De Geest der waarheid
Door William Marrion Branham1 Laten we nu een ogenblik blijven staan terwijl wij bidden. Laten we onze hoofden buigen. Onze rechtvaardige hemelse Vader, terwijl wij nu tot U naderen in die algenoegzame Naam van de Here Jezus, willen wij U prijzen voor wat Gij voor ons hebt gedaan, wat onze ogen hebben gezien en onze oren hebben gehoord in deze laatste dagen van de laatste schouwspelen van de geschiedenis van deze wereld. Terwijl de tijd oplost in de eeuwigheid en we de lichten zien schijnen weten wij dat het niet lang meer zal duren tot de komst van de Here Jezus.
Wij willen U vragen, hemelse Vader, om ons vanavond te gedenken. En als er enige boosheid in ons is, neem het er vanavond uit, Here, zodat wij presentabel voor U mogen zijn, indien Gij vanavond zou komen. Wij bidden voor de zieken en behoeftigen. Wij bidden voor Uw gemeente, zowel hier als rondom de wereld, Uw kinderen overal in iedere natie, dat wij onze klederen mogen wassen in het bloed van het Lam en naar die roep luisteren: "Ziet, de Bruidegom komt. Gaat uit Hem tegemoet." Mogen wij bereid zijn op die tijd, Here, door de genade van God en door de verdiensten van Jezus in Wie wij vertrouwen, om onze lampen te trimmen en dan voorwaarts te gaan om de Bruidegom te ontmoeten. Neem vanavond het Woord des Heren en besnijd onze harten. Neem al het ongeloof eruit weg. Geef ons een geweldige dienst. In Jezus' Naam vragen wij dat. Amen. U mag gaan zitten.
2 Het is beslist fijn hier terug te zijn in de... dit heiligdom van de Here, vanavond in de dienst. We hadden gisteravond een geweldig fijne tijd ginds bij broeder Groomer. En ik herinner me dat we vorig jaar ook een heerlijke tijd hadden.
We hebben overal een geweldige tijd gehad. De Here heeft ons uitermate overvloedig gezegend, meer dan ik ooit dacht dat Hij zou doen. Maar Hij is eenvoudig zo vol genade en vriendelijkheid dat het echt goed is om Hem te kennen, is het niet? En om te bedenken dat Hem te kennen leven is. Hem te kennen is leven.
3 Welnu, morgenavond zullen wij in de Central Avenue Assembly (ik geloof dat het zo wordt genoemd) bij broeder Fuller zijn, nog een fijne broeder. En ik geloof dat het daar een grote gemeente is. En wij hopen dat we misschien een gebedsrij kunnen houden, als het wat broeder Fuller betreft in orde is. Dus we... en dan zullen we de volgende morgen bij... ik geloof dat het de Apostolische kerk wordt genoemd, hier in Phoenix. Ik kan me nu even niet herinneren wie de voorganger, die broeder, is. En... was ik daar vorig jaar? [Een broeder antwoordt: "Nee."]
En dan zondagavond hier in de kerk van onze dierbare broeder Outlaw, de 'Jezus' Naam' kerk. En ik en mijn familie gaan daar met grote verwachtingen naartoe om iets van dat goede zingen te horen. Billy Paul zou dat ondertussen wel helemaal uit z'n hoofd moeten kennen. We hebben dat lied "Ik ga omhoog, omhoog" afgespeeld totdat, eerlijk waar, het ding op de band versleten is. Hij begint ermee op kantoor en op welk moment van de dag ik er ook heenga, dat doet er niet toe, hij speelt dat "Omhoog, omhoog, omhoog". We hebben het eindeloos gedraaid en de opname is zo goed als versleten.
4 Weet u, ik had vanavond een beetje het gevoel dat ik wat schor ben. Ik dacht: "Oh, als ik nu eens iemand zag die voor mij zou kunnen spreken", en toen keek ik toevallig deze kant op en zag broeder Jack Moore zitten. Precies goed. Ik zou nooit... Ik geloof dat dat precies wonderbaar zou zijn, broeder Jack. [De broeder geeft commentaar – Vert] Luister daar nu eens naar. En ik geloof dat ik daarginds ook broeder Roy Borders zie zitten. Jazeker. Broeder Noël Jones zit hier. Oh, my. Wij zijn allemaal aanwezig. Ik denk dat het wellicht een goed moment zou zijn dat ik een beetje rust zou nemen, weet u, en dat er enige van deze fijne mannen hier zullen opstaan om voor mij te spreken als ik schor ben, weet u. Broeder Jack zei: "De Here is niet in die openbaring." [Broeder Branham en de zaal reageren geamuseerd – Vert] Wel, ik was vermoeid toen ik kwam en ik ben voortdurend wat vermoeid geweest. En ik zie de mensen daar staan. Ik weet hoe ze moeten staan en ik ben tamelijk blij dat ik samen met ze sta. Nu, de Here zegene u.
En we zien er nu naar uit dat deze andere samenkomsten eraan komen. En dan volgende week zijn we in de Pinkster Assemblies en zo verder. Dan ronden we het af volgende week woensdagavond op 'Eleventh and Garfield' (ik kan ze niet allemaal onthouden), bij de, ik geloof, de First Assembly of God in de stad. Daarna begint de conferentie in de Ramada.
En er is een banket voor de Zakenlieden ginds in de hoofdstad van Arizona, Tucson. En we weten natuurlijk allemaal dat Phoenix en deze plaatsen slechts voorsteden zijn van die stad. Dat is zo. Dat is de hoofdstad. Dat is mijn woonplaats, weet u, dus... en daarom... bovenop de heuvel. En dan zijn dit slechts de voorsteden ervan. Wel, fijn om u allemaal als buren te hebben, daarom...
Ik geloof dat het broeder Rasmussen was die op een avond iets dergelijks in een samenkomst zei en (oh, my!) het leek de samenkomst in opschudding te brengen. Ik geloof dat we in Houston waren en dat was Ramsire (daar was het) en hij zei... Het was de avond dat de Engel des Heren naar beneden kwam en ze de foto maakten, hij zei: "Al u mensen van Dallas en omgeving," zei hij, "we weten dat het de voorstad van Houston is." En oh, my! Texas kon dat niet verdragen zoals sommigen van u dat kunnen. Dus toen werd het doodstil in de zaal. Wel, Hij is geweldig goed.
En ik denk dat we nu hier de Schrift zullen gaan opslaan en gedurende enige tijd een klein getuigenis geven. Zou dat het niet een beetje veranderen? Ik heb er zo hard mee in de rondte geslagen dat ik me beschaamd begin te voelen u aan te kijken. Het geeft u misschien een beetje rust en het geeft u een getuigenis van de goedheid van onze Heer.
Laten we een plaats opzoeken in Johannes, het zestiende hoofdstuk van Johannes. En ik heb... 16, vers 12. Ik zou vanaf die plaats willen lezen in het Evangelie van Johannes. Ik houd ervan het Woord te lezen, omdat het het Woord is wat ons laat weten dat het waarheid is. Te beginnen met het twaalfde vers en luister nu aandachtig omdat ik u een getuigenis wil geven. En we zullen proberen een beetje vroeger te eindigen. Ik heb u zo lang gehouden. En morgenavond, wel, dan blijven we wel een half uurtje extra. Dat zou het tot ongeveer één uur maken, is het niet? Dus... dit is het begin van het twaalfde vers:
Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen.
Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, zal Hij u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelf niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
Die zal Mij verheerlijken, want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
Al wat de Vader heeft, is Mijne; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
Weet u, we hadden daar gisteravond in het bijzonder een klein voorbeeld van. Nu, daar wij mensen van het Volle Evangelie zijn, geloven wij in al de handelingen van de Heilige Geest. En dat is de enige manier hoe we 'Volle Evangelie' kunnen zijn, door het volle Evangelie te geloven, alles wat de Here heeft geschreven. En ik geloof dat wij, wijzelf, niets zijn.
5 We zijn hetzelfde als... Zoals ik gisteren tegen broeder Carl zei toen we naar een boom keken; ik zei: "Is dat geen mooie palmboom? Maar goed beschouwd stelt het niets voor dan een hoeveelheid vulkanisch as. Dat is alles wat het is." En ik zei: "Hoe anders is hij nu dan die eucalyptusboom." Wel, wat is een eucalyptusboom? Vulkanisch as, met slechts leven erin. En ik zei: "Wat ben ik uiteindelijk? Wat bent u? Vulkanisch as. Dat is het precies – van de aarde, stof der aarde met daarin het leven."
6 Maar ieder leven werd geplant door de Meester-levengever en Hij weet precies hoe en wat te doen. En alles wat Hij hier op aarde heeft geplaatst is voor Zijn glorie. De sterren zijn voor Zijn glorie, de winden zijn voor Zijn glorie, de bloemen zijn voor Zijn glorie en wij zijn de bekroning van Zijn glorie.
7 Maar het schijnt dat alles Hem wil gehoorzamen behalve de mens. De mens schijnt de... Hij heeft zo'n tijd omdat hij het enige was dat viel. Al het andere bleef in Zijn oorspronkelijke toestand. Maar de mens viel. Daarom heeft God een strijd met hem om hem te bewegen te doen wat goed is en Hem te gehoorzamen.
8 En een van de grootste problemen voor God gedurende de jaren, zoals de geschiedenis van de kerk toont, is om iemand te vinden die Hij volkomen onder Zijn controle kan krijgen. Hij heeft slechts één man nodig. Hij heeft altijd één man per keer gebruikt. We hebben dat de laatste paar avonden bestudeerd – één man, niet een groep. Hij wil er slechts één. Dat is alles wat Hij nodig heeft, omdat twee mannen twee verschillende opvattingen zouden hebben. Hij vormt slechts één man – vertegenwoordigt Zichzelf door die ene persoon. Nimmer deed Hij het anders dan zo; ziet u.
9 Nu heeft Hij vandaag één Persoon en die Persoon is Degene over wie wij zojuist hebben gelezen: de Heilige Geest. Hij is de Persoon die God heeft uitgezonden, de Geest van Jezus Christus naar de aarde – de Geest van God om door Zijn gemeente Christus te manifesteren en te verklaren; zie, om zo het leven van Christus door de gemeente voort te zetten.
10 Nu, dat is zo'n geweldige zaak en toch is het zo eenvoudig als we even zouden stoppen om na te denken. We duwen, we huiveren, we vrezen, we raken opgewonden en vertwijfeld door alleen maar te denken: "Wel, moet ik me erin duwen?" Dat is het niet. Het is slechts je overgeven; zie, beseffen dat je niets bent en je laat je volkomen overnemen door Hem, neemt je denken over, neemt je...
11 Nu bedoel ik niet om naar Christus toe te wandelen met alleen maar een lege geest. Dat bedoel ik niet. U komt naar Hem toe met uw volle verstand en met een berouwvolle geest en nederig. En dan zegt u: "Here Jezus, hier ben ik. Nu staat hier in Uw Woord geschreven dat U veel dingen had te zeggen tegen de discipelen. U zei dat ze die nu niet konden dragen en misschien is dat vandaag ook met ons het geval. We kunnen ze niet begrijpen."
12 God kan eens iets anders laten oprijzen en we veroordelen het direct. In plaats van de Schrift te onderzoeken om te zien of het juist is of niet, gooien wij het snel opzij: dat stelt niets voor. Wij behoren deze dingen te onderzoeken, te ontdekken of ze juist zijn of niet. En onthoud, als ze niet juist zijn zullen ze tenslotte sterven. Want Jezus zei: "Iedere plant die Mijn hemelse Vader niet heeft geplant zal worden uitgeroeid."
Maar ik geloof dat het Gamaliël was die toen deze geweldige uitspraak deed: "Als het van God komt willen we niet schuldig bevonden worden er tegen te vechten. En als het niet van God komt zal het hoe dan ook op niets uitlopen." Bestudeer het dus en denk er over na.
En nu zei Hij hier: "Maar wanneer Hij, de Heilige Geest is gekomen..." Nu was er enige tijd geleden iemand die sprak en zei: "De Heilige Geest is eigenlijk je geestelijk verstand – u denkt." Dat zou van de Heilige Geest een gedachte maken.
Maar de Bijbel zei: "Wanneer Hij..." (En Hij is een persoonlijk voornaamwoord. Zie?) "Wanneer Hij, de Persoon – Heilige Geest, God – komt, zal Hij u deze dingen openbaren die Ik u verteld heb."
13 Dus u ziet dat er geen andere manier bestaat om te weten wat de waarheid is dan door... Je kunt het niet krijgen door beschaving, door seminarie-ervaringen; u krijgt het slechts door de Heilige Geest. Hij is Degene die gezonden is om het te openbaren. Nu... toen zei Hij ook: "En Hij zal u toekomende dingen vertellen."
14 In Hebreeën, het eerste hoofdstuk staat: "God sprak eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen in de profeten; maar in deze laatste dag in Zijn Zoon, Christus Jezus"; ziet u. Het is de Heilige Geest die het bezit overneemt, of die de gemeente in bezit neemt om Christus door de gemeente te laten werken. Dan wordt u zoals Hij was. Hij werd zoals u was, zodat u kunt worden zoals Hij was; zie. Hij werd u zodat u Hem kon worden.
15 Het gaat boven begrijpen uit. Er bestaat geen manier om het uit te leggen en probeer dat ook niet. Aanvaard het slechts. Hij sprak het en dat maakt het vast. Zeg eenvoudig dat het juist is. Geloof het.
