van de boom van kennis, scheidde hij zich af van de gemeenschap met God en bracht dood tot het menselijk ras. "Daarom, gelijk door één mens de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood; en alzo is de dood tot alle mensen doorgegaan, in welke allen gezondigd hebben." (Romeinen 5:12)
Elke keer dat hij weer een hap neemt van de boom van kennis scheidt hij zichzelf af en vernielt zijn medemens. Hij beet buskruit af en doodde zijn buurman. Hij beet de auto af van de boom van kennis, die er meer doodt dan alle oorlogen bij elkaar. Nu heeft hij zichzelf een waterstofbom afgebeten en probeert kennis af te bijten met betrekking tot het wereldruim." Maar zonder geloof is het onmogelijk God te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is van hen die Hem ijverig zoeken." (Hebreeën 11:6) Luister broeder, God wordt niet gekend door wetenschap. God wordt gekend door geloof.
Vandaag, wanneer er wonderen gebeuren, voelen de mensen dat hun wetenschappelijk de les moet worden gelezen, door elk doktershandboek, door elk ziekenhuis heen enzovoort, voordat zij ze kunnen accepteren. Dat is de reden waarom zij de kern zelf van geloof verliezen. U moet God op zijn Woord nemen, en laat dat het vastmaken. Ongeacht wat de natuurlijke zaak is, geloof God. Noem de dingen die niet zijn alsof zij zijn, omdat God het zei. God heeft altijd een bovennatuurlijke weg gemaakt voor Zijn mensen. Hij is nooit zonder de bovennatuurlijke middelen geweest, want Hij Zelf is bovennatuurlijk. Zij die slechts natuurlijk gezind zijn kunnen het bovennatuurlijke niet geloven. Hij die tot God komt, moet geloven dat Hij is, en dat Hij een Beloner is van hen, die Hem ernstig zoeken. (Hebreeën 11:6)
U moet het bovennatuurlijke geloven teneinde Christus als uw Redder te kunnen aanvaarden. God is bovennatuurlijk en Zijn kinderen die uit Hem geboren zijn, zijn deel van Hem, en zullen daarom het bovennatuurlijke geloven, gelijk God het doet. Waaruit maakte God de wereld? Dezelfde grond waarop u zit, is niets anders dan het Woord van God dat gemanifesteerd is. God sprak en zei: "Daar zij", en er was. "Door het Woord des Heren zijn de hemelen gemaakt: ... Want Hij sprak, en het was er; Hij gebood, en het stond er." (Psalm 33:6–9) O, wat wonderbaar. Hij schept door Zijn Woord. "En God zeide: Daar zij licht! en daar werd licht." (Genesis 1:3) Hij spreekt het Woord en dan ziet u hoe het in tijd en eeuwigheid geworpen wordt, en hoe het precies datgene manifesteert wat Hij gesproken heeft. Zijn Woord produceert gewoon precies wat Hij zegt. Als wij dat aanvaarden als een zaad, en het in ons hart geloven, dan zal het in ons produceren wat God ervan gezegd heeft.
Ik zat eens in een bepaalde samenkomst waar niemand mij kende. De prediker had gesproken en zou gebed voor de zieken hebben. Er zat een Presbyteriaanse prediker naast mij die zei: "Bent u een Christen?"
Ik zei: "Ja."
Hij zei: "Weet u, vroeger hadden wij Presbyterianen de fijnste kerken aan de Westkust. Toen kwam de cultus van de Christian Science op en verscheurde onze kerken. Nu lijkt het erop dat deze man de Christian Science verscheuren gaat. Wat denkt u ervan?!"
Ik vond dat gewoon te goed om voorbij te laten gaan. Ik zei: "Weet u wat? Als u, Presbyterianen, uw mensen het gehele Brood des Levens te eten hadden gegeven, dan zouden zij om te beginnen nooit uit de vuilnisbak gegeten hebben. Maar hongerige kinderen zullen uit een vuilnisbak eten."
Broeders, prediker-vrienden, het is onze plicht als de dienaren van God om de kinderen te voeden met het Brood des Levens. Het is onze ernstige plicht hun het ware Brood des Levens te geven. Ieder mens weet dat hij ergens vandaan is gekomen, en hij verlangt om voorbij het gordijn te kunnen zien. Hij is nu een schepsel van tijd, maar hij is ook een schepsel van eeuwigheid, en hij houdt ervan om te zien waar hij heengaat. En deze gezegende oude Bijbel is het enige Boek van alle miljoenen delen die er in de wereld geschreven zijn, dat ons vertelt wie wij zijn, waar wij vandaan kwamen en waar wij heengaan.
Laten wij nu enige aandacht schenken aan geestelijke gaven. In de eerste plaats zegt de Bijbel: "De genadegiften en de roeping Gods zijn onberouwelijk." (Romeinen 11:29) Het is iets dat God, door soevereine genade, in de gemeente legt. Het is een werk, een daad, van God. Door voorkennis bestemt Hij deze dingen voor om te gebeuren. God is "... niet willende, dat enigen verloren gaan, maar dat zij allen tot bekering komen." (2 Petrus 3:9) Maar in het prilste begin wist God wie er gered zou worden en wie verloren zou gaan. Het was voorkennis. Hij moet dat geweten hebben als Hij de oneindige God is. "Ik ben God, en er is geen gelijk Ik; Die van den beginne aan verkondigt het einde." (Jesaja 46:9-10) "Want die Hij tevoren gekend heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd, het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn." (Romeinen 8:29) "De uitverkorenen naar de voorkennis van God de Vader." (1 Petrus 1:2)
Zeker is het niet Zijn wil dat iemand verloren zou gaan, maar Hij kende van den beginne aan elke vlieg, elke vlo en elke persoon die ooit op de aarde zou zijn. Hij kende ze voor de grondlegging der wereld omdat Hij oneindig is. Wij weten dat Hij alomtegenwoordig is: Hij is overal en omvat alle ruimte. Hij is alwetend; Hij is alle wijsheid. Hij is almachtig; Hij is alle macht. Dat is de soort God die wij dienen. Het is niet een of andere heidense afgod, maar een levende, opgestane Here Jezus Christus. De Heilige Geest, welke de Geest is van de Here Jezus, bedekt de gehele aarde. Hij kan overal zijn, weet alle dingen, heeft alle wijsheid en alle macht. Wat een wonderbare God! Hij is niet slechts een idee in iemands theologie, maar Hij leeft met ons, toont Zichzelf, en bewijst dat Hij leeft. O, moesten wij niet de gelukkigste mensen in de wereld zijn!