16 Nu, als jonge Christen heb ik altijd deze bewering gedaan: ik was blij dat God een houvast op mij kreeg voordat de kerk dat deed. Moeilijk te zeggen wat er van mij was terecht gekomen. Maar ik was dankbaar voor het leiderschap en het directe contact waarmee de Heilige Geest indruk maakte in mijn leven, zelfs voordat ik mij eraan had overgegeven. Want als jonge knaap wist ik reeds dat er iets was. Hij sprak en ik sprak tot Hem en Hij sprak tot mij terug. En ik begon op te merken dat de dingen die Hij mij als jong kind vertelde, precies zo gebeurden als Hij had gezegd dat ze zouden gebeuren. Daarom wist ik dat het waar moest zijn.
17 Nu ben ik een oude man, en ik heb nimmer één keer... En ik kan de wereld als getuige oproepen en vragen: "Leg uw vinger op één ding dat Hij mij ooit als 'ZO SPREEKT DE HERE', in de Naam van de Here heeft verteld, dat niet absoluut de waarheid was èn het feit èn dat het plaats vond"; van de duizenden en duizenden dingen.
18 Wat heeft... waar zeg ik dit voor? Zie, ik heb ons allemaal vulkanische stof genoemd. Maar het is de belofte van Gods Woord. Daarom kan ik geen vertrouwen hebben in mijzelf; u kunt geen vertrouwen hebben in uzelf; maar samen kunnen we vertrouwen hebben in wat over ons is geplaatst. De Heilige Geest heeft ons overgenomen. Daar moeten we vertrouwen in hebben. En als we ons vertrouwen daarin stellen, dan komen de resultaten.
Het zou voor mij onbegonnen werk zijn om zelfs maar te proberen het topje op te lichten, om u te vertellen van de dingen die de Heilige Geest heeft gedaan in mijn eigen opgebroken leven, in mijn dagen. Ik zeg dit met Zijn Bijbel, Zijn Woord, open. En dat ìs Hij. Hij is het Woord.
19 Kijk, dit zaad hier komt in het vulkanische as, op de wijze van een geestelijk wezen. God komt binnen als Geest en is werkzaam door het as. Daarom is het niet de man; God. En als ik zou gaan zitten en tijd nemen de dingen op te schrijven die ik Hem heb zien doen, dan zou dat een hele reeks boekdelen opleveren. Om daar aan te denken, hier, drieënvijftig jaar oud en ik kan voor God, Zijn gemeente en de Bijbel, in de tegenwoordigheid van deze groep zeggen dat ik het nog niet één keer heb zien falen – iedere keer is het exact de spijker op z'n kop geweest.
20 Uitgezonderd pas geleden toen ik naar het Westen kwam. Ik neem aan dat velen van u de band hebben gedraaid en dat u het begreep. Ik weet niet wat... Ik ben aan het wachten. Ik ben nu hier en weet niet waarom. Ik wacht slechts. Misschien is dit de tijd van mijn naar huis gaan. Het lijkt er erg veel op. Als dat zo is zal er iemand ná mij opstaan die de boodschap verder zal uitdragen. Hij zal een eigenaardig persoon zijn, maar hij zal hierna opstaan en de boodschap overnemen. En luistert u daarnaar. Zo lang het de Schrift is, blijf erbij.
21 Als dat niet zo is dan komt er nu een ander deel, want ik geloof dat we in de laatste dagen leven. En ik ben dankbaar dat ik in deze dag heb geleefd. Ik zou deze dag voor geen enkele andere dag willen ruilen. Dit is de meest glorieuze dag die er ooit op de aarde is geweest. Er is geen enkele dag die ooit deze dag heeft overtroffen. O, wat zouden Mozes, Elia, Paulus, Silas... Als deze grote geloofshelden uit de voorbije dagen zouden kunnen opstaan en een geschiedenisboek pakken, en ze zouden zien dat, waarover ze hadden geprofeteerd, precies was uitgekomen, en zien waar wij ons nu bevinden... Wel, ze zouden binnen een uur in de gevangenis zitten. Beslist. Ze zouden als wilden de straten op en neer lopen, zo hard als ze maar konden om het Evangelie uit te bazuinen: "De tijd is aanstaande!" Dan zien wij vanavond dat we veel tekort komen aan de glorie van God.
Maar ik zou gedurende een korte tijd iets willen vertellen, om de gemeente als het ware... Tussen twee haakjes, heeft Billy Paul vanavond in deze gemeente gebedskaarten uitgedeeld? Ik kwam zojuist een paar minuten geleden uit Tucson. Deelde hij kaarten uit? Dat zal erg moeilijk worden om ze langs te laten komen. We zullen het proberen.
22 Welnu, ik zal het niet lang maken, zal slechts getuigenis afleggen van deze Schrift: dat Christus Zijn gehele Woord houdt. Dat moet Hij wel. Hij moet dat doen. Kijk, ik hoef dat niet te doen. Ik ben een sterveling, onderworpen om fouten te maken. Hij is onsterfelijk, onfeilbaar. Hij moet het Zijne houden; zie, maar ik hoef het mijne niet te houden, u hoeft dat van u niet te houden. Maar Hij wel.
23 O, plaatst dat niet iets in u, om te weten dat Hij absoluut aan dat Woord is gebonden? En bij... Hoe zijn wij deze week door de Bijbel gegaan met deze profeten en aartsvaders en iedere keer zagen we dat, wanneer de gemeente daarbij vandaan ging, God direct iemand zond om ze regelrecht weer terug te schudden naar dat Woord, om de gemeente weer in lijn te brengen. Het is altijd zo geweest. Dat is Gods manier. Hij koos de mens om dat te doen.
Welnu, als Hij de sterren had gekozen om het Evangelie te prediken dan was het reeds lange tijd geleden voor elkaar geweest. Zij zouden nimmer uit Zijn wil zijn gegaan. Als Hij de zon had gekozen om het te prediken of de winden om het te prediken, dan zouden ze nimmer uit Zijn wil zijn gegaan.
24 Kijk, maar wij zijn op de basis van vrije morele keuze. Wij kunnen handelen zoals wij willen. Dat is de reden waarom wij Hem zoveel hartzeer bezorgen – altijd op déze manier en wij willen onze eigen manieren erin injecteren en bij Zijn wegen weggaan; ziet u. En zoals ik eerder heb gezegd, de mens is voortdurend God aan het prijzen voor wat Hij heeft gedaan en zegt altijd wat Hij zal doen, en tegelijkertijd ontkennen ze wat Hij aan het doen is; ziet u.
Iemand zal zeggen: "O, God opende de Rode Zee. Ja. Glorie voor God, dat is juist."
"Ja, Jezus zal terugkomen, halleluja! Dat is juist."
Maar vandaag als je over Hem spreekt: "Ach, dat was voor een andere dag"; ziet u. Altijd wat Hij hééft gedaan, wat Hij zàl doen, maar ontkennen wat Hij aan het doen is.
25 Dat is precies dezelfde toestand die Jezus Christus aantrof toen Hij naar de aarde kwam. God had beloofd wat Hij had gedaan en hier stond Hij voor hen en ze kenden Hem niet. "Hij was in de wereld en de wereld is door Hem geworden en de wereld heeft Hem niet gekend." Dat is juist. "Doch allen die Hem hebben aangenomen, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden." Dat is het heerlijke gedeelte.
26 Ik zou over een klein visioen met u willen spreken dat ik enige tijd geleden had. En, ik weet het niet, misschien heb ik het nog niet eerder verteld dan ergens aan iemand persoonlijk. Maar ik heb pas een van de belangrijkste personen voor mij op aarde verloren – mijn moeder.
27 En ik hield van mijn moeder. Hoe heb ik haar gezien als ze van de tafel opstond, want we waren zo arm dat we vaak niet te eten hadden en ze zou... Soms bracht papa wat brood mee als hij ergens een winkel had schoongeveegd of zoiets en dan goten ze er koffie overheen en deden er dan suiker op. En moeder deed alsof ze geen honger had, zodat wij kinderen iets te eten konden krijgen. O, dat kan ik niet meer vergeten en de vele keren dat ze me optilde en de dingen die ze voor me deed. Maar weet u, God is zo vol van genade. Hij begrijpt al deze dingen wanneer Hij ze moet wegnemen. En daarom houd ik van Hem.
28 Het was altijd zo, dat voordat iemand van mijn familie stierf, ik dat van te voren in het visioen zag. Ik zag mijn broer toen ik pas ongeveer achttien, negentien jaar oud was. Ik zag hem voordat hij heenging. Ik was zelfs geen Christen, maar ik zag het visioen voor mij komen; zag mijn broer heengaan. Ik zag mijn vader toen hij heenging. Howard – velen van u herinneren zich Howard. Howard... u herinnert zich dat ik twee jaar voordat het gebeurde zei: "Howard, ik zag dat jouw plek werd aangegeven. Jij bent de volgende." Ik zei: "Maak je gereed, broer, want jij bent de volgende die zal gaan." En dat was zo, precies juist.
29 En toen, hier enige tijd geleden... Nu hoop ik dat dit niet heiligschennend klinkt, maar alleen om u de zorg van God te laten zien. God is altijd evenzeer geïnteresseerd in kleine dingen als in de grote dingen. Nu wil ik dit zeggen ten gunste van sommigen van deze fijne predikers, zodat misschien (en ik reken mijzelf daar ook bij)... Welnu, we zouden allemaal wel een Billy Graham willen zijn, maar we... en we zouden allemaal een Oral Roberts willen zijn. Maar we zijn geen Billy Graham of een Oral Roberts. Wij zijn Gods dienstknecht in het veld waarin Hij ons heeft geplaatst; zie. Ongeacht hoe klein of hoe groot het is, in de ogen van God is het precies hetzelfde, altijd hetzelfde, om juist te handelen op de plaats waar u zich bevindt. Het is altijd een geweldige zaak om de Here te volgen.
30 Ik zou liever winnen... of gaan en een gemeente hebben met vijftig mensen erin in de wil van God, dan heen te gaan en er vijfduizend hebben uit de wil van God. Beslist. God kan met een man in Zijn wil in één uur meer doen dan Hij zou kunnen doen met een man uit Zijn wil in vijftig jaar, zie. Hij struikelt en wankelt, zoals schieten in het donker. Maar wanneer een man echt in de wil van God is en zijn roeping weet, dan zou hij daarin moeten blijven.
31 En nu over de visioenen en hoe de Here God ermee werkt. "Wanneer Hij, de Heilige Geest is gekomen, zal Hij deze dingen openbaren waar Ik met u over gesproken heb." Welnu, het is nutteloos om te proberen dit op een andere manier uit te zoeken. Hij is de Auteur. Hij behoorde beslist te weten wat Hij schreef. De Bijbel zei dat Hij het schreef. Zie? Mannen van ouds die bewogen werden door de Heilige Geest schreven het Woord. En als de Heilige Geest de Auteur van het Woord is, dan weet Hij beslist beter hoe het moet worden uitgelegd dan wij. Laat Hem de uitleg erover geven.
32 En weet u op welke manier Hij het uitlegt? Mis deze dingen niet als u naar een genezingsdienst komt. Kijk, mis dit niet. Hoe legt Hij het uit? Hierdoor: door het te betuigen; het zo te maken. Dat is wat Jezus zei: "Onderzoek de Schriften. Daarin denkt u eeuwig leven te vinden en deze zijn het die zeggen Wie Ik ben. Die zijn het die van Mij getuigen. En wie kan Mij veroordelen; wie kan Mij beschuldigen van zonde? (Zonde is ongeloof.) Als Ik de werken niet doe die van Mij geschreven staan, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken doe en u Mij niet kunt geloven, geloof dan de werken, omdat het Woord ervan sprak"; ziet u. Dat is gewoon nuchter verstand.
33 Welnu, Gods gaven en roepingen zijn onberouwelijk. Wij weten dat de Bijbel dat zegt. Dat zijn ze. Het is nu ongeveer twee jaar geleden. Op een morgen had ik door het huis heen en weer gelopen en was in een stoel gaan zitten. Nu, dit lijkt erg vreemd dat God er een dier bij zou betrekken. Zoals een dierbare broeder over dat visioen van de hemel en deze kleine optilling die ik had – ik geloof dat ik u er eens over heb verteld in een samenkomst. Hij schreef mij pas geleden een brief en zei (het stond in de Stem van de Zakenlieden), hij zei: "Het was... uw visioen was in orde, broeder Branham, uw verandering. Maar luister, het was in orde totdat u zei dat uw paard waar u eens op reed eraan kwam en zijn hoofd op uw schouder legde." Hij zei: "Er zijn geen paarden in de hemel, broeder Branham. De hemel is gemaakt voor menselijke wezens, niet voor paarden."
"Wel," dacht ik, "wel, meestal als je zo iemand aantreft, moet je alles uitleggen, ze proberen alleen maar op iets te pikken, zie. Je kunt God hoe dan ook niet uitleggen; je moet Hem slechts geloven. maar het zou hem kunnen helpen."
Ik zei: "Broeder, ik zei helemaal niet dat ik in de hemel was. In het visioen vroeg ik naar Jezus en ze zeiden dat Hij nog wat hoger was dan daar. Ik bevond mij in een plaats zoals het paradijs. Maar opdat het u zou mogen helpen, in het boek Openbaring staat dat Jezus uit de hemel der hemelen kwam, rijdende op een wit paard en al de hemelse legerscharen volgden Hem op witte paarden. Dus moeten er daarboven in de hemel der hemelen enige zijn."
34 God is in alles geïnteresseerd. Hij is geïnteresseerd in de kleine dingen die u doet èn in de grote dingen die u doet. Hij is erin geïnteresseerd hoe u voor uw kleine kudde zorgt, of hoe u, andere mannen, zorg draagt voor uw grote kudde. Hij is geïnteresseerd.