Wanneer ik de wereld rondreis en de verschillende naties zie met hun heidense goden en afgodsbeelden, die filosofieën navolgen waarvan de grondleggers dood en begraven zijn, dan gaat mijn hart naar hen uit. Alleen wij die de Here Jezus Christus als de grondlegger van ons geloof hebben kunnen bewijzen dat onze Leider leeft en regeert. Onze Jezus komt op het toneel en doet dezelfde dingen die Hij deed toen Hij hier voorheen was. Dat bewijst dat Hij leeft. Hij is niet dood. Hij leeft tot in eeuwigheid.
Als ik mijzelf nooit gezien zou hebben, maar ik had mijn schaduw gezien, dan zou ik enig idee hebben van hoe ik eruit zag. Zo is het met het Oude Testament. Het is een schaduw, of type, van wat zou komen in het Nieuwe Testament. Als ik kan zien hoe God daar met een man handelde, dan kan ik zien hoe God met een man in dit tijdperk zal handelen. Als ik een vergelding des loons voor ongehoorzaamheid daar zie, dan weet ik wat het hier zal zijn. Zo waren al de oude dingen een schaduw van de nieuwe die zouden komen.
Wat houd ik ervan om terug te gaan in het Oude Testament, naar Jozef bijvoorbeeld, en die oude goudklompjes op te graven. Ik doe een soort bodemonderzoek, weet u, graaf ze uit en poets ze op. Als wij ze bekijken zullen zij stuk voor stuk wijzen naar Golgotha, het voleindigde werk. Ik houd er gewoon van om die types van het Oude Testament te bestuderen want zij wijzen allen naar het voleindigde werk van de Here Jezus op Golgotha.
Jozef was een volmaakt type van Christus. Mozes, de wetgever, de priester, was ook een type van Christus. Jozef was de vorst der voorspoed; alles wat hij deed ging voorspoedig. Toen hij hier op aarde was stopten zij hem in een kerker. Zelfs daar was hij voorspoedig. Tenslotte stelden zij hem in het paleis van Farao en daar was hij voorspoedig. Wat hij ook maar deed, waarheen hij maar ging, hij was de vorst der voorspoed. Hij was een type van de Vorst der Heerlijkheid.
Alles zal gedijen in het grote duizendjarig rijk, wanneer de Vorst der voorspoed aankomt. Zelfs "de wildernis zal zich verheugen, en zal bloeien als een roos." (Jesaja 35:1) "Die de hemel moet ontvangen tot de tijden der wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door de mond van al Zijn heilige profeten van sinds de wereld begon." (Handelingen 3:21)
Daar was Jozef, geliefd door zijn vader, gehaat door zijn broeders, verkocht voor twintig zilverstukken, en in een put gegooid om te sterven. Hij werd omhoog gehaald en zat later ter rechterhand van de heerser van de stad, toen de grootste in de wereld. Niemand kon tot Farao komen dan door Jozef.
Jezus was geliefd door Zijn Vader, gehaat door de religieuze leiders, verkocht voor dertig zilverstukken. Hij werd opgenomen en zit ter rechterhand Gods. Niemand kan tot de Vader komen dan door Hem. Wanneer Jozef uitging riepen zij voor hem uit: Knielt! (Genesis 41:43) O, eens zal alle knie zich buigen en alle tong de Here Jezus Christus belijden (Filippensen 2:10-11)
Kijk naar David. Toen hij onttroond was en verworpen in zijn stad, klom hij de Olijfberg op. Verworpen door zijn eigen zoon en volk, weende hij terwijl hij terugkeek over Jeruzalem (2 Samuël 15:30) Wat was het? Het was de Geest van Christus in hem. Toen de Zoon van David kwam, zo'n achthonderd jaar later, ging Hij dezelfde heuvel op, verworpen door de Zijnen, en weende over Jeruzalem, zeggende: "Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijk een hen haar kuikens bijeenvergadert onder de vleugels; en gij hebt niet gewild." (Mattheüs 23:37)
Dat was God in Jozef. Dat was God in David. God is door de eeuwen heen in al Zijn profeten en mensen geweest. Dat was God in een zekere mate. Maar in Christus kwam Hij in de gehele volheid van Zijn wezen. "Want in Hem woont al de volheid der Godheid lichamelijk." (Colossenzen 2:9)
Al de Geest van God woont in Hem. Daar is het dat veel mensen deze gaven helemaal door elkaar halen. De één zal zeggen dat u, omdat u dit niet doet, niet de Geest hebt. Of als u dat niet doet, dan hebt u het niet. Nu, daarin zijn zij fout.
God is als een grote diamant. Elke diamant heeft vele slijpvlakken. Lichtstralen zullen door elk van die slijpvlakken heen schijnen. Die stralen zijn als de gaven van God. Alle wijzen zij terug naar God, de diamant. De gaven van genezing, van wijsheid, van profetie, alle geestelijke gaven van het lichaam, zijn slechts stralen, of reflecties, van God Zelf (1 Corinthiërs 12:1-11). Al deze lichtstralen zullen deze kant en die kant opschieten, en alle verklaren één ding. Er is een God die leeft en regeert! Amen. En zolang u deze dingen in werking ziet, weet dan dat God nog steeds Dezelfde is gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid.
Vroeger predikte ik bij de Baptistengemeente in Milltown, Indiana. Als ik dan 's avonds naar huis ging zat daar een nachtegaal te zingen. Ik bemerkte dat hij op stormachtige avonden niet zo zong zoals hij deed wanneer het een door de maan verlichte nacht was. Ik kwam tot de ontdekking dat hij opziet naar de hemel en zolang hij een ster kan zien zal hij zingen. Dan weet hij dat ergens de zon schijnt. O, wat zouden wij daar een les uit kunnen leren. Zolang u en ik de Geest van God kunnen zien werken door één van deze kleine lichtstralen, Zijn gaven, kunnen wij ervan verzekerd zijn dat er een God is die leeft en regeert.
Toen ik jachtopziener was in Indiana, was ik gewoon om naar een bepaalde plaats te gaan en uit een bron te drinken. Het borrelde gewoon de hele tijd. Op een dag zat ik beneden aan de kant van die bron en ik begon ermee te praten op deze manier: "Telkens wanneer ik hier kom ben je zo gelukkig, springend, borrelend, voortdurend borrelend. Het lijkt wel of je de gelukkigste bron bent die ik ooit in mijn leven gezien heb. Misschien ben je zo gelukkig omdat de herten hier voorbij komen en uit je drinken. Of is het misschien omdat er sommige andere dieren van je drinken? Zou het kunnen zijn dat het je gelukkig maakt dat ik langs kom en van je drink? Wat is het toch, meneer Bron, wat je zo doet borrelen?"
Als hij tot mij terug had kunnen spreken zou hij zeggen: "Nee, meneer Branham, ik ben het niet die borrelt. Het is iets achter mij wat mij drijft, wat maakt dat ik borrel." Op die wijze zou het moeten zijn met de gemeente die wedergeboren is uit de Geest van God. Het is niet zozeer het borrelen. Het is iets daarin wat het laat borrelen. Het is de fontein van het Water des Levens, dat opspringt tot eeuwig leven, dat elke dag vers van de onuitputtelijke Bron des Levens komt, welke Christus Jezus is.
Er zijn in de gemeente vijf ambten – apostelen of zendelingen, (beide woorden betekenen hetzelfde – een gezondene) profeten, evangelisten, herders en leraars. God stelt hen in de gemeente (Efeze 4:11). Omdat iemand een apostel is, kan de leraar nog niet tot hem zeggen dat hij er niet in is. Evenzo kan de herder dat niet tegen de evangelist zeggen, enzovoort. Maar zij zijn allen kleine stralen van God, in de gemeente gesteld "tot de volmaking der heiligen" (Efeze 4:12). Het wijst alles regelrecht terug tot God, de grote Diamant. En in elk plaatselijk lichaam behoren er geestelijke gaven te zijn zoals opgetekend in 1 Corinthiërs 12. Zij werken afzonderlijk, maar zijn van precies dezelfde Geest. Ziet u, hun wordt gegeven met mate. Christus had het zonder mate (Colossenzen 1:19).
Nu, als de Baptisten een opwekking hebben en er worden zielen gered, dan behoort u, Pinkstermensen, niet te zeggen dat zij geen enkele straal van de diamant hebben. Hun straal komt van dezelfde diamant, alhoewel het door een verschillend slijpvlak moge komen. Het is allemaal een licht van God, de grote Diamant. Het is de Heilige Geest, Die werkt, en zielen gered laat worden en gereed maakt voor de komst van de Here.
Er was een tijd in de geschiedenis van Israël dat God een grote gave gaf aan Salomo, de zoon van David. Het was de gave van wijsheid (1 Koningen 3:5-12). Toen de gave zich begon te manifesteren, begonnen zich er geruchten van te verspreiden. Er kwamen vreemdelingen door het land en zij zagen deze grote gave in werking. Wanneer zij dan terugkeerden naar hun thuisland vertelden zij hun volk dat de God der Israëlieten waarlijk wonderbaar is (1 Koningen 10:1-9). Hij heeft hun een gave gegeven en onder die grote gave heeft Israël voorspoed boven elke natie onder de hemelen.
O, als wij slechts de grote gave die God ons gegeven heeft, de Here Jezus Christus, konden respecteren en eerbiedigen. Dan zou de gemeente het meest in het oog lopende voorwerp van de hele wereld zijn. Jezus zei: "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken." (Johannes 12:32) Wat wij vandaag nodig hebben is het verhogen van de Here Jezus Christus, Hem te verhogen in Zijn principes, in Zijn kracht, in de manifestatie van Zijn grote gaven.
Wat hebben wij gedaan? Wij hebben kleine cirkels rondom onszelf getrokken en hebben gezegd: "Dit is onze groep. Wij willen niets te doen hebben met hen daar." Op die manier kan de gemeente niet voorspoedig zijn. Wij moeten die kleine grenslijnen, kleine barrières, kleine verdelingen, verbreken, en samenkomen als broeders en zusters, verenigd in Gods liefde. Wanneer wij dat doen, zal God de gemeente in orde brengen en zal de Here Jezus voor de tweede keer komen. Ik geloof het met mijn hele hart.
Toen hoorde een barbaarse, heidense koningin, ver weg in de uiterste delen van de bekende wereld, in de zuidlanden van Scheba, genaamd de koningin van het Zuiden, na enige tijd het gerucht (2 Kronieken 9:1-12). Dit land was in de uiterste delen van de beschaafde wereld in de dagen van onze Here Jezus. In onze tekst brengt Hij het geloof van deze koningin in het geheugen van de Schriftgeleerden en Farizeeën. Ongetwijfeld bezochten mensen haar, wanneer zij door haar land kwamen na in Israël te zijn geweest, om te zeggen dat zij die grote gave, het bewegen van hun God, moest zien. "O, er is niets zoals dat. Wij hebben nog nooit zulk een kracht gezien. Het moet van het bovennatuurlijke rijk komen. Er is geen mens op aarde die stand zou kunnen houden voor deze gave van wijsheid. Het is een gave van God. God heeft aan Salomo iets gegeven dat alles te boven gaat waar wij ooit van gehoord hebben." U weet, geloof komt door het horen, het horen van het Woord van God.
Terwijl deze kleine koningin zich verwonderde met grote verbazing, begon iets houvast op haar te krijgen. Ik geloof dat als wij, Christenmensen, meer over de liefde van God zouden spreken en de dingen van God, dat onze buren beter van God zouden denken en dat de gemeente veel beter af zou zijn. Het is belangrijk waar wij over praten.
Iedere keer dat zij erover hoorde, luisterde de kleine koningin aandachtig. Ik kan bijna een man iets als dit horen zeggen: "O, ik zag die grote gave van God op een dag een probleem oplossen. Er waren twee vrouwen die twistten over een baby. De ene zei dat het haar toebehoorde, en de ander zei dat het van haar was. Daar stonden zij voor Salomo, die de grote gave van wijsheid gebruikte die God hem had gegeven.
Hij zei: 'Geef mij de baby.' Hij pakte het kleine jongetje op bij zijn hielen, trok zijn zwaard en zei: 'Ik zal het in tweeën hakken en een helft aan de ene vrouw geven en een helft aan de andere vrouw!'
Eén vrouw zei: 'O nee, doe dat niet. Laat haar hem hebben als het op die manier moet gaan.'
De andere vrouw zei: 'Nee, ga uw gang en doe het maar.'
Toen zei koning Salomo: 'Hier is de ware moeder.'" (1 Koningen 3:16-28)
Ziet u, broeder, het was liefde. Vandaag hebben wij zovele onderverdelingen, zo'n in stukjes hakken en verknippen van de broederschap. Er zal liefde van God voor nodig zijn om de zaak op te lossen.