35 Enige tijd geleden was er een beroemde fijne broeder van mij... we waren bij... op een plaats aan het vissen. Ik had de diensten beëindigd en nam wat rust. We hadden met slakken gevist en een behoorlijke hoeveelheid vis gevangen. En die avond zetten we onze forellenlijnen uit en we kwamen aas te kort. En laat in de middag ging ik op weg om een paar kleine koningsvisjes te vangen, hele kleintjes zijn dat, zie. De grote zou je kunnen eten maar dit is slechts kleine aasvis. Welnu, ik wierp de lijn in, de vlieglijn, en ving ze, deed ze in een emmer en iets trof mij terwijl ik op deze boot zat.
36 Deze jongen was een Jehova's Getuige geweest en zijn broer was pas gered en vervuld met de Heilige Geest. Dus de twee jongens waren bij ons. En terwijl ik deze visjes ving, wij allemaal, trof iets mij. En ik zei: "Weet je, er zal iets worden opgewekt zoals het leven van een klein dier." Wel, een klein dier...
37 Nu, velen van u herinneren zich hoe het Woord van tevoren sprak en zei dat er een kleine jongen zou terugkomen van de dood, die door een auto was geraakt. Broeder Jack Moore is vanavond bij mij, die er in Finland bij was toen dat gebeurde. Velen van u hier zullen zich herinneren dat ik dat hier vertelde, ziet u, dat ik u vertelde om dat in uw boek op te schrijven.
38 Merk op. En broeder Woods keerde zich om – broeder Banks Woods, degene wiens jongen van polio genezen was – en hij keerde zich om en zei tegen z'n broer: "Let goed op. Er gaat iets gebeuren." Ik bleef de visjes vangen; ziet u. Dus we deden het lokaas aan de lijn. Die avond vingen we niets. De volgende morgen zei ik: "Er waren nog enkele koningsvisjes daar."
En hij zei: "Zeg, tussen twee haakjes. Zei u niet dat er iets uit de dood zou verrijzen?"
Ik zei: "Ja."
Ik zal u vertellen dat toen ik van huis ging ze... mijn kleine meisje... Wij zijn nogal... U mensen mag ze hebben als u dat wilt, maar ziet u, ik ben bang voor een kat. Ik houd eenvoudig niet van dat achterdochtige gevoel wat je bij ze krijgt. Dus we hebben ze niet rondom het huis en ik geloof dat de kat kan begrijpen dat ik bang voor hem ben. Want mijn vader was ook bang voor katten. Dus mijn kleine meisjes wisten dat ze geen katten daarheen moesten nemen. En de kleine... mijn kleine meid liep met een ander meisje door de laan en ze kwam met een heel treurig gezichtje binnen en ze zei: "Papa..."
Ik zei: "Wat wil je, lieverd?"
Ze zei: "Er is iets heel ergs gebeurd."
Ik zei: "Wat is het?"
Ze zei: "Als u dat eens wist."
Ik zei: "Wel, zeg het maar."
Ze zei: "Iemand heeft een arme, oude kat hier in de laan naar buiten gegooid." En ze zei: "Het ding is al bijna dood, kan nauwelijks lopen." En ze zei: "Papa, vindt u het erg als we hem eten geven en ervoor zorgen?"
Ik zei: "Beslist niet. Als je hem eten wil geven wees dan voorzichtig. Laat je niet door hem krabben." Ik zei: "Laat me de kat zien."
Dus toen ze de kat brachten, haalde ik een doos en natuurlijk hadden we de volgende morgen een hele hoop jonkies. En toen zat de kleine jongen van mij, kleine Jozef, naar ze te kijken toen ik wegging. O, hij vond ze schattig, weet u, ze klauterden in het rond, weet u, en... Dus hij pakte er een met zijn hand en kneep er een beetje te hard in en liet hem op de stenen vallen. Het kleine ding begon in het rond te draaien.
Ik dacht: "Oh, my."
39 En ik dacht: "Welnu, dat zou dat katje kunnen zijn als ik weer thuis kom." U herinnert zich dat geval met de opossum. Ik dacht: "Wel, het zou dat katje kunnen zijn." Dus toen zaten we in een kleine inham te vissen en toen vingen we deze behoorlijk grote koningsvissen en gooiden de kleintjes terug.
40 Broeder Lyle, broeder Banks' broer, was aan het vissen met een werphengel, met een hele grote haak, met een grote tros wormen eraan. Hij liet die kleine koningsvis die haak helemaal inslikken tot in z'n buikje. En toen hij hem optrok zei hij: "Nu, ik wou dat jullie hier eens naar keken", ongeveer zó lang. En hij kon de haak er niet uitkrijgen en volgens mij bestond er geen andere mogelijkheid dan de lijn door te snijden, maar hij wilde zijn haak behouden. Dus hij trok gewoon de kieuwen en maag en alles uit hem vandaan en gooide hem op het water. En hij huiverde drie of vier keer en lag daar stil. Hij zei: "Je hebt je laatste kruid verschoten, kereltje."
En ik zei: "Lyle, als hij begint te bijten... pak een kleinere haak dan die. Wanneer hij begint te bijten – pak deze vlieghengel hier – precies als hij begint te bijten, vang hem dan; zie, voordat hij hem inslikt, sla hem aan in zijn bek." Ik zei: "Dat is de sport om ze zo te vangen."
"O," zei hij, "ik heb verkeerd getrokken." Hij ging zo door en hij probeerde het eerst een paar keer en miste het ongeveer drie of vier keer. En hij legde het ding neer en zei: "Ik zal het hem opnieuw laten inslikken."
41 Dus deze kleine vis dreef daar zo rond op het water gedurende een kleine, o, ik denk dertig minuten. En de golven begonnen hoger te worden en kwamen naar binnen. Ik zei: "Wel, we zullen binnen korte tijd moeten vertrekken. We hebben nu een emmer vol. We zullen moeten weggaan." En ik stond op om hem op een paar waterleliebladeren te gooien en dan in te halen. Er zaten een paar grote 'roodbuiken' onder. Dus ik begon het aas van het lelieblad af te trekken; u weet, je gooit het op het blad en haalt hem binnen (zoals u mannen en vrouwen dat over vissen weten).
42 En toen ik dat begon te doen, kwam er plotseling iets door de heuvels naar beneden; zoiets als een windvlaag. En het kwam op mij. Ik liet de hengel vallen en ging rechtop in de boot staan en ik keek om me heen. En ik hoorde een stem zeggen: "Ziet u die kleine vis?" En daar was hij, lag daar.
Ik zei: "Zie je die kleine vis?", precies zoals Hij had gezegd. Daar... zijn kleine vinnen stonden stijf uit en hij was... lag al een half uur op het water. En deze Bijbel ligt nu open voor mij; ziet u.
En Hij zei: "Spreek tot hem en geef hem zijn leven terug."
En ik zei: "Klein visje, in de Naam van de Here Jezus; ik geef jou je leven terug."
En deze mannen stonden daar te kijken, die kleine vis keerde zich om van z'n buik en daar schoot hij door het water heen. Het leek of ze flauw zouden vallen! Lyle waste z'n gezicht met water. Hij zei: "Ik zal na een poosje wakker worden." Hij zei: "Ik weet dat ik droom."
Ik zei: "Je droomt niet." En precies op diezelfde tijd had ik vermoedelijk dertig of veertig spastische kinderen op mijn gebedslijst staan. En dat God dan bij deze spastische kinderen vandaan zou gaan en die kleine vis terugbrengen! Het laat alleen zien dat Hij in elk ding geïnteresseerd is.
43 Waarom zou Hij Zijn kracht willen gebruiken om een vijgenboom te vervloeken terwijl er duizenden melaatsen in het land waren? En Hij ging aan deze melaatsen voorbij en liep verder en plaatste een vloek op een vijgenboom. En Hij zei: "Geen mens ete van u", en de vijgenboom verdorde. Gebruikte Zijn kracht om te laten zien dat Hij geïnteresseerd is in bomen, dat Hij geïnteresseerd is in vissen, dat Hij geïnteresseerd in u is en dat Hij geïnteresseerd in mij is. En Hij is er in geïnteresseerd om te zien dat Zijn Woord wordt gemanifesteerd en Hij is van ons afhankelijk om dat te doen, want wij zijn Zijn vertegenwoordigers. Niets van onszelf; het is Hij – we wijden ons toe en wandelen met Hem.
44 Ik zag die morgen een visioen. Ik zag een groot dier tegen een heuvelrug aanliggen. O, het had een enorm stel horens. In dit visioen was ik ongeveer om tien of elf uur overdag bezig aan een jachttocht. En ik sloop naderbij en schoot het dier.
45 En toen stond er op de terugweg een enorm grote grizzlybeer vlak voor mij op en ik schoot hem. En toen zag ik dat ze de horens namen en een kleine hand greep naar de horens, legde de meetlat er op en het mat tweeënveertig inches [105 cm.] van de bovenkant van het voorhoofd tot het einde van de horen: tweeënveertig inches hoog.
Ik heb nimmer een dergelijk dier gezien – hele lange punten aan zijn horens en toch leek hij op een hert. Maar hij... oh, my, hij was twee of drie keer zo groot als een hert. Ik had nooit eerder zoiets gezien. Wel, ik zei: "Misschien zal het op een dag gebeuren. Ik zal het opschrijven."
46 Ik ging naar Kentucky met een vriend van mij en broeder Miner Arganbright belde me op en zei: "Broeder Branham, hebt u het druk?"
Ik zei: "Niet zo erg." Ik zei: "Ik was op mijn... ik heb nu twee weken gehad. Ik heb een beetje vakantie."
Hij zei: "Kom met me mee naar Canada, naar Alaska. We willen een afdeling van Zakenlieden oprichten in Anchorage en ook in Fairbanks."
Ik zei: "Dat klinkt goed, als ik de tijd kan vrijmaken om het te doen."
Hij zei: "Wel, broeder Branham, als u het doet zal ik u iets vertellen. We zullen u een fijne jachttocht op grizzlyberen bezorgen." Hij zei: "O, dat klinkt fijn." Ik dacht: "O, o, daar is het visioen, zie je. Dat is het. Een fijne jachttocht op grizzlyberen." Ik zei: "Dat klinkt goed. Ik ga niet dáárvoor, maar als we daarginds zijn en enigen van de gidsen willen me gratis meenemen dan zal ik blij zijn om te gaan."
Dus hij zei: "Wel, dat zullen we doen. We zullen het regelen."
Ik zei: "Welnu, wacht eerst even. Laat me erover bidden."
Ik ging die dag de bossen in en iedere keer als ik bad, raakte ik er verder bij vandaan, de hele tijd – raakte er totaal bij vandaan. Ik dacht: "Dat is vreemd." En twee dagen daarna belde ik broeder Arganbright op en ik zei: "Nee."
Hij zei: "Broeder Branham, we hebben zojuist dingen geregeld."
Ik zei: "Doe het niet. De Heilige Geest heeft het afgekeurd." En ik vertelde hem het visioen. Ik zei: "Ik weet het niet, broeder Arganbright, maar het is vreemd. Maar Hij wil me niet daarheen laten gaan en toch lijkt het erop of dat de plaats zou zijn."
En hij zei: "Welnu, we zijn allemaal van plan om te gaan." En ik zei... Nu, velen van u zullen broeder Arganbright zien. Hij komt nu hierheen om dingen met mij te regelen om na deze diensten overzee te gaan. Dus dan kunt u hem naar het verhaal vragen.
47 Dus hij zei... Ik zei: "Nee. Ik kan het eenvoudig niet doen. De Heilige Geest zei me van niet." Het is het beste om te gehoorzamen, ongeacht hoe geweldig, hoe goed het eruit ziet! Ik zal morgenavond over iets dergelijks gaan spreken, zo de Here wil. Dus onthoud nu: ongeacht hoe goed het eruit ziet, als God er niet in is, blijf er dan bij vandaan. Ongeacht hoe schitterend het lijkt, blijf erbij vandaan. Hoe voorspoedig... blijf er bij vandaan als God er niet in is. Blijf erbij vandaan. We zullen daar morgenavond over gaan spreken, zo de Here wil.
48 Dus toen ik naar huis ging, zei Billy tegen mij (mijn zoon), hij zei: "Pa, kent u die jager nog waar u vorig voorjaar mee bent gaan jagen, die Southwick heet?"
"Oh," zei ik, "ginds in de... ten zuiden van de Yukon, daar?"
Hij zei: "Ja." Hij zei: "Er is hier een brief voor u." Het was van broeder Eddy Byskal, die het hoofd is van de predikersvereniging van dat land daar in het Noordwesten, een erg fijne jongen. Misschien zit hij hier in deze samenkomst. Hij was van plan in deze tijd deze kant op te komen; fijne kleine jongen. En hij heeft een fijn gezin. Hij doet zendingswerk ginds in het Noorden bij de Cree's, de Cree-indianen. En tijdens de laatste herfst was ik bij hem.
49 En toen (of deze zomer, liever gezegd), toen wilde hij (Eddy) me meenemen naar Bud, die een van zijn bekeerlingen tot Christus was. Zijn vrouw was een echte 'Pinkstervrouw'. Bud was een veeboer en hij was pas binnen gekomen. Maar waar zij de Indianen uit verdreven hadden en ze in het reservaat hadden gestopt, daar was hij toegestaan om op een groot gebied te jagen, ongeveer zes... O, ik vermoed dat hij daar ongeveer achthonderd vierkante kilometer of meer had, het door de Canadese regering aan hem toegestane territorium.
Wel, dat voorjaar toen ik daarboven was, gingen we na de samenkomsten op beren jagen. Maar toen we... in mei. Maar de Chinook kwamen en dat weerhield ons. We hadden ongeveer... hij had nimmer iets over de samenkomsten gehoord en Eddy overspoelde hem met dingen over de diensten.
En hij zei: "Je wilt me toch niet vertellen dat God vandaag Zichzelf bewijst en dingen toont die zullen komen voordat het gebeurt?"