Zo zien wij dan dat deze koningin zo in geestdrift geraakte dat zij zei: "O, ik moet gaan en het zelf zien." Dat is de manier om het te doen. Neem niet slechts het woord van de buurman erover, maar ga en bezie het zelf.
In Johannes 1:43-51, hebben wij nog een erg goed voorbeeld van iemand die zelf ging kijken. O, de grootste gave die God ooit gaf was de Here Jezus. Philippus zei tot Nathanaël: "Wij hebben Hem gevonden, van wie Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten, namelijk Jezus van Nazareth."
Deze ferme Hebreeër antwoordde: "Kan uit Nazareth iets goeds komen?"
Philippus gaf hem een werkelijk goed antwoord. Het beste, denk ik, dat gegeven kon worden. Hij zei: "Kom en zie."
Dat is de manier om overtuigd te worden. Kom en ontdek het zelf. Nu, hij had geloof, anders zou hij niet gegaan zijn. Geloof komt door het horen, en dat van het Woord. En op die wijze was het ook met de koningin van Scheba. Zij had zoveel gehoord dat zij besloot te gaan om zelf te zien of deze dingen waar waren of niet.
Toen zij zich gereed maakte om te gaan besloot zij dat als dit waar was, zij het met alles wat zij had zou steunen. Op die wijze hoort het te zijn. God wil niet dat u half uw best doet. God verdient het allerbeste wat u hebt – uw tijd, uw hart, uw talent en alles wat u bent. U behoort geheel verkocht te zijn, hart, ziel en lichaam, aan het werk van de Here.
De koningin belaadde haar kamelen met grote gaven aan specerijen, goud en edelgesteente. Ik wil dat u nu opmerkt wat die kleine vrouw moest doen. Zij hoefde niet Broadway twee blokken ver af te lopen, dan oversteken naar het auditorium en in een comfortabele stoel in een mooi gebouw gaan zitten. O nee, zij bracht wel even een iets groter offer dan dat. Om te beginnen was zij een vrouw. Haar stonden drie maanden in de woestijn te wachten. Kijk wat een afstand dat was, wel meer dan duizend mijl. Meet het uit op uw kaart. Zij moest door die brandende zandwoestijn komen, niet in een Cadillac met aircondition, maar zittend op een kameel. Maar toen God tot haar hart begon te spreken en zij zich onderwierp, was er niets te groot voor haar om te doen.
Zo zou het met ons moeten zijn. Wij zouden vastbesloten moeten zijn om er achter te komen wat God bezig is te doen. Alle kritiek in de omgeving zou ons nooit weg moeten houden. Wij moeten het voor ons zelf ontdekken.
De koningin nam haar standpunt in. Zij zou het zelf gaan uitvinden en zich laten overtuigen. Dus bracht zij de kamelen in gereedheid. Bedenk, de woestijn was vol met Ismaëlieten en rovers. Wat een prooi zou die kleine vrouw voor de vijand geweest zijn! Wat zouden die rovers haar graag beroofd hebben, en al dat goud, de kamelen en al de fijne dingen die zij had om te geven voor de gave van God, als het waar was, te nemen. Maar zij kwam met een oprecht hart en God in de hemel was verplicht om haar er doorheen te halen. Hij is ook jegens u verplicht u er doorheen te halen, als u oprecht bent en de Here Jezus wilt vinden.
Zij ging op weg. Ja, zij was vastbesloten om door te zetten. Na ongeveer drie maanden buiten op het hete zand van de woestijn, arriveerde zij tenslotte bij de tempel. Nu, zij kwam niet slechts voor een verblijf van een avond of twee om dan weer weg te lopen. Er is heel wat verschil tussen haar en de mensen vandaag, nietwaar? Zij wilde de zaak onderzoeken. Dus bleef zij daar op die plaats tot zij het volkomen doorzien had. Daar houd ik van.
Dag aan dag dan ging zij tot Salomo en lette op hem als hij werkte met de grote gave van God, en lette erop hoe die geest van wijsheid dan in actie kwam. Telkenkere was het volmaakt, gewoon zo volmaakt als het maar kon zijn. Elke gave van God zal volmaakt werken. Er zitten geen gebreken in de gaven van God. De Bijbel zegt in Hebreeën 11:4 dat "God over zijn gave getuigenis gaf."
Ik stel me zo voor dat, terwijl deze kleine koningin bleef toezien, haar hart meer en meer aangegrepen werd. Bedenk dat zij een heiden was. Uiteindelijk was het haar beurt en stond zij voor Salomo. Hij openbaarde haar alles wat zij in haar hart had. Niets was er verborgen voor koning Salomo. (2 Kronieken 9:2) God werkte door Zijn gave.
Toen zij zich klaar maakte om weg te gaan ging zij tot Salomo en bood hem alle gaven en de dingen die zij had meegebracht, aan. Zij zei dat zij vele grote dingen van hem gehoord had en van de wijze waarop God met hem had gehandeld, en dat alles wat zij gehoord had waar was en zelfs nog meer.
Ik ben ervan overtuigd, mijn broeder en zuster, dat iedere man of vrouw die een werkelijk standpunt voor Christus zal durven innemen – ik bedoel niet gewoon zich bij een kerk voegen, maar ik bedoel een werkelijk standpunt voor Christus innemen, daar waar u bereid bent om alles neer te leggen en daar te blijven tot God u vult met de doop van de Heilige Geest – zal zeggen dat alles wat zij gehoord hebben klopte en er bovendien meer is. Op die wijze verging het mij.
De koningin van Scheba was een heidense geweest. Zij kwam en werd verzoend met God, werd een gelovige, doordat zij de gave van God volmaakt zag werken. Omdat zij dat deed zei Jezus tot een stel ontwikkelde kerkgaande huichelaars: "De koningin van het Zuiden zal opstaan in het oordeel met de mannen van dit geslacht, en zal ze veroordelen; want zij is gekomen van de einden der aarde, om te horen de wijsheid van Salomo; en ziet, meer dan Salomo is hier." (Lucas 11:31)
Ik zeg u, broeder en zuster, dat de koningin van Scheba in de dag van het oordeel de Verenigde Staten van Amerika zal veroordelen. Zij zal de zogenaamde Christelijke wereld veroordelen, want wanneer God iets wonderbaarlijks doet houdt de gemiddelde kerkganger zich op een afstand aan de kant en noemt het fanatisme. Zij bekritiseren het werk van de Heilige Geest. Als een dienstknecht van God zeg ik dit erover. Naar mijn mening is het niets anders ter wereld dan onvervalste jaloezie.
Jezus gaf de discipelen macht om de zieken te genezen en duivelen uit te werpen. Ik kan u laten zien waar God die macht gaf (Mattheüs 10:1), en laat u, die niet in goddelijke genezing of wonderen gelooft, mij dan zien waar Hij het weggenomen heeft. De gemeente vandaag heeft geen gebrek aan macht. Zij heeft gebrek aan geloof om de macht die zij heeft te hanteren. De gemeente van vandaag heeft er zoveel balsemvloeistof in gewerkt, door te zeggen dat de dagen van wonderen voorbij zijn; het is tot een plaats gekomen dat de Geest van God bedroefd is.
Kijk naar de discipelen nadat zij die macht ontvingen. Enige dagen later stonden zij hulpeloos voor een stomme geest. Zij konden de duivel niet uitwerpen. Jezus kwam langs en zei tot hen: "O, ongelovig geslacht, hoelang zal Ik nog bij u zijn, hoelang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem tot Mij." (Marcus 9:14-29) O broeder, de man in nood stond toen voor de ware Juweel, de Diamant Zelf.
De discipelen kwamen tot de Here, waarschijnlijk aan Hem vragend of Hij Zijn kracht had teruggenomen. Hij vertelde hun nooit dat zij geen macht hadden. Zij vroegen: "Waarom hebben wij hem niet kunnen uitwerpen?" Hij zei: "Om uw ongeloof." (Mattheüs 17:19-27)
Enkele dagen later zagen zij een man die geen discipel was, duivelen uitwerpen (Marcus 9:38-40). Ongetwijfeld had deze man Jezus gehoord en geloofd. Hij paste het gewoonweg toe en weg was hij. Hij kreeg het werk gedaan. Hij wierp duiven uit. Dat is juist. En de discipelen waren jaloers, omdat zij het niet konden. Johannes vertelde Jezus dat zij het hem hadden verboden. "Doch Jezus zeide: Verbiedt hem niet; want er is niemand, die een kracht doen zal in Mijn Naam en haastig van Mij kwalijk zal kunnen spreken."
En het is vandaag de dag niets dan ongeloof en kleingeestige, kinderachtige jaloezie onder de kerkelijke leiders, dat hen weghoudt van het nederig ontvangen van de Doop van de Heilige Geest en het beoefenen van goddelijke genezing en andere gaven van de Geest.
De argumenten van diegenen die zeggen dat de dagen van wonderen voorbij zijn, zijn dunner dan bouillon, gemaakt van de schaduw van een uitgehongerd kuiken. Zij hebben geen Schriftplaats om op te staan. Elke man die predikt tegen zonde moet ziekte herkennen als een attribuut van de zonde. U kunt niet afrekenen met de zonde zonder af te rekenen met haar attributen. Als een groot dier met zijn klauw in uw zijde had geslagen, dan hoeft u zijn klauw niet af te hakken. Sla hem gewoon de kop in. Dat zal zorgdragen voor de klauw. En toen Christus stierf voor de zonde, sloeg Hij de zonde zelf de hel in.
De gemeente van de levende God heeft geen gebrek aan kracht. Wat zij nodig hebben is geloof. Zij hebben nodig te weten wie zij zijn in Christus. Jezus zei met betrekking tot Zijn wederkomst op de aarde: "Doch de Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?" (Lucas 18:8) Hij vroeg niet of Hij kerken zou vinden of dat Hij oprechtheid zou vinden. Hij vroeg niet of Hij leraars zou vinden of dat Hij hen bezig zou vinden de Bijbel te onderwijzen. Hij vroeg of Hij enig geloof zou vinden.
Er is zoveel ongeloof. En wat anders is dat dan zonde. "Die niet gelooft, is al reeds veroordeeld." Dat is juist. Daar is uw zonde. Het is niet roken, drinken, of zo verder, welke slechts de attributen van ongeloof zijn. Wat een persoon een zondaar maakt is dat hij niet gelooft.
Wij weten dat toen Jezus hier op aarde was in een stoffelijk lichaam, Hij alleen datgene deed wat de Vader Hem toonde om te doen. Merk nu op hoe God Zijn Eigen gave gebruikte. In het geval van Lazarus liet God Jezus afwezig zijn van Zijn vrienden toen Lazarus ziek werd (Johannes 11:1-44). Maria, Martha en Lazarus waren uit hun eigen orthodoxe kerk gekomen om, wat een fanatiekeling, een ketter genoemd werd, te volgen. Alle vroege Christenen werden ketters genoemd. Deze vrienden van Jezus waren uit hun eigen kerk gekomen om Hem te volgen. Toen zij Hem dan het verzoek zonden om te komen bidden voor hun geliefde die tot stervens toe ziek was, liet Hij het na te komen.
Wat zou u uw voorganger doen als hij hetzelfde deed? U zou waarschijnlijk zeggen: "O, ik zal me gaan aansluiten bij de Methodisten. Dat zal ik gaan doen. En als de Methodisten dat doen, dan stap ik over naar de Presbyterianen." Als u een goede man van God hebt, blijf dan bij hem. Als hij geen dienstknecht van God is, zorg van hem af te komen en vind iemand die het wel is. Dat is de enige wijze om het te doen.
Lazarus was stervend. Zij lieten Jezus roepen, maar Hij bleef gewoon nog twee dagen langer waar Hij was. Waarom? Hij wist wat er zou gaan gebeuren. De Vader had het Hem getoond. Toen Hij dan zag dat de dagen vervuld waren zei Hij tot Zijn discipelen: "Onze vriend Lazarus slaapt." De discipelen dachten dat dat betekende dat Lazarus gewoon rustte en het goed met hem ging.
Toen sprak Jezus in hun taal en zei: "Lazarus is gestorven. En Ik ben blijde om uwentwil, dat Ik daar niet geweest ben." De reden dat Hij dat zei was dat als Hij daar geweest was, zij geprobeerd zouden hebben Hem over te halen om voor Lazarus te bidden, wat nu precies datgene was dat God niet wilde dat Hij zou doen. Ziet u? God toonde Hem dat Hij daar moest blijven wachten totdat Lazarus dood was en in het graf. Dan moest Hij op het juiste tijdstip terugkomen en hem opwekken van de dood. Jezus gehoorzaamde de Vader.