Eddy zei: "Zo is het precies."
Dus bleef hij tegen mij praten. Hij zei: "Weet u, ik heb een broer die epilepsie heeft." Hij zei: "Als u maar bij die broer kon komen." Hij zei: "Ik geloof... als ik hem maar mee kon krijgen naar een van uw samenkomsten, dan geloof ik dat hij genezen zou worden." Ik zei... Hij zei: "Hij heeft het al z'n hele leven."
En ik zei: "Het zou kunnen."
50 Wel, in die tijd van het jaar wordt het daar niet donker, weet u. De zon gaat even onder en gaat... O, je kunt op welke tijd dan ook maar midden in de nacht, om één uur de krant staan lezen, of wat dan ook; ziet u. En ongeveer in het laatste gedeelte van mei gaat de zon helemaal niet onder. Ze raakt nauwelijks de einder aan, is ongeveer tien minuten weg en komt weer op. We gingen dus pas liggen als we moe werden.
En op weg daar naartoe ontmoetten we een groep Indianen. En o, ik vond daar dat oude opperhoofd. Ze lieten hem daar blijven omdat hij twee kinderen had... Ze begraven hun kinderen in een uitgeholde boomstam, hun geliefden – een bepaald soort religie – en ze hangen ze in een boom. Dus daarom lieten ze die familie daar blijven. Fijne oude kerel, over de negentig jaar oud, die net zo rechtop in het zadel zat als een van z'n jongens.
En toen vertrokken we de volgende dag. Hij zei: "Die kant op is geen weg. Ga over de bergen en dan die kant op." O, het zou zo nog honderdzestig kilometer zijn voordat we bij een spoor zouden arriveren. Dus dat konden we niet doen. Het was te laat. We begonnen terug te gaan.
En op de terugweg... Bud had een lange rij van jonge paarden bij zich en enkele ervan raakten vast in een drassig gedeelte, en dergelijke. En ik reed verder en zat te praten, en Eddy en ik... en Bud zat op het hoofdpaard en probeerde ze eruit te krijgen. We hadden er eenentwintig bij ons. En toen sloeg ik een touw om één heen en kreeg hem eruit. En zodra hij eruit kwam, raakte mijn zadelpaard erin. En toen moest ik eraan geloven en ik zat onder de modder, weet u. Na een paar minuten stapte ik weer op mijn paard en veegde de modder zo van m'n kleren af en ging verder.
51 En daar voor mij tegen die heuvel kwam een jonge man. Ik keek naar hem. Ik leunde naar achteren in het zadel en stopte mijn paard en ik zag hem in een toeval neervallen en hij rolde heen en weer en schuimbekte; hij werd erg arrogant en begon alles kapot te maken. En toen werd hij rustig. Ik zag een oude salamanderkachel en ik zag zijn overhemd verbranden.
Eddy was ongeveer een half stadsblok voor mij uit en probeerde een ander paard te pakken te krijgen; een jong paard dat van het spoor was weggelopen en er vandoor was gegaan en probeerde zijn bepakking eraf te trekken, het afwerpend. Dus toen haastte ik me naar Eddy toe. We kregen het paard gekalmeerd. Ik zei: "Eddy, ik kreeg 'ZO SPREEKT DE HERE' voor Bud."
Hij zei: "Broeder Branham, wat gebeurde er?"
Ik zei: "Een visioen. Ik zag zijn broer."
Hij zei: "O, ga naar hem toe."
Ik zei: "Houd de paarden vast. Ik zal de mijne de sporen geven en naar voren gaan, om deze paarden heengaan en kijken of ik hem te pakken kan krijgen aan de overkant van de heuvel." Ik reed zo om de rotsen heen met mijn... op mijn paard, spoorde hem aan en arriveerde daar. En ik legde mijn hand op het zadel. Ik zei: "Bud."
Hij zei: "Ja, broeder Branham?"
Ik zei: "Ik wil je iets vertellen. Jouw broer..." (En ik beschreef hem.)
Hij zei: "Ja, wie heeft u dat verteld?"
Ik zei: "Niemand. De Here heeft hem zojuist aan mij laten zien."
Ik zei: "Wil je geloven dat ik Zijn dienstknecht ben?"
Hij zei: "Beslist, broeder Branham."
Ik zei: "Stuur bericht (ongeveer dertienhonderd kilometer verwijderd van de beschaving), laat je broer hierheen komen. En de eerste keer als hij in een van deze toevallen terecht komt..." En ik zei: "Hij heeft deze gehad sinds hij ongeveer twee jaar was. Misschien geloof je het niet maar het is erfelijk. Je grootvader had ze."
Hij zei: "Dat is de waarheid. Dat is zo."
En ik zei: "Nu, als deze jongen een toeval krijgt, dan ruk je het overhemd van z'n rug af en gooit het in het vuur en zegt: 'Dit doe ik in de Naam van Jezus Christus overeenkomstig Zijn Woord' en hij zal er nimmer meer een hebben zolang hij het gelooft."
Hij stak z'n handen omhoog, begon te schreeuwen. Hij zei: "Ik heb dit niet eerder zien doen, maar u vertelde me precies hoe m'n broer eruit ziet en hebt me de waarheid verteld over m'n grootvader."
Ik zei: "Dat is juist."
52 Nadat we weg waren gegaan stuurde hij bericht naar z'n broer. En hij zou die morgen vertrekken om een pad vrij te maken toen... Hij kwam met de bus mee die daar twee of drie keer per week aan ons voorbij kwam, heen en terug langs de Alaskahoofdweg. Hij kwam. En Buds vrouw, Lila, is maar een heel klein ding, een kleine vrouw, ongeveer zo groot als een stuk zeep waar de hele familie zich mee heeft gewassen. Slechts een kleine... Heeft vijf kinderen en het is een lieve, kleine vrouw. Dus Bud ging weg om zijn paarden gereed te maken, omdat hij een pad ging uithakken, zodat wij met zijn jagers daarheen konden gaan. En zodra hij weg was, wel, zijn broer die daarbinnen was en zijn goede kleren nog niet had uitgetrokken, kreeg een toeval.
53 Ze kampeerden in een oude barak die de Amerikanen daar hadden neergezet toen ze de hoofdweg aanlegden. En toen... Er stond een reusachtig grote salamander als kachel. En kleine Lila... Hij werd razend als hij deze aanvallen kreeg en ze was doodsbang voor hem. En ze maakte dan een raam open of zoiets om er vandoor te gaan. Maar toen ze klaar stond om eruit te springen dacht ze aan wat er was gezegd. Ze was in een van de samenkomsten geweest in Dawson Creek. Ze rende er naartoe en ging boven op deze grote knaap zitten, rukte dat overhemd van z'n rug, al huilend, met knopen en al – z'n witte overhemd – liep naar de kachel en zei: "Dit doe ik in de Naam van de Here Jezus overeenkomstig het Woord des Heren dat ons werd verteld." En sindsdien heeft hij er nooit meer een gehad. Dat maakte er een einde aan.
54 Hij stuurde mij bericht om te komen voor een gratis jachttocht. En ik zie altijd uit naar die gratis dingen, weet u. Dus ik dacht... "Wel," zei ik, "ik zal gaan. Ik zal zien of de Heer me laat gaan." Ik bad en ik begon amper te bidden of alles begon zich erop toe te spitsen. Ik haalde broeder Fred Sothmann erbij. Hij zit hier ergens in de dienst. Waar zit je, Fred? Daar zit hij. Ja. Hij is een van de beheerders van onze kerk. Broeder Fred weet dat dit drie maanden voordat het gebeurde werd verteld. Is dat waar, broeder Fred?
En ik dacht ook broeder Simpson. Hoevelen zijn hier vanavond in het gebouw die weten dat het werd verteld voordat het gebeurde? Steek uw hand op. U ziet het. En voor de gemeente werd exact verteld wat er zou gebeuren. Wel, ik wist niet dat dit de tijd zou zijn.
55 Ik ging dus naar de Alaskahoofdweg en broeder Fred bleef bij een vriend achter om op elanden te gaan jagen. Maar waar wij heengingen was het te ver voor elanden, dus we gingen het schapenland binnen. Dus we... Ik pakte een stuk krijt of brokstuk en tekende op een windscherm. Ik zei: "Nu, broeder Fred, als het dus deze keer is dan zal je precies kunnen onthouden hoe het zal zijn." En hij weet het nog.
Ik ging omhoog. Die avond toen we in het kamp kwamen zei Bud: "Broeder Branham..." Hij omhelsde me en sprong op en neer en sprak in tongen en juichte, weet u. Hij zei... (en dat is nog wel een oude ruwe cowboy) en hij was God aan het prijzen. Hij zei: "Wist u dat, broeder Branham? Mijn broer heeft sindsdien geen aanval meer gehad. Hij is volkomen normaal en gezond." Een jaar daarvoor.
En ik zei: "Zo lang hij het zal geloven, zal het op die manier blijven." En ik zei: "Vertel hem om zijn leven aan Christus over te geven om Hem de rest van zijn dagen te dienen. 'Ga en zondig niet meer anders zal er een ergere zaak over hem komen'; zie." Ik zei: "Vertel hem nu om dat te doen."
56 Dus ik zei: "Ik heb nog een visioen", en ik vertelde hem van het visioen. Ik zei: "Welnu, er waren een paar jonge knapen bij mij. We waren op een jachttocht en het waren kleine mannen. En een ervan had een groen geruit overhemd aan."
En hij zei: "Wel, broeder Branham," zei hij, "ik heb geen groen geruit overhemd." Zijn zoon Blaine (achttien) zei dat hij ook geen groen geruit hemd had.
Eddy Byskal, een andere kleine, tengere knaap – woog ongeveer honderdtien pond – hij zei: "Ik heb er ook geen, broeder Branham."
Ik zei: "Wel nu, het dier..." Hij zei: "Welk soort dier was het?"
Ik zei: "Het leek op een hert." Hij zei: "Er zijn hier boven geen herten; het is te hoog." Hij zei: "Misschien was het een kariboe."
Ik zei: "Een kariboe heeft een gewei."
Hij zei: "Dat is waar."
Ik zei: "Deze had scherpe punten."
Hij zei: "Wel, broeder Branham, we gaan naar het schapenland, niet naar het hertengebied of zoiets dergelijks."
Ik zei: "Wel, waarschijnlijk is het een andere trip. Broeder Arganbright... Misschien is het ergens in Alaska, want het was een enorm grote grizzly."
Hij zei: "Welk soort grizzly was het?" Ik zei: "Zilvertip." Dat is de beroemdste van allemaal.
Hij zei: "Ik ben een gids. Ik ben mijn hele leven al hier in deze bossen geweest. Maar ik heb nog nooit een zilvertip gezien."
Hij zei: "Ik heb wel een gewone, oude grizzly gezien, maar ik heb nooit eerder een zilvertip gezien; heb er niet één in mijn leven gezien."
Ik zei: "Wel, er is er ergens één en ik zal hem krijgen."
Hij zei: "Ik zal zeggen dat het waar is." Hij zei: "Ik zal dat zeggen."
57 Drie dagen later vertrokken we. We zetten een kamp op vlak boven de boomgrens. En God helpe mij – als het daar zo blijft tot aan het millennium, laat me daar dan gedurende het millennium blijven. Ik houd er gewoon van om die natuur daar te ondergaan. Oh! Als iemand God daar niet kan zien is hij blind, doof en stom – om te zien hoe Hij Zichzelf weerspiegelt in deze geweldig grote bergen! Oh, my! Dan roept de diepte naar de diepte en... je hebt daarboven eenvoudig een geweldige tijd.
58 Dus we gingen een berg op. Je moet rechttoe rechtaan lopen op die manier om omhoog te komen. O, geen kreupelhout, slechts eenvoudig kariboemos is alles wat je ziet. We zagen ongeveer dertig of veertig schapen. Er was er niet één groot genoeg om te nemen. Het waren kleine half opgegroeide en driekwart opgegroeide dieren en ik wilde er een die groot genoeg was om vandaar mee te nemen, om hem van zover mee terug te nemen. Dus wij... Ik ging weer naar beneden. En de volgende dag staken we over en Eddy viel in het water toen hij met een paar grote schoenen aan probeerde er overheen te springen.
Terwijl we de helling van de berg beklommen stopte Bud en zei: "Geef me even je verrekijker, Billy." Ik gaf hem de verrekijker.
We liepen steeds een stukje en spraken over de Here en juichten en renden langs de heuvel op en neer en hadden zo een heerlijke tijd. Het is goed op een jachttocht te gaan als je met broeders gaat.
Hij nam dus mijn verrekijker. Hij zei: "Broeder Branham, daar is uw oude ram. Daar liggen er ongeveer acht op ongeveer tien kilometer afstand, precies bovenop die andere piek. Kijk naar ze. Ziet u ze daar bij elkaar?"
Ik pakte hem aan en zei: "Wat mij betreft zijn ze dat precies."
Hij zei: "Wel, we kunnen beter teruggaan en morgenochtend om ongeveer drie uur vertrekken." Hij zei: "We zouden daar om een uur of negen of tien moeten zijn. De oude rammen gaan dan liggen. Dat zal de geschikte tijd zijn."
Ik zei: "Wat zijn die andere dingen die daar rondlopen?"
Hij zei: "Dat zijn kariboes." Weet u, zo'n tien kilometer verderop is het moeilijk te zeggen waar ze op lijken.