Ongetwijfeld hebben velen er bij Hem op aangedrongen om te gaan en voor Lazarus, Zijn vriend, te bidden. Misschien hadden zij gehoord dat de doktoren hem hadden opgegeven. Historici zeggen dat Lazarus stierf aan longbloedingen. Waarschijnlijk zeiden zelfs de discipelen: "Laat U Uw vriend sterven? Bedoelt U dat U zelfs niet voor hem gaat bidden?" Nee, Jezus ging zelfs niet voor hem bidden. En wat meer is, Hij vertelde Zijn discipelen dat Hij blij was dat Hij daar niet geweest was. Maar toen de tijd kwam, sprak Hij: "Ik ga heen om hem uit de slaap op te wekken."
Kijk hoe Hij naar het graf komt. Toen sprak Hij tot Zijn Vader en zei: "Vader, Ik dank U, dat Gij Mij gehoord hebt. Doch Ik wist, dat Gij Mij altijd hoort; maar om de schare, die rondom staat, heb Ik dit gezegd, opdat zij zouden geloven, dat Gij Mij gezonden hebt."
Hij wist wat er zou gebeuren. Hij en de Vader hadden het besproken. De Vader had Hem getoond wat Hij moest doen en wat er zou gaan gebeuren. Hij zei dat Hij slechts zou bidden vanwege hen die erbij stonden.
Toen zei Hij: "Lazarus, kom uit!" Een man die vier dagen dood was geweest ging op zijn voeten staan en werd weer levend. Amen. Dat was God in Zijn Zoon. Dat was God Die Zijn gave gebruikte.
Denk eens een ogenblik hoe Martha en Maria zich gevoeld moeten hebben. Het zou lijken dat zij een recht hadden om Hem verwijten te maken. Maar toen Martha hoorde dat Hij kwam, toonde zij haar geloof. Zij rende regelrecht op Hem af, voorbijgaand aan alle kritiek, en viel voor Hem neer. Was zij geweest zoals wij vandaag, dan had zij waarschijnlijk gezegd: "Ik wil U iets vragen. Waarom kwam U ons niet helpen toen wij U zo nodig hadden? Mijn arme broer is al vier dagen dood."
Ziet u de reden waarom God vandaag beperkt is in wat Hij kan doen? Zovele mensen denken dat zij het allemaal weten en hebben helemaal uitgewerkt hoe het gedaan hoort te worden. Maar Martha wist slechts naar Hem toe te lopen. Zij viel voor Hem neer en zei: "Here." Dat is wat Hij is – Here. Amen.
Ik geloof dat zij van de Sunamitische vrouw (2 Koningen 4:8-37) had gelezen. Zij wist dat God in Zijn profeet was en zij ging naar Hem toe. Zij wist dat als zij bij die profeet kon komen, zij zou ontdekken waarom haar kind stierf. Dat is de reden dat zij zei: "Alles is wel" toen zij de profeet vond. Daar houd ik van.
Martha zei: "Here, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven; Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God het U geven zal."
Jezus zei: "Uw broeder zal weer opstaan."
Zij zei: "Ik weet, dat hij zal opstaan in de opstanding ten laatsten dage."
Lazarus was een goede man. De Joden, in het bijzonder de Farizeeën, geloofden in de algemene opstanding ten laatsten dage.
Jezus zei tot haar: "Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven; en een ieder die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid."
Martha wist dat haar broer dood was, begraven en rottend daar in het graf. Toch zei zij: "Ook nu weet ik, dat alles wat Gij van God begeren zult, God het U zal geven."
O, er stond iets op het punt te gebeuren. "Zelfs nu" zei zij, hoewel hij dood was, hoewel hij in het graf lag, hoewel zijn lichaam 'stonk'. Zij wist dat Hij volkomen was Die Hij zei dat Hij was. Daar was een boetvaardige ziel voor het aangezicht van de Schepper. De raderen grijpen in elkaar. Er moet iets gebeuren. God stond op het punt Zijn gave te gebruiken. En hebt u opgemerkt dat Jezus niet klaagde dat Hij zwak was toen God Zijn gave gebruikte?
Er was een kleine vrouw, juist daarvoor, die Gods gave wilde gebruiken (Lucas 8:43–48). Hier kunt u duidelijk het verschil zien tussen hoe God Zijn eigen gave gebruikt en wanneer een gelovige Gods gave gebruikt. De vrouw geloofde dat Jezus goddelijk was. Zij geloofde dat Hij was wat Hij zei dat Hij was, de Zoon van God. Zij had deze bloedvloeiing twaalf jaar gehad. De doktoren hadden alles gedaan wat zij konden, maar waren er niet in geslaagd haar te helpen.
Zij geloofde in Jezus, en wetend dat Hij haar enige hoop was, was zij vastbesloten om tot Hem te komen. Haar hart was erop gezet om tot Jezus te komen en Hem, al was het alleen maar de zoom van Zijn kleed, aan te raken. Klaarblijkelijk stonden er die dag meer dan genoeg critici omheen. Misschien kleineerde zelfs haar voorganger of diaken haar geloof. Maar dat weerhield haar niet. Zo kwam zij, alles wat tegengesteld was van zich afschuddend, tot waar Jezus was. Zij raakte de zoom van Zijn kleed aan en werd genezen.
Jezus stopte en vroeg wie Hem had aangeraakt. Het leek een behoorlijk domme opmerking, met zoveel mensen die zich om hen verdrongen. En Petrus bestrafte Hem omdat Hij dat vroeg. Jezus zei dat iemand Hem had aangeraakt, want er was kracht van Hem uitgegaan. Hij was zwak geworden. Wat was het? Het geloof van de vrouw had Gods gave aangeraakt. Maar God had het Hem nog niet getoond. Dus zochten Jezus' ogen de menigte af totdat Hij de kleine vrouw zag. De Geest openbaarde het aan Hem en zij realiseerde zich dat zij niet verborgen was. Halleluja! Zij gaf haar getuigenis en Jezus zei haar welgemoed te zijn, haar geloof had haar gezond gemaakt.
Wat was het? De vrouw had, door haar geloof, God aangeraakt door de Zoon van God, Zijn gave, en haar verlangen van Hem getrokken. Dat was een vrouw die Gods gave gebruikte. En Jezus zei dat Hij zwak werd. Een hoeveel groter wonder was het toen God Zijn gave gebruikte in het opwekken van Lazarus. Die keer werd er geen gewag van gemaakt dat Jezus zwak werd. Ziet u het verschil?
U die mijn samenkomsten hebt bijgewoond hebt hetzelfde gezien. U hebt de Here visioenen zien geven en vele dingen zien openbaren. Ongetwijfeld hebt u ook opgemerkt dat ik erg zwak word en beperkt ben in het aantal mensen dat ik kan helpen. Misschien hebt u zich afgevraagd wat er plaatsvindt wanneer ik tot volkomen vreemden spreek en de geheimen van hun hart openbaar. U weet dat Hij in de Schrift hetzelfde deed. Dus behoort het ons niet te verrassen om het vandaag te zien. Ik ben het niet. Het is Jezus.
Wanneer God in de diensten plechtig een visioen geeft op het podium, dan is het uw geloof dat trekt van God en Zijn gave gebruikt. Ik geef mijzelf gewoon over aan God en de Heilige Geest spreekt door mij heen, soms zelfs zonder dat ik weet wat ik zeg. U weet hoe die mensen die in het gehoor zitten bidden dat God mij tot hen zal laten spreken. Zij weten dat ik niet weet wat er verkeerd met hen is. Als God mij hun kwaal zou vertellen dan zullen zij geloven dat het God is die het openbaart. Dan zullen zij geloven dat Jezus Christus aanwezig is, en datgene wil doen wat Hij zou doen als Hij precies hier was in een stoffelijk lichaam. En keer op keer doet God dat. Wat is het? Het is iemand die, door geloof, de Hogepriester aanraakt, precies zoals de vrouw met de bloedvloeiing de zoom van Zijn kleed aanraakte.
Jezus is hier vandaag niet in Zijn natuurlijke lichaam, zodat wij Hem zouden kunnen aanraken zoals de vrouw dat deed, maar Gods gave is nog steeds bij ons. Wij hebben een Hogepriester Die kan worden aangeraakt met het gevoel van onze zwakheden (Hebreeën 4:15). En telkens opnieuw zien wij dat de Hogepriester wordt aangeraakt in de samenkomsten.
Nu thuis of als ik er alleen op uit ben geeft God mij nog veel meer visioenen. Soms kunnen deze visioenen wel een uur duren en wanneer ik er dan uitkom voel ik mij versterkt en verfrist. Zij verzwakken mij niet in het minst. De Here leidt mij misschien om naar een zekere plaats te gaan, om een bepaald iets te doen, of toont mij iets dat zal gaan gebeuren. Ik volg gewoon wat God mij toont. Iedere keer gebeurt het gewoon precies zoals het visioen het toonde. Niet éénmaal in mijn hele leven is het iets anders geweest dan voor de volle honderd procent juist.
Wat is het verschil tussen deze visioenen en de visioenen die ik op het podium heb? Het ene verzwakt mij; het andere verfrist mij. Die op het podium zijn het resultaat van het geloof van een gelovige, gebruikmakend van Gods gave. De andere zijn God Die Zijn eigen gave gebruikt zoals het Hem behaagt.
Herinner u hoe het was met Jezus. Hij wekte Lazarus op, die vier dagen dood was geweest, uit het graf en werd daar geenszins zwak van. Een vrouw raakte de zoom van Zijn kleed aan om genezen te worden van een bloedvloeiing, en Jezus zei dat Hij zwak werd. Het ene was God die Zijn gave gebruikte, het andere was de vrouw die Gods gave gebruikte.
Nu toen Jezus hier op aarde was, woonde in hem al de volheid der Godheid lichamelijk. Ziet u, Hij was om zo te zeggen al het water in de hele oceaan. Deze gave is er slechts een lepel vol van. Maar als het het water van de oceaan is, dan zijn dezelfde chemicaliën die in de lepel zijn, dezelfde als die in de hele oceaan.
Waartoe dienen deze gaven? Zijn zij om een of andere man of kerk te verheerlijken? Zeker niet. Zij zijn er om Jezus Christus te verheerlijken. Als zij voor enig ander doel worden gebruikt dan dat, dan zal God u daarover ter verantwoording roepen op de dag van het oordeel. Ik zeg niet dat God de gave van u weg zou nemen, want gaven en roepingen zijn onberouwelijk (Romeinen 11:29). Laat ons het op deze wijze bekijken. Misschien zal het u helpen het te begrijpen. Toen ik een jongen was, waren wij gewoon om naar een kermis of circus te gaan. Wij hadden geen geld om binnen te komen, dus moesten wij ons best doen om iets vanaf de buitenkant te kunnen zien.
Stel bijvoorbeeld dat er een planken schutting rondom het circus stond, en vlak bovenin bij de top zat er een knoestgat in. Als ik toevallig iets langer zou zijn dan u, dan zou ik een betere kans hebben om op te springen, de bovenkant van de schutting vast te grijpen, en mijzelf op te trekken tot het gaatje waar ik doorheen kon gluren. Nu, u zou misschien sterker kunnen zijn dan ik, maar u zou niet kunnen zien wat ik kon zien.
Misschien ziet u geen visioenen. Misschien bent u een prediker. Ik kan niet prediken. Misschien bent u een leraar. Ik ben geen leraar. Mijn gave is visioenen te zien. Wij zijn tot verschillende soorten bedieningen geroepen, maar wij zijn allen een deel van één groot lichaam.
U mag kort en sterk zijn. U kunt misschien een zwaar gewicht optillen en ermee weglopen. Ik zou lang en vel-over-been kunnen zijn en niet in staat zijn het in beweging te krijgen. Maar God maakte u zo voor uw werk. Hij maakte mij op deze wijze voor mijn werk.
Nu wanneer wij proberen om voorbij het gordijn van de tijd te zien, dan ben ik misschien degene om het te doen. Ik spring, om zo te zeggen op, grijp mijzelf vast en trek mij op. Ik kijk door het knoestgat. De kleine, korte kerel zou dat niet kunnen. Maar ik zou zijn last niet kunnen dragen. Ziet u wat ik bedoel?