59 En daar vandaan zo verder is het duizend kilometer iedere kant op waar een kraai maar heen vliegt, er is daar zelfs geen pad of spoor. En als je op de Westkust stuit, moet je nog ongeveer dertienhonderd kilometer naar Vancouver, er bestaat niet het geringste beetje beschaving. En de bewoonde wereld begint pas weer... die kant op ligt Anchorage, ongeveer elfhonderd- of dertienhonderd kilometer ver weg. Ga je terug naar die kant dan kom je terecht in het stadje Yellow Knife waar je één schip per jaar krijgt voor de Eskimo's. Vervolgens kom je in Rusland. Dus je bent daar echt op jezelf.
60 Dat is de plaats waar God Zelf kan uitrusten van al onze moeiten en beproevingen die we op Hem werpen. Dus ik houd ervan daarheen te gaan om met Hem te praten als Hij rust neemt; ziet u. Wanneer dus... zoals het gisteravond op het schip was.
Dus toen gingen we terug. En de volgende ochtend begonnen we vroeg. Ongeveer om acht uur werkten we ons door het dichte kreupelhout en van alles heen totdat we de top van de heuvel bereikten. En onderweg naar boven liep een oude vrouwtjeskariboe en een mooie grote stier; ze liepen daar en begonnen de heuvel op te gaan. Hij met een groot gewei. En ik zei: "Wel, daar is dus de eerste kariboe die ik ooit in het wild in de bossen heb gezien. Zo hoog ben ik niet eerder geweest."
Hij zei: "Ja, dat is een kariboe."
61 We gingen dus de heuvel op en keken. De schapen waren er niet. Dus Bud en ik liepen daar rond en Eddy begon weg te glippen met Blaine (zijn gids) om naar wild te zoeken en wij liepen daar, en oh, my! Ik schreeuwde het gewoon uit: "Glorie voor God!" Ik keek naar beneden en daar waren die grote met sneeuw bedekte bergtoppen, geel kariboemos onder de sneeuw; en vlak daaronder beginnen de naaldbomen die de minisparren zijn; en nog wat lager was het antilopekreupelhout, rood, nog iets verder dan dat had je de trilesp, geel, en dat alles reflecteerde zich in het meer onderaan. Oh, my!
Bud en ik sloegen onze armen om elkaar en dansten daar de horlepiep en schreeuwden en juichten en prezen God. En we gingen zitten met onze armen om elkaar heen en prezen God en hadden een geweldige tijd; ik denk wel twee uur.
62 En ik zei: "Zeg, ik vraag me af hoe het met Eddy gaat?" We noemden hem "de Dandy". Dus we gingen terug en begonnen langs de heuvel te lopen. Ik zei: "Hij kan hierboven toch niet verdwalen."
Hij zei: "Nee; Blaine is daar ergens en hij is een Indiaan."
We keken dus overal en ik zag een filmcamera liggen. Ik zei: "Die is van Eddy." Ik keek vanaf de heuvel naar beneden en ik ging die kant op en hij ging de andere kant op.
En Eddy deed: "Sh-h-h-h." Hij hield die kleine kariboestier in de gaten want hij wilde hem meenemen als voedsel voor zijn Indianenvrienden, bij wie hij zendeling was. Dus hij schoot de kariboe en we gingen er naartoe en maakten hem schoon.
We waren om ongeveer één uur weer terug. We vonden onze zadelpaarden terug op ongeveer een achthonderd meter van waar ze eerst stonden. En we stonden daar en hij zei: "Broeder Branham, heeft u zin om te lopen?"
Ik zei: "Zeker heb ik dat."
Hij zei: "Als we deze berg beklimmen... die rammen gingen die kant op en gingen misschien die andere geul in. Als ze dat niet deden dan zijn ze de andere kant opgegaan." Hij zei: "Laten Eddy en zo teruggaan en hier langs deze afdaling gaan en mijn zadelpaard en uw zadelpaard nemen en de kariboe naar het kamp brengen. We zullen proberen om vanavond om ongeveer tien of elf uur terug te zijn."
Ik zei: "Fijn, laten we dat doen."
Dus stonden we daar. We hadden ieder zojuist een blikje met sardientjes gegeten die we onder het mos hadden begraven, deze sardientjes. En ons brood hadden we in ons overhemd. We hadden zo gezweten dat het één grote homp was geworden, maar het was goed. Als je honger hebt... en het was in orde. Dus stonden we daar.
63 En ik stond zo rond te kijken en ik keek door de verrekijker en ik zei: "Bud, kijk eens. Wat is daar aan de overkant?" Ongeveer vijf kilometer verderop, daar lag die kariboe. En het was een eigenaardige. Het was geen gewei maar het waren lange stangen. Ik zei: "Herinner je je dat? Kijk eens hier. Hier heb je dat panorama precies zo, en dat dier ligt daar precies zoals..." En ik zei: "Er mankeert nog één ding aan het visioen en dat is iemand met een groen geruit overhemd." En daar stond Eddy met een groen geruit overhemd aan. Ik zei: "Ik dacht dat je er geen een had."
Hij zei: "Mijn vrouw moet dat in de plunjezak hebben gedaan. Toen ik gisteren in het water viel..." Hij had zich moeten omkleden. Hij zei: "Ik wist niet dat ze het er in had gedaan, broeder Branham. Het spijt me dat ik u iets verkeerds heb verteld."
Ik zei: "Je moet dat eenvoudig zo doen, zoon."
O, Bud begon te juichen! Hij zei: "Als u hier blijft staan, dan kun je hem op vijf kilometer afstand schieten, nietwaar, broeder Branham?"
Ik zei: "Overeenkomstig het visioen was ik vlak bij hem."
Hij zei: "Broeder Branham, ik wil u wat vragen. Hoe wilt u daar terecht komen?"
Ik zei: "Dat weet ik niet maar ik ga er naartoe."
Dus hij zei: "Hoe ga je dan?"
Ik zei: "Ik ga om dit panorama heen."
Hij zei: "Dat is leisteen. En ik... Als je uitglijdt zal je binnen een seconde zo ongeveer duizenden tonnen sneeuw bovenop je krijgen."
En ik zei: "De Here zal daarvoor zorg dragen. In het visioen ging ik op die manier, helemaal erom heen."
Hij zei: "Wel, ik zal je blijven volgen." En dat deed hij.
En de jongens zeiden: "We zullen hier blijven totdat we zien dat u die kariboe hebt." En ze zeiden: "En dan zullen we naar beneden gaan, de paarden nemen en verder gaan. We zullen u ontmoeten aan het einde van de bergrug, ongeveer acht of tien kilometer verder naar beneden."
En hij zei: "Dat is goed."
We begonnen er dus omheen te gaan, Bud en ik, en ongeveer na een half uur hadden we ons er omheen gewerkt. En die kariboe lag daar en keek recht naar ons, maar zag ons niet. Hij moet hebben geslapen. We gingen omhoog over de kleine richel en weer terug en doken op op een afstand van minder dan dertig meter. Daar lag hij, dit reusachtig grote dier. Kwam omhoog en ik had hem.
64 En terwijl we daar zaten en het de hals doorsneden, enzovoort, zei Bud: "Zei u dat de horens tweeënveertig inch waren?"
Ik zei: "Dat is helemaal juist."
Hij zei: "Broeder Branham, ze moeten wel honderdtweeënveertig zijn." Zo'n grote kop.
En ik zei: "Nee, het is precies tweeënveertig."
Hij zei: "Ik heb beneden een meetlint."
Ik zei: "Twijfel je eraan?"
Hij zei: "Beslist niet." Hij zei: "Maar wacht eens even. Vertelde u me niet dat u een grote grizzlybeer te pakken zou krijgen voordat u weer terug beneden kwam? Er zou toch een zilvertip zijn voordat u terug was bij die jongen met dat groene overhemd aan?"
Ik zei: "Dat is de waarheid."
Hij keek de heuvel langs. Wel, er is niets dat zo hoog is. Helemaal niets, je ziet alleen maar mos, vele kilometers ver, slechts glooiende heuvels van mos. Hij zei: "Waar zit hij, broeder Branham?"
Ik zei: "Hij kan er in één voorzien. Hij heeft het gezegd." Ik zei: "Twijfel je eraan, Bud?"
Hij zei: "Beslist niet."
Wel, toen we de heuvel afgingen deden we het op deze manier: hij droeg het geweer een poosje en ik hield de kop vast en dan omgekeerd. Je moest zijwaarts lopen als je omlaag ging. Deze lange horens haakten vast in het mos. En we waren ongeveer anderhalve kilometer verder gekomen. We stopten en keken rond. Hij zei: "Die oude beer zou maar beter te voorschijn kunnen komen, is het niet?"
Ik zei: "Waar maak je je zorgen over?"
Hij zei: "Nergens over."
We gingen verder totdat we een kleine gletsjer moesten oversteken. We gingen daar even zitten en koelden wat af. Hij zei: "Broeder Branham, denk er eens aan." Hij zei: "We hebben niet meer dan, o, minder dan achthonderd meter totdat we bij die jongens zijn. En ergens tussen hier en daar zal u een zilvertip gaan doodschieten!"
Ik zei: "Dat is waar. Dat is waar." Hij zei... Ik zei: "Je twijfelt eraan, Bud."
Hij stond op en pakte mijn hand en hij zei: "Broeder Branham, mijn broer heeft geen enkele toeval meer gehad vanaf die dag tot nu toe." Hij zei: "De God die u dat van mijn broer kon vertellen, zou niet tegen u liegen."
Ik zei: "Bud, hij zal daar zijn."
Hij zei: "Waar zal hij vandaan komen?"
Ik zei: "Dat weet ik niet, maar Bud, ik ben tweeënvijftig" (toen), en ik zei: "Ik heb visioenen gezien sinds ik een kind was. En toen ik zag dat hier deze kariboe werd geschoten (en kijk maar of deze horens tweeënveertig inch zijn)... En toen was ik in hetzelfde visioen op de terugweg naar beneden naar het gezelschap met wie ik was en toen doodde ik deze zilvertip grizzly."
Hij zei: "Broeder Branham, ik kan dertig kilometer ver kijken." Hij zei: "God zal hem uit de grond vandaan moeten trekken of hem uit de lucht laten zakken of zoiets."
Ik zei: "Maak je niet bezorgd; hij zal daar zijn."
65 We liepen nog een honderd meter. Hij was ook doodop. Deze trofee woog ongeveer zeventig kilo. Dus terwijl we de heuvel afgingen legde hij hem neer en zei: "O, ik kan bijna niet meer."
Ik zei: "Ja." We waren toen bij wat minisparren aangekomen, ongeveer zo hoog en er vlogen een paar korhoenders rond en er waren sneeuwhoenderhennetjes. Dus ik gooide zo wat steentjes naar ze.
Dus hij zei: "Heeft u wel eens sneeuwhoentjes gegeten?"
En ik zei: "Nee, ik geloof van niet."
Hij zei: "Ze zijn lekker. Ze zijn net zo goed als korhoenders." Hij zei: "Broeder Branham," nam z'n grote, oude, zwarte hoed af, waaide zich koelte toe en zei: "zoetjes aan tijd voor die oude beer om zich te vertonen, is het niet, jongen?"
En ik zei: "Bud, je betwijfelt dat."
Hij zei: "Nee, dat doe ik niet. Maar broeder Branham, ik snap het gewoon niet."
Ik zei: "Ik evenmin. Ik hoef het niet te snappen. Ik moet het geloven." Amen. God in de hemel weet dat deze dingen waar zijn. Zou ik hier staan en dit zeggen als het niet waar was?
Terwijl ik me begon om te keren om hem het geweer te geven zodat ik de kop kon dragen, terwijl ik me omkeerde zei ik: "Bud, jij hebt die verrekijker om je nek. Wat is dat wat daar staat op de zijkant van de heuvel?"
66 En hij hief de verrekijker op. Hij zei: "O, help mij!" Hij zei: "Als het niet iemands melkkoe is," (en zoiets heb je in dat land niet) hij zei: "dan is dat de grootste grizzly die ik ooit in m'n leven heb gezien. En help mij, kijk naar die gele zon die op hem schijnt. Het is een zilvertip." Hij zei: "Hoe ver weg denkt u dat hij is?"
Ik zei: "Hij is ongeveer drie kilometer verderop." We waren zo ongeveer uitgeput. Hij zei ... Ik zei: "Waar wachten we op? Laten we gaan."
En hij zei: "Bent u er zeker van dat u hem krijgt?"
Ik zei: "Natuurlijk krijg ik hem."
Hij zei: "Welk soort geweer gebruik je eigenlijk?"
En ik zei: "Nu, dat doet er niet toe." Het was een klein geweertje dat een broeder in een samenkomst me eens had gegeven, een paar jaar geleden. En ik zei: "Een kleine, goedkope tweehonderdzeventig." En ik zei: "In orde. Ik heb... het zal..."
67 We kwamen steeds een stukje dichterbij en hoe dichterbij we kwamen hoe groter de beer eruit zag; zie. O, hij leek op een reusachtige hooiberg die daar rechtop op het mos zat, weet je, stond. Enorm groot reusachtig ding, z'n kop ongeveer zo breed, weet je, kaken die uitstonden; enorme poten. Hij plukte zo aan deze bosbessentakjes, weet je, at ze op. Dus... enorme knaap.
We kwamen tot o, ongeveer zevenhonderd meter bij hem vandaan.
Hij zei: "Hé, broeder Branham, heeft u eerder een grizzly geschoten?"
Ik zei: "Ik heb al heel wat beren geschoten, Bud, maar ik heb nog niet eerder een zilvertip grizzly geschoten."
Hij zei: "Weet u, de zilvertip is de grootste vechter van allemaal."
Ik zei: "Ja, dat begreep ik al."
Hij zei: "Hij weet niet hoe hij dood moet gaan."
En ik zei: "Wel..."
Hij zei: "Hoe ver... hoe dichtbij hem moest u komen?" Welnu, vraag het hem. Schrijf hem een brief, ik zal u het adres geven. Hij zei: "Laat wie dat wil mij erover schrijven, over iets van deze dingen, ik zal het hun vertellen."
En dus... ik zei: "Wel..."
Hij zei: "Nu?"
Ik zei: "Nee, nee; ik was dichterbij dan dit, Bud. Ik stond vlak voor hem."
Hij zei: "We komen nu aardig dichtbij. Hij kan op ieder moment gaan aanvallen."
Ik zei: "Dat weet ik, maar Bud, het komt goed."
Hij zei: "Nu, als je op een beer schiet, welnu, broeder Branham, dan schiet je hem in de rug. Je moet hem in z'n gang breken want hij zal blijven vechten en zo kan hij niet opstaan."
Ik zei: "Nee, overeenkomstig het visioen schoot ik hem in z'n hart."
Hij zei: "Ik hoop dat u daar geen vergissing mee maakt."
En ik zei: "Dat doe ik niet." Ik zei: "Ik herinner mij dat." Want in een visioen ben je in één bewustzijn en tegelijkertijd... Zoals ik dat onlangs 's avonds heb uitgelegd, je bent in twee – je kunt het niet vergeten; zie. Dus daarom.
68 We kwamen dus nog ruim tweehonderd meter dichterbij en dit was de laatste glooiing waar we overheen gingen. En ik zei: "Nu zijn we er ongeveer. Kijk naar hem. Is hij niet prachtig?"
Hij zei: "Tja, ik denk van wel."
En ik zei: "In orde, Bud. Als ik nu vanaf hier opsta, dan komt hij eraan." En ik zei: "Let maar op."
En hij zei: "Ik zal opletten."
69 Ik deed dus een huls in de loop van het geweer; weet u. En we zaten verstopt achter deze kleine glooiing. Zodra ik ging staan kwam hij aanzetten. My, my! Ik hield in, schoot. En dit... het klonk alsof een erwtenschieter hem raakte. Jongen, het schokte hem niet in het minst; helemaal niets. En oh, voordat... Als je spreekt over snelheid – zoiets heb ik niet eerder gezien. Hij kon harder lopen dan een paard of hert of wat dan ook, weet u, of wat een beer kan, op die manier. Zag hem recht op ons af die heuvel afkomen, zoals dat, en ik... Voordat ik een andere huls in het geweer kon doen viel hij ongeveer op, o, dertig of veertig meter bij me vandaan, dood neer en sloeg over de kop. Het had z'n hart, longen en alles van hem geraakt. Het was een "nozzler"-kogel, u handladers weet dat wel. Het blies hem dus op en hij viel omver.
Bud, die daar stond, keek ernaar en was helemaal wit om z'n mond. Hij zei: "Broeder Branham, ik wilde hem niet op m'n schoot hebben!"
Ik zei: "Ik ook niet!"
Hij zei: "Tjonge!"
Ik zei: "Ik wil het ook kunnen navertellen, jongen. Als dat niet een van die visioenen was geweest en ik het van tevoren had zien gebeuren, dan zou ik nooit met jou zo dichtbij die beer zijn gekomen."
Geen van ons kon hem verroeren. Hij woog ongeveer vijfhonderd kilo, vermoed ik. Een reusachtig grote knaap. We konden hem niet schoonmaken of villen. We gingen op weg naar beneden en hij zei: "Broeder Branham..." Ik tilde de horens op. Hij zei: "Als die horens precies tweeënveertig inches zijn, dan ga ik uit m'n dak."
Ik zei: "Dan doe je dat nu maar liever meteen, want zo is het."
Hij zei: "Ik heb niet eerder gezien dat een... het lijkt of ik dit droom."
En toen we ginds beneden aankwamen zei ik tegen Eddy: "Let nu op. Blaine zal z'n handen leggen op..." Herinner u dat er een kleine hand om die horen was. Herinner je je dat, broeder Fred, dat ik je vertelde hoe het zou zijn? En ik zei: "Let daar op"; tegen Eddy.
En Bud zei: "Wacht." Hij had zijn paard daar staan. En we roken naar beer, weet u, en deze paarden trokken zich overal van los. U weet hoe ze doen als ze een grizzly ruiken of een ander soort beer. Dus ging ik erheen om te proberen het paard, het zadelpaard, tegen te houden die probeerde er vandoor te gaan.
70 En hij ging weg en pakte z'n meetlint en liep schuin op ons af, keek zo naar mij. Hij zei: "Kom hier, Blaine (ik stootte Eddy aan)", en legde hem erop. En help mij, op de kop af tweeënveertig inches. Nu krimpen deze horens ongeveer twee inches als ze opdrogen. Die grizzly beer ligt in mijn studeerkamer en de horens hangen aan de muur. De man die ze opzet heeft ze geprepareerd en opgehangen. Er hangt een meetlint overheen, precies tweeënveertig inches.
71 Nu, waarvoor zou God een man iets dergelijks vertellen over een jachttocht? Toen ik thuiskwam was m'n moeder ziek. Ik ging haar bezoeken. Ze zei: "Billy..." Kijk, Hij was me aan het bemoedigen, bereidde me op iets voor.
En ik zei: "Mama, de Here heeft u altijd genezen."
Ze zei: "Billy, ik ga naar huis om papa te zien."
"O," zei ik, "mama, praat niet zo."
Ze zei: "Ja, ik doe het wel."
En ik bad voor haar en broeder Fred en al deze getuigen die hier zitten weten het. Het volgende weet u, was dat ze haar naar het ziekenhuis brachten. De dokter wist zelfs niet wat er verkeerd met haar was. Wel, ik ging erheen om voor haar te bidden. Ze zei: "Zoon, ik ga." Mijn moeder was nogal een tamelijk sterke vrouw.
En op een dag, een paar dagen daarna liep ik naar binnen. Ze stond daar rechtop naar de hemel te kijken. Ze zei: "Billy, ik zie jou."
Ik zei: "Wel, natuurlijk, mama: Ik zie ú hier op dit moment."
Ze zei: "O, je bent zo oud, Bill." Ze zei: "Je witte haar en baard hangen in elkaar. Je houdt je arm om het kruis heen en reikt naar mij."
72 Ik had toen een goed idee van wat er aan de hand was. Nu weet u broeders hier dat dit de waarheid is. De volgende dag was het zondag en ik predikte. Ze stuurden mij een bericht. Ik zei: "Ik geloof niet dat moeder heengaat. God laat mij altijd zien dat iemand van mijn familie gaat sterven, maar over moeder heeft Hij mij helemaal niets laten zien." Hier werd een bericht binnen gebracht en ik was precies middenin mijn boodschap zoals nu.
Iemand kwam binnen en zei: "Ga nu direct naar uw moeder. Bel haar op. Ze is stervend op dit moment."
Ik zei: "Dood, blijf van haar af. Het Woord van God is belangrijker dan dat."
Deze man die hier zit, broeder Borders... Toen de dienst voorbij was, ging ik weg om mijn moeder te bezoeken. Ik kwam broeder Borders tegen. Hij zei: "Broeder Branham, u bent amper één meter tachtig lang maar ik zag vanmorgen een man van drie meter in de preekstoel staan."
Ik zei: "Broeder Borders, God zal voor die hele zaak van mama zorg dragen." En een paar dagen later riepen ze me op naar haar kamer en ze was echt stervende. De kinderen werden rondom haar bed verzameld. Ik zei: "Mama, gaat u echt weg?"
Ze zei: "Ja." Daarna kon ze niet meer spreken.
Ik bleef tegen haar zeggen: "Wat betekent Jezus voor u, moeder?" Ik herinner mij dat ik haar in Zijn Naam doopte, lang geleden, ginds in het water. Ik zei: "Vertel mij wat Hij nu voor u betekent."
Ze zei: "Meer dan het leven voor mij."
Ik zei: "Mama, als u heengaat, ik ben uw zoon, een prediker. Ik wil het van mijn eigen moeder horen die God gaat ontmoeten. Ik wil hier uw hand vasthouden, mam."
Ze zei: "Dat wil ik ook." Ik hield hem vast.
Ze kon niet spreken. Het leek of haar gezicht verlamd raakte. Ik zei: "Kunt u niet meer spreken, mama?" Ze kon niet maken... Ik zei: "Luister, betekent Jezus nog steeds hetzelfde voor u?" Ze kon met haar hoofd knikken. Toen kwam ze tot een plaats waar ze haar hoofd niet meer kon bewegen.
Ik zei: "Moeder, is Jezus nu alles voor u? Hij komt u binnen een ogenblik halen; alles voor u?" Ze kon zich niet bewegen.
Ik zei: "Mama, u kunt nog één ding. Probeer met uw ogen te knipperen. Als Jezus nog steeds evenveel voor u betekent als Hij altijd heeft gedaan sinds de dag dat ik u in het water doopte, knipper dan snel met uw ogen."
Ze knipperde met haar ogen; de tranen liepen zo naar beneden. En een kleine wind kwam de kamer binnen. Moeder ging naar huis.
73 En ik kwam thuis, ging naar de begrafenis; pakte de kleding, o, u weet hoe het is. U hebt hetzelfde moeten doen. De kinderen huilden allemaal, de een zat hier en de ander daar. Ik zei: "Mama was de verbindende schakel. Het zal nooit meer hetzelfde zijn." Doc en zijn gezin in deze hoek, Jesse en zijn gezin in die hoek. We hadden pas Howard begraven. Ik zei: "Wel, het is voorbij, jongens." Ik zei: "We zullen er niet toe komen elkaar te bezoeken. Mama hield ons bij elkaar." Ik zei: "We zullen elkaar voortaan weinig meer zien."
74 Ik ging 's avonds naar huis nadat we haar kleding hadden uitgezocht. Ik ging naar huis. Mevrouw Domico... Kent iemand haar, van Chicago? Het is een bijzonder fijne vriendin geweest sedert de campagne. Ze had me een Bijbel gegeven en het was zo'n Bijbel met rode letters en een rits er omheen. En iemand... toen ik die prediking "Het lam en de duif" predikte, hadden ze me twee duiven gegeven als boekensteun. Een andere broeder van mij, broeder Norman, had me een kleine duif en een lam gegeven. Broeder Borders gaf me het lam. En ik pakte de Bijbel. Meda zat in een hoekje te huilen.
75 En al de zakenlieden hier weten dat toen ik in Jamaica was, ik mijn schoonmoeder zag. Ik vertelde het u daarginds in Jamaica aan de tafel en zei: "Iemand van mijn familie is stervende, die geen tanden meer heeft. Ik zag haar heengaan." Bij mij aan tafel zaten Demos Shakarian en al de anderen. Een paar uur daarna viel mijn schoonmoeder opeens bijna op de grond, dood, ziet u, geen tanden, precies zo.
76 En ik zei: "Ik zie een jongeman bloed opgeven." En ik belde op en zei: "Laat Billy niet..." Was er iemand bij tijdens die samenkomst toen in Jamaica? Ja, daar zijn er twee. Dus toen zei ik: "Het moet... Billy, ga er niet heen. Ik zag een jongeman bloed opgeven." En het was mijn zwager. Hij kreeg een hersenbloeding toen zijn moeder stierf. Het had hem zo'n schok gegeven.
77 Toen ik dan op die dag hier stond, pakte ik deze Bijbel op en zei: "Vader, ik weet het niet. Misschien is het slechts Uw liefde dat U haar heengaan niet aan mij liet zien. Maar ik ben zo gebroken, God. Wilt U mij een woord van troost geven uit Uw Woord?" Ik zei: "Laat mij toch iets lezen dat mij vertroost", en ik opende gewoon zo de Bijbel en daar stond het met grote, rode letters: "Ze is niet dood, maar slaapt."
Ik ging de kamer in. We gingen slapen. Stonden de volgende morgen ongeveer om acht uur op. Ze zouden haar om ongeveer twaalf uur afleggen, dus we konden er heengaan om haar te zien. Meda ging de kamer uit om het ontbijt voor de kinderen klaar te maken; de kleine Joe huilde en Becky zat nog steeds in een hoekje te huilen: "Zal ik oma ooit terugzien?"
En ik zei: "Ja. Ja, je zult haar zien. Ze stak over... ging omhoog." Ik zei: "Zij... we zullen haar terugzien." En ze hield van die kleinen, weet u.
Dus ze huilden allemaal: "Kunnen we vanmiddag oma zien?"
Ik zei: "Jullie kunnen het lichaam zien waar ze in leefde, maar oma is omhoog gegaan om bij je andere oma te zijn en de anderen in de hemel." En Joe kon het niet begrijpen, mijn zoontje, weet u. Hij kon het eenvoudig niet begrijpen. Hij zei: "Komt oma dan vanavond terug?"
En ik zei: "Nee, nee. Ik weet niet wanneer ze terug zal komen. Als Jezus komt zal ze terugkomen."
78 En ik stond daar en keerde me om en liep de kamer binnen en toen ik dat deed – vraag me niet het uit te leggen, er is geen manier om het uit te leggen – zag ik mezelf ergens buiten staan, precies zoals ik over dit gehoor kijk. En ik deed de zangdienst. Ik deed dat nimmer. Ik kan zelfs helemaal niet zingen. Dus daar was een geweldig grote menigte van mensen.
79 Aan deze kant zag het auditorium eruit alsof het een... van buiten was het zoiets als, o, ik weet niet hoe je het moet noemen, het leek of het omlaag ging langs een heuvel, een soort amfitheater. En de rijen liepen zo ver naar achteren, dat ze zo omhoog gebracht moesten worden, zodat degenen die zo ver achteraan zaten deze kant op moesten kijken. Maar precies in het midden waren slechts drie rijen, zoals dit. En precies in het midden was plaats gemaakt voor kleine spastische, kreupele kinderen die daar in deze rijen lagen.
Nu, ik had een donker pak aan en ik zong: "Breng ze binnen, breng ze binnen, breng de kleinen tot Jezus." We zingen dat nogal eens in de gemeente, speciaal bij het opdragen van de kinderen. En hier was een soort loge waar de belangrijke mensen zaten en de preekstoel stond er vlakbij. Maar ik stond iets verder, liederen te leiden. En plotseling, terwijl ik daar stond en naar mezelf keek, toen... Probeer het niet te verklaren, want dat kun je niet. Terwijl ik daar was, werd het híer. Ik weet het niet. Twee ervan kwamen bij elkaar en het is...
80 Dat is een goede zaak, als de twee bij elkaar komen. Ik heb hier een camera. Onderweg wist ik niet hoe ik een foto moest maken. Ik keek door het ding en toen kon ik vijf of zes verschillende objecten zien. Dus toen begon ik hem in te stellen. Billy zei tegen me: "Stel hem in, dan wordt het er één." Het is een goed idee om dat te doen, weet u. Je ziet dingen anders wanneer je het goed instelt. En gebruik Gods Woord als een zicht op Hem en dan zult u zien waarover ik spreek. Maar stel het eerst goed in; ziet u.
81 Dus toen ik daar stond te kijken kwam ik in dat visioen. En toen ik daarin was zag ik een bekendstaand persoon helemaal van achter de plaats vandaan komen. En ze waren, ik zei... Wel, ze liepen naar de predikersloge, dus ze kwamen deze kant op. En ik dacht: "Wel, ik zal het nog een keer zingen terwijl die dame eraan komt." Ze was ouderwets gekleed.
Nu, enigen van u, dames, zullen zich dit herinneren, toen ze deze rokken droegen, zo wijd hier en het hing helemaal over rijglaarsjes heen en ze had een soort gerimpelde (hoe noem je die dingen, zoals deze dame hier nu aan heeft, dat...?) blouse – een van dergelijke dingen en er zaten lange pofmouwen in. Herinnert u ze? Met een rond bandje hier om de nek, met een klein knoopje of zoiets waarmee het vast zat. En dan een hele grote hoed op die aan één kant omhoog stond. En in die dagen droegen de dames lang haar, daarom kamden ze het zo naar beneden en zetten er een hoed op en zetten het vast met een speld, weet u, om hem op te houden, want ze moesten schrijlings paardrijden, en dergelijke.
82 Dus deze dame kwam eraan en iedereen respecteerde deze dame. En ik dacht: "Wel, ze zal naar de loge van de hoogwaardigheidsbekleders gaan." Dus toen zei ik: "Iedereen aan deze kant nog eenmaal: 'Breng ze binnen (nu hier), breng ze binnen (dan allemaal in het midden; iedereen tegelijk), breng de kleinen tot Jezus.'"
Juist toen ik dat zei was deze dame bij de loge aangekomen en ik kon zien... Toen ze de loge binnenging stond iedereen op en ze deden zo tegen haar, begroetten haar. En zij begroette hen.
Ik dacht: "Wel, het is tijd voor mij om te prediken en ik zal voor deze zieke mensen gaan bidden." En ik liep naar de preekstoel toe zoals hier en de loge was precies zoals, o, zo dichtbij als deze broeder die hier zit, en ik keerde me zo om. Ik dacht: "Welnu, die dame zal zich tot mij wenden en dan zal ik haar herkennen." En toen ik mij omkeerde hield ze haar hoofd al zo omlaag en ik boog mijn hoofd zo omlaag. En toen ik mijn hoofd voor de tweede keer ophief om haar te zien, was het mama – jong, knap.
Ik keek naar haar. Ik zei: "Mama!"
Ze zei: "Billy!"
En precies toen begon de bliksem te flitsen door het gebouw, donderslagen dreunden, er kwam een beving. En een stem zei: "Wees niet bevreesd over uw moeder." Hij zei: "Ze is dezelfde als in 1906."
En ik zei: "Wat? 1906?"
En Meda (mijn vrouw) zei: "Wat is er met jou aan de hand?"
Ik zei: "Lieverd, 1906. Wat was er in 1906?"
Ze zei: "Hoezo?"
Ik zei: "Een visioen. Ik zag mama hier staan."
Ze zei: "Wat zag je?"
Ik zei: "Ik zag mama."
Ze zei: "Weet je het zeker, Bill?"
83 Ik zei: "Ja. Ze stond precies hier en ze was mooi en Hij zei..." Ik zei: "Ze was een jonge vrouw." Dus ik zocht het oude familiegeschiedenisboek op. En weet u wat ze was in 1906? Mijn vaders bruid. Dat was het jaar waarin ze trouwde. Nu is ze een deel van een andere bruid, de bruid van de Here Jezus.
84 Iemand stuurde me ergens vandaan een stuiver. Ik heb hem hier in mijn portemonnee – 1906. En "Hij, de Heilige Geest zal, als Hij is gekomen, deze dingen die Ik heb gesproken aan u openbaren, en Hij zal u de toekomende dingen verkondigen."
85 Nu, wat betekende het? De jachttocht was alleen om me op te bouwen; ziet u, het was een van de goede... beste tochten die ik ooit heb gemaakt, wetend dat deze grote schok... Dat was liefde. En broeder, zuster, als al deze andere visioenen precies juist zijn geweest van wat de Heilige Geest heeft getoond...
86 Het moet de Heilige Geest zijn. De Bijbel zei dat, als het plaats vond, Hij het was. Wat een hoop hebben wij dan! Op een dag zullen we deze plaats gaan verlaten. We zullen terugkeren tot een jonge man en vrouw, om nimmermeer te sterven. Ik zou liever dat weten dan weten dat ik de president van de wereld zou worden en gedurende een miljoen jaar zou leven. Ik zou liever weten dat ik in Gods handen ben.
En ik ben vanavond blij om te weten dat diezelfde Jezus Die deze uitspraak deed, hier na tweeduizend jaar is. Kijk, het kan niet vergaan, het is eeuwig. En Hij is vanavond dezelfde Jezus als Die Hij was op de dag dat Hij deze verklaring aflegde. En Hij zal nog steeds dat Woord bevestigen als wij het zullen geloven. Gelooft u dat?
87 "Wanneer Hij, de Heilige Geest is gekomen, zal Hij niet uit Zichzelf spreken, maar Hij zal de dingen van Mij nemen (dat is het Woord) en zal ze aan u verkondigen. En dan zal Hij u ook de toekomende dingen verkondigen."
88 In het boek van de Hebreeën, het vierde hoofdstuk, zegt de Bijbel: "Het Woord van God is scherper..." Nu, wie was het Woord? Jezus. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God... Het Woord werd vlees gemaakt en woonde..."
"Het Woord van God is scherper dan enig tweesnijdend zwaard en scheidt zelfs merg en been vaneen en is een onderscheider van de gedachten in het hart." Dat is onze God.
89 We zijn niet verloren, vrienden. We zijn nog steeds in de genade van God. Ik voel... om over iets te praten en over het verleden te spreken... Zoals ik gisteravond zei, zoals die discipelen probeerden te leven op de samenkomst die ze de dag ervoor hadden gehad en uitzagen naar een andere, maar de Schepper van de wind en de golven, die in de boot lag, vergaten. De God die daarginds in deze bergen was om die zilvertip grizzly neer te zetten overeenkomstig Zijn Woord, die daar op de vloer ligt als een bewijs... Welnu, als u die man wilt schrijven, schrijf dan naar Bud Southwick, S-o-u-t-h-w-i-c-k, Bud Southwick, Fort St. John, British Columbia, en laat hem dan een brief aan u terugschrijven.
Iedereen... tussen twee haakjes, als u een jachttocht gaat maken, dat is een goede gids om mee te gaan. Merk nu op. Hij heeft dat onder al die jagers ginds langs die weg verteld, zodat ik geloof dat ik de volgende keer als ik daar heenga een echte samenkomst zal hebben, alleen met gidsen. Ja, om deze dingen te zien gebeuren zoals ze gebeuren...
90 Dat was vorig jaar. Dit nu is dit jaar. Dezelfde Jezus Die deze belofte deed, zei: "Ik zal u nimmer verlaten of in de steek laten. Ik zal altijd met u zijn, zelfs tot het einde der wereld." Gelooft u dat?
Met zulke bewijzen, met zo'n betuigde waarheid, positieve waarheid, hoe kunnen we ons dan anders voelen dan alsof we door het dak zouden kunnen gaan in de opname? Hebben we ons door de dingen van de wereld zo onverschillig laten maken terwijl we zulke vitale dingen zien die positief bewezen zijn de waarheid te zijn...?
91 Nu ieder ziek persoon hier binnen, als u slechts zult geloven dat Diezelfde Die deze belofte deed, en door Diezelfde Die deze epilepsie van die jongen wegnam, die man... dat Hij nu dezelfde God is hier op dit moment. Als ik het van u kon wegnemen, zou ik het doen, maar dat kan ik niet. Hij heeft het reeds voor u betaald en het enige wat u moet doen is het te geloven.
92 Wat als de jongen een toeval had gekregen en de kleine vrouw had gezegd: "Nu, wat heeft dat overhemd ermee te maken?" Dat zou waarschijnlijk bij niemand anders hebben gewerkt; zie. Alleen bij hem, omdat het aan hem gericht was. Naäman dompelde zich zeven keer in de Jordaan, maar waarschijnlijk zou iemand anders die zich zou onderdompelen niet van zijn melaatsheid afkomen; zie. Maar merk op. Dat wat Hij zegt is de waarheid, een betuigde, perfecte waarheid. Het wordt nu erg laat om ook nog een gebedsrij op te roepen. Laten we een moment stoppen. Laten we nadenken: is dat wat God beloofde? Dat zou de originele Heilige Geest zijn Die dat zou doen. Is dat zo? Wel, wie zou willen beweren dat Hij de Heilige Geest niet was? Hij was het. "Ik en Mijn Vader zijn Eén." De Heilige Geest was Zijn Vader. "Zij zal voortbrengen... dat heilige dat in haar ontvangen is, is van de Heilige Geest." Dus de Heilige Geest en God is dezelfde Geest en dit was in Hem.
93 En let op wat Hij deed toen een vrouw Zijn kleed aanraakte, toen Hij over het gehoor keek en hun gedachten onderscheidde. Zegt het Woord niet dat het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard, een onderscheider van de gedachten van het hart? Belooft Hij niet in Johannes 12, of in Johannes 14:12 dat "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij eveneens doen"? Of heeft het ooit gefaald de waarheid te zijn?
94 Dan is God hier. Hij is hier om iedereen hier binnen gezond te maken. Hij is hier om iedere verloren ziel te redden. En voordat ik een altaaroproep doe, waartoe ik mij geleid voel; zie, om deze altaaroproep te doen, laten we Hem eerst aanroepen. Hoevelen van u willen toegeven of zeggen: "Als ik kan..." Misschien zijn hier vreemdelingen, bijvoorbeeld: "Ik heb nog nooit een van deze samenkomsten gezien. Ik heb mensen over deze dingen horen praten, maar in werkelijkheid heb ik het nog nooit gezien. Het zou mijn hart bemoedigen als ik de werkelijke tegenwoordigheid van Christus onder de mensen kon zien komen en datzelfde zien doen als wat Hij heeft gedaan." Zou dat u bemoedigen? Laten we onze hoofden buigen voor een woord, ieder oog gesloten. Laat nu de Geest die het Woord volgt...
95 Nu, Vader, ik heb... naar het beste van mijn weten (U kent mijn hart), wetend dat deze mensen lijden onder deze hitte en dat ze opeen gepakt zitten en staan, maar ze zijn erg geduldig geweest. Ik kan me voorstellen dat het dezelfde soort menigte is geweest die die dag op de oever stond en U hoorde spreken vanaf de boot. En toen zei U tegen hen: "Ga naar diep water en zet uw netten uit om te vissen." Niet: "Kijk of er wat zit." Ze waren daar.
En dan deze opmerkelijke woorden van die apostel die zei: "Here, we hebben de hele nacht door gevist en niets gevangen, maar toch zullen wij op Uw Woord het net laten zakken." En toen zij Uw Woord gehoorzaamden, haalden ze een grote menigte vissen binnen zodat hun netten begonnen te scheuren.
Here Jezus, ongetwijfeld hadden vele vrouwen hun was die morgen in de steek gelaten, vele mannen hadden de oogst op hun velden achtergelaten, vissers verlieten hun netten om het Woord van God te horen. Here Jezus, als U hier vanavond in lichamelijke vorm zou zijn, dan is het erg de vraag of er enigen meer zouden zijn vergaderd dan er nu zijn vergaderd. Maar deze mensen geloven dat U niet dood bent, maar dat U uit de dood bent opgestaan en dat U Uw Woord manifesteert en Uw Woord houdt – het Woord dat ik hun vanavond uit de Heilige Schrift heb voorgelezen.
96 Zoals onze Here eens een Bijbel werd overhandigd, of de boekrol, en Hij las erin en Hij ging zitten en Hij zei: "Deze dag is dit Schriftwoord vervuld." Laat het opnieuw gebeuren, Here. Laat het opnieuw zo zijn dat juist op deze dag, juist deze avond, de Schrift die ik las mag worden vervuld.
En wij allen werden... gedurende de week werd onderwezen dat dat precies de zaak zou zijn die de eindtijd moest bewijzen. Dan zullen onze harten blij naar huis keren. En er mogen er hier velen zijn, Here, tot wie U spreekt. Help ons vanavond Uw Woord te kennen – Uw Woord bewezen de waarheid te zijn. Sta het toe, Vader.
En terwijl wij onze hoofden gebogen houden, even een moment om mijzelf tot rust te brengen van het prediken, hoevelen van u hier binnen zijn niet echt wederom geboren Christenen? Nu, u mag naar de kerk gaan, maar dat is niet wat ik vraag. Als u geen wederom geboren Christen bent, maar gelooft dat er een levende Jezus is, een echte Heilige Geest, en u zou nu voor Hem in gedachten gebracht willen worden, zoudt u dan (terwijl nu ieders hoofd is gebogen en de ogen gesloten) uw hand naar Hem op willen steken. "Here, gedenk mij." God zegene u, God zegene u, u, u. God zegene u. God zegene u. Dat is erg fijn. Zijn er nog anderen?
Nu, we zijn niet veel in aantal, maar wist u dat de wereld uitziet naar grote zaken en grote aantallen? En gisteravond zeiden we dat het slechts de kleine stille stem was die de aandacht van de profeet trok, zodat hij naar buiten trad met een gesluierd gelaat. Nu, heb geloof in God. Mijn broeder, mijn zuster, heb geloof in God. En als onze grote, vriendelijke Here Jezus zal komen terwijl dit Woord hier ligt, Zijn eigen Woord geopend, en aan u zal bewijzen dat de Heilige Geest waar ik over spreek de waarheid is...
Misschien bent u vele keren verward geweest over vele zaken, maar dat bewijst alleen maar dat er ergens iets echts is. En als Hij dat doet, dan wil ik dat u die uw handen opstak, voor een ogenblik naar mij kijkt. U mag nu uw hoofden opheffen. Here Jezus, neem deze dienst nu in Uw handen. Ik ben Uw dienstknecht. En al het prediken – slechts één woord van U zal meer betekenen dan alles wat we gedurende een leven lang zouden kunnen zeggen – slechts één woord. Sta het nu toe, Vader, terwijl ik dit overgeef... Deze getuigenissen, U weet dat ze waar zijn, Vader. U was Degene Die ze gaf. En nimmer heeft het gefaald. Sta het toe, in Jezus' Naam. Amen.
Nu, hoeveel mensen hier binnen die geen gebedskaarten hebben zijn ziek, steek uw handen op, overal in het gebouw die geen gebedskaarten hebben, die ziek zijn. In orde. En degenen die gebedskaarten hebben, steek uw handen op. Het is ongeveer gelijk en ze zitten allemaal door elkaar heen.
97 Terwijl ik over het gehoor kijk: ten eerste, om eerlijk te zijn tegenover God en tegenover u, ik weet dat... ik kijk hierheen. Er zitten hier in de hoek een paar vrienden van mij, broeder Noël en zuster Jones en broeder Outlaw, mijn zoon, deze broeder hier en broeder Moore. Ik ken deze broeder niet, maar ik heb hem tijdens de laatste paar diensten gezien. Ik ken de naam van deze broeder ook niet, maar ik ken hem van gezicht. De zuster hier, zuster Williams, zuster Sharrit zit in de hoek. Helemaal achterin zitten een paar mensen van de Tabernakel in Jeffersonville.
98 Hier zit een dierbare oude vriend van mij, negentig jaar oud, die uit Ohio komt, rijdt dwars door het land. En als ik vertrek naar Afrika, hij en zijn geliefde vrouw vroegen of ze met me mee konden gaan naar Afrika. Hij zei: "Wij zullen betalen..." Negentig jaar oud. Een Duitse broeder, kende de Here nimmer. Toen ik op een avond predikte kwam hij naar binnen met zijn goede kleding aan om gedoopt te worden – negentig jaar oud.
99 Buiten dat... geloof ik... o, dit zijn broeder Waldrop en zuster Waldrop die daar zitten. En dat is zover als... en broeder Borders, en dat is alles. Nu, ik noemde hun namen. Als u mij zodanig kent, bid dan niet; ziet u. Bid voor mij.
Maar ik wil dat u die mij niet kent en weet dat ik u niet ken, in uw hart zegt: "Here Jezus, ik heb hier over horen spreken. Ik heb deze prediker dit vanavond uit de Bijbel horen voorlezen. Ik heb deze getuigenissen gehoord en ik heb er meer van zulke gehoord, weet u, van verschillende keren dat dit gebeurde. Zijn wij zo dicht bij het einde, Here? Zijn wij zo dichtbij?" Bedenk, dat toen dat teken voor Sodom werd gedaan – de stad die verbrandde – Jezus ernaar verwees en zei: "Zoals het was..." Dat was het laatste teken dat zij ontvingen voordat de stad werd vernietigd. En Jezus zei dat dit zou worden herhaald bij het komen van de Zoon des mensen. Nu, u weet dat dat waar is, hoe dat die God, God in vlees... Hoevelen geloven dat dat God was die tot Abraham sprak? De Bijbel zegt "Elohim". Dus dat is de grote Schepper van hemel en aarde, de Algenoegzame. Dat was Hij. Wat liet Hij zien? Hij was in een menselijk lichaam, stond daar en at het vlees van een kalf en dronk de melk van de koe en daarna kon Hij uit het zicht verdwijnen. "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd die Ik u beloofde"; zie. Noemde hem bij zijn naam en met Zijn rug omgekeerd zei Hij: "Waar is Sara?"
Hij zei: "Ze is in de tent achter U."
100 Hij zei: "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig de tijd des levens." En Sara zei... achterin de tent. Hij zei: "Waarom lachte Sara?" Onthoud dat de Bijbel zei dat ze in de tent achter Hem was. Hij zei: "Waarom lachte Sara?"
Sara zei: "Ik deed het niet."
Hij zei: "Ja, u deed het wel"; zie. dat is juist.
101 Een man die daar stond, God, stelde Zichzelf voor in menselijk vlees. Jezus zei dat hetzelfde zou plaats vinden bij het komen van de Zoon des mensen: God in Zijn gemeente – u, mij – Zichzelf voorstellend.
102 Nu, daar was een kleine vrouw... Toen God in Christus was, had Hij de Geest in volheid. Hij was God. Ik ben slechts een van Zijn dienstknechten en u bent slechts een van Zijn dienstknechten. Wij hebben de Geest met mate. Hij had het zonder mate. In Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk. In mij is slechts een kleine gave en in u is er een gave van. Maar ongeacht hoe klein het is, het is dezelfde Geest.
103 Nu, als dat de Geest van God is, zal het dezelfde werken van God doen. Bidt u nu en zeg: "Here Jezus, eens raakte een kleine vrouw Zijn kleed aan." En we zeggen hier in het Nieuwe Testament... In Hebreeën zei hij: "Hij is een Hogepriester die nu kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden." Hoevelen weten dat dat de Bijbel is? Zeg: "Amen". Zeker. Wel, het moet waar zijn.
Wel, als Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer, hoe zou Hij u dan antwoorden? Hetzelfde als Hij gisteren deed, als Hij vandaag dezelfde is. Nu, bidt u en zeg: "Here Jezus, laat mij Uw kleed aanraken. En dan, U gaf broeder Branham een kleine gave om ons te bemoedigen. En hij kent mij niet. Ik zit hier helemaal achteraan (en hier en daar en ergens). Ik zit... hij kent mij niet, maar U kent mij."
"En laat mij Uw grote Geest zien, Here. Niet dat ik dat persé moet, maar slechts dat het mij en de overigen zal bemoedigen omdat we het Woord hebben gelezen. Laat mij Uw kleed aanraken, spreekt U dan terug. Laat mij vanavond worden gebruikt, Here, voor dat doel en dat zal aan het gehele gehoor bewijzen dat U nog steeds leeft." Zou dat niet wonderbaar zijn als Hij dat zou doen?
Als u nu heel rustig voor uzelf bidt. Zeg: "Here, laat mij Uw kleed aanraken." Nu zal ik mij aan de Geest overgeven en moge de Heilige Geest dan de rest doen, want ik heb gesproken en getuigd maar meer kan ik nu niet doen. Ik ben aan het einde van mijn weg.
Ik let op het gehoor om te zien of ik... ik moet het zien; weet u. U begrijpt dat.
104 Links achteraan, helemaal achteraan, ongeveer in het midden van het gebouw achterin is een vrouw aan het bidden. Ze staat op het punt om te sterven als God haar niet helpt. Ze heeft kanker en de kanker is op haar borst. O, moge ze dit niet missen. Help mij, o Here. Zuster, als u zult geloven (ze gaat het missen)... Here Jezus, help ons, bidden wij. Mary May? Dat is het. Zijn wij vreemden voor elkaar? Ik ken u niet; u kent mij niet. Was dat de toestand en wat... Is alles wat werd gezegd, waar? Geloof dan; het zal voorbij zijn. Nu, wat eerst duisternis over haar was is nu licht. Precies zo zeker als bij die jongen waar de epilepsie bij vandaan bleef; dezelfde God, Degene die daar in North Woods was, is dezelfde God hier. Blijf slechts geloven. Amen. "Indien gij kunt geloven..."
105 Hier voor mij zit een vrouw. Er is iets verkeerd in haar rug. Het is een schijf van de wervel in haar rug die uit z'n plaats is. Ze komt niet hiervandaan, ze komt uit Montana. Haar naam is mejuffrouw Stubbs. Sta op, ontvang uw genezing, in de Naam van Jezus Christus.
U hoeft niet te duwen. Ontspan u. De grote man die hier naar me zit te kijken doet dat zo. Geloof. U zult gezond worden. Hebt nerveuze problemen. Als u het gelooft zal God u gezond maken.
106 De dame met een vrouwenkwaal. Geloof het en u kunt gezond worden. Ga terug naar huis en heb geloof in God. Waarom zei ik 'ga terug naar huis'? U moet teruggaan naar New Mexico om daar te komen; meneer en mevrouw Watkins. Nu, u weet dat ik u niet ken. Amen.
107 De dame vlak achter u met die zweer op haar been, mejuffrouw Brown, zult u geloven dat God u zal genezen? U kijkt zo geïnteresseerd. Nu, u weet dat ik u niet eerder in mijn leven heb gezien. Op het linkerbeen. Als u nu met uw hele hart gelooft, zult u gezond worden.
108 Een dame probeert te bewegen en ze heeft artritis. Het bezorgt haar veel last. Mevrouw Fairhead. Gelooft u met uw hele hart en u zult gezond worden. Nu, u weet dat ik u niet eerder in mijn leven heb gezien. Dat, oh... Amen.
Gelooft u nu met geheel uw hart? Nu, wat zal Hij doen? Hij zal de dingen die ik u heb verteld nemen en ze aan u bewijzen. En dan zal Hij u dingen tonen die zullen komen. Ziet u wat ik bedoel? Gelooft u Hem? Laten we onze hoofden opnieuw buigen.
Welnu, u die weet dat als u vanavond uit dit leven zou worden weggenomen, dat u zou zijn... niet zou zijn... u zou verloren zijn, u bent niet wederom geboren... "Tenzij iemand wederom geboren is, kan hij het Koninkrijk zelfs niet zien." Waarom komt u niet regelrecht hierheen, hier staan en laat ons nu precies voor een ogenblik voor u bidden? Wilt u nu direct komen, in de aanwezigheid van deze Geest? U zult nimmer iets groters zien gebeuren totdat u de komst van de Here ziet. Onthoud dat nu. Ik weet beslist waar ik over spreek, anders zou Hij de bediening niet erkennen.
Laat dit nu niet voorbij gaan. Bent u oprecht? Wilt u komen? Zo niet, dan ligt het tussen u en God. Ik ben onschuldig. Ik ben rein van al het bloed omdat ik u de waarheid heb verteld, ik heb u het Woord gepredikt. Ik heb u verteld wat Hij was en Hij... Toen Hij kwam, bewees Hij wat Hij toen was en Hij laat mij bewijzen wat Hij nu is. Hij is Dezelfde als Die Hij toen was. Gelooft u dat?
Dan, hoevelen hier binnen zijn ziek, anderen hier die ziek zijn? Steek uw handen op. Nu leg uw handen op elkaar en laat ons het gebed des geloofs voor u bidden.
109 Nu wil ik u rustig iets vragen. Als God... als God kan komen en dat wonderteken doen... Een wonderteken is iets wat niet kan worden verklaard. Welnu, als u iemand van deze mensen rondom wilt vragen, ga ze dan vragen, waar dan ook; ziet u. Onthoud slechts, het is God. Dit hier zijn slechts amateur visioenen. Wat is de oorzaak ervan? U bent het, uzelf. U bent degene die dat veroorzaakt.
110 Ziet u, toen die vrouw Zijn kleed aanraakte, zei Hij dat er kracht van Hem uitging. Maar toen de Vader het Hem over Lazarus liet zien en Hij wegging en terugkwam en Lazarus uit de dood opwekte, toen zei Hij niets over kracht. Dat was God die Zijn eigen gave gebruikte en het andere was een vrouw die Gods gave gebruikte. Ik ben Gods gave niet. Jezus Christus is Gods gave. Het is slechts een gave die Hij mij gaf, dat ik zo werd geboren met het onderbewustzijn en het bewustzijn (het eerste bewustzijn) vlak bij elkaar. Je gaat niet slapen, je ziet het eenvoudig.
111 De Heilige Geest komt precies zo op het onderbewustzijn als op het eerste bewustzijn. Als het op uw onderbewustzijn komt, zou u een geestelijke droom hebben. Als het op het mijne komt, droom ik niet. Ik kijk ernaar en zie het; ziet u. En we worden geboren... je kunt jezelf niet anders maken. Je wordt zo geboren; zie. Gaven en roepingen zijn onberouwelijk. Waar is het voor? Om Jezus Christus te manifesteren. Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer.
Met uw handen op elkaar gelegd vertrouw ik dat u uw hart nu precies aan Gods zorg toevertrouwt. "Here, onderzoek mij. Ben ik zo gevoelloos geworden door de dingen van de wereld