God heeft al deze dingen in de gemeente geplaatst ter volmaking van het lichaam. "En Hij heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars; Tot de volmaking der heiligen, tot het werk der bediening, tot opbouwing van het Lichaam van Christus; Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van de Zoon Gods, tot een volkomen man, tot de maat van de grootte der volheid van Christus; Opdat wij niet meer kinderen zouden zijn, die als de vloed bewogen en omgevoerd worden met alle wind der leer, door de bedriegerij der mensen, door arglistigheid, om listig tot dwaling te brengen; Maar de waarheid betrachtende in liefde, alleszins zouden opwassen in Hem, Die het Hoofd is, namelijk Christus; Uit Wie het gehele lichaam, bekwamelijk samengevoegd en samen vastgemaakt zijnde, door alle voegselen der toebrenging, naar de werking van een ieder deel in zijn maat, de wasdom van het lichaam bekomt, tot opbouwing van zichzelf in de liefde." (Efeze 4:11-16)
Volgt u mij? Ik spring op omdat ik de langste ben. Ik grijp mij vast, trek mijzelf op en kijk door het gat in de schutting. U vraagt mij wat ik zie. Ik vertel u dat ik een giraffe zie. Dan laat ik mijzelf neer. Het put mij uit. Opnieuw vraagt u mij of ik iets anders kan zien. Nee, dat kan ik niet, maar ik zal opnieuw kijken. Dus spring ik weer helemaal op, grijp mij vast en trek mij heel erg hard op. O, ik zie een kameel. Ik zie de olifanten, enzovoort. Maar het optrekken verzwakt mij.
Stel nu, dat God Zijn eigen gave gaat gebruiken. Laten wij, om bij de illustratie van het circus te blijven, zeggen dat de circusbaas langs komt. Hij zou ons vragen wat wij aan het doen waren. Wij zouden hem ons handelen verklaren. Veronderstel dat het een vriendelijke en begrijpende man was en dat hij mij gewoon zou optillen. Met zijn grote sterke armen houdt hij mij daar omhoog en dan vraagt u mij wat ik zie. Ik kan de dieren zien komen in de parade. Verderop kan ik de clowns zien spelen. Ik kan het geheel zien. En wanneer hij mij neerlaat ben ik helemaal niet vermoeid. Ziet u, ik ben niet vermoeid omdat hij mij optilde.
Op die wijze is het wanneer ik uit de visioenen kom die Hij mij thuis en zo geeft. Het hindert mij totaal niet. Maar wanneer u trekt, puttend van Gods gave, dan is er een verschil. Dat deed de vrouw toen Jezus zwak werd. Zij trok van God datgene wat zij wilde.
Wellicht hebt u op dit moment noden en zou u van God willen putten. Jezus is hier niet lichamelijk dat u Hem kunt aanraken zoals de vrouw deed. Maar wij hebben Zijn Woord en God is in Zijn Woord. Krijg daar vat op, trek werkelijk hard, en put ervan. Geloof alleen. Alles is mogelijk.
Ik herinner mij hoe ik altijd zat te luisteren naar Paul Rader, wanneer hij predikte in de Fort Wayne Gospel Tabernacle. Hij was een erg dierbare vriend en een werkelijke man van God. Paul schreef het lied dat sinds ik begon in 1946, altijd mijn leuze is geweest: 'Only believe, only believe; all things are possible, only believe'. [Geloven alleen, geloven alleen; alles is mogelijk, geloven alleen]
Enkele jaren geleden was ik in precies dezelfde kamer waar hij dat lied schreef, wachtend tot het mijn tijd was om naar het podium te komen. Ik hoorde dat lied door de luidspreker komen, juist daar aan hetzelfde bureau waar Paul het schreef. Ik huilde als een baby.
Ik herinner mij dat hij vertelde van een ervaring die hij op een zendingsveld had, ik geloof dat het in Zuid-Amerika was. Op een dag werd hij ziek en had een koorts die gewoonlijk fataal was. Paul was een groot gelovige in goddelijke genezing. Hij zei tot zijn vrouw: "Nu liefste, sta mij bij en blijf voor mij bidden, want het wordt voortdurend donkerder in de kamer." Zij waren op grote afstand van enige dokter of hulp. Hij zei dat hij, toen hij niet langer kon spreken, nog steeds zijn vrouw kon horen bidden. Zijn koorts was zo hoog dat hij na een tijdje in een coma geraakte.
Het scheen alsof hij een droom had. Hij dacht dat hij terug was, bomen hakkend ginds in Oregon, waar hij gewerkt had in een houtzagerij. Hij had ervan gehouden om de bijl door het zachte hout van een pijnboom, een spar, enzovoort te voelen gaan. Hij droomde dat zijn baas hem erop uit had gestuurd om een stam van een bepaalde maat te verkrijgen. Hij velde de boom heel vlug, hakte hem door, en stak de bijl erin. Maar toen hij zich bukte om het houtblok vast te pakken, kon hij hem gewoon niet optillen. Hij probeerde het met alles wat in hem was, maar hij kon het gewoon niet. Hij putte zichzelf gewoon volkomen uit met eraan te rukken, maar kon hem desondanks niet optillen.
Met zijn knieën tegen elkaar trok hij en spande hij de spieren in zijn rug en schouders, het blok vastgrijpend, rukkend met alles wat in hem was. Niet in staat het houtblok te bewegen, ging hij er uitgeput tegenaan zitten en begon te huilen. Hij zei: "O, ik heb mijn kracht verloren. Ik kan gewoon niet verder gaan. Ik ben aan het einde van mijn weg." Terwijl hij daar tegen het houtblok aanzat, hoorde hij zijn baas spreken. Maar de baas had een werkelijk aangename stem. Hij zei: "Paul, waarom zwoeg je er zo mee?"
Paul antwoordde: "Wel, ik kan hem gewoon niet optillen, baas."
Hij zei: "Wel, er loopt een rivier, juist aan je zijde. Waarom rol je hem niet gewoon in de rivier, klim je erop en drijf je naar beneden? Het gaat toch hoe dan ook regelrecht naar het kamp." Dus Paul rolde hem gewoon het water in en sprong erop. Hij zei dat zijn kracht tot hem terugkwam. Hij dreef de rivier af, over het gekabbel, het gespetter van het water, zo gelukkig als wat en schreeuwde uit alle macht: "Ik vaar erop. Ik vaar erop."
Paul zei dat toen hij bijkwam, hij languit op het midden van de vloer lag, met zijn volle stem uitschreeuwend: "Ik vaar erop. Ik vaar erop."
Mijn broeder, de Bijbel zegt: "Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid." (Hebreeën 13:8) Jezus zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen..." (Johannes 14:12) En dat Hij met ons zou zijn "...tot de voleinding der wereld." (Mattheüs 28:20)
En vanavond vaar ik Erop, want het is het Woord van de Levende God. Ik geloof dat Hij is opgestaan van de dood. Hij is niet dood. Hij leeft. Ik vaar Erop. Ik geloof Het. Ik weet dat het de Waarheid is. En ik wil dat u op ditzelfde moment uw geloofsarmen neemt en ze om Gods belofte heenslaat. Het zal u regelrecht in de tegenwoordigheid van de Here Jezus Christus brengen, waar alle dingen mogelijk zijn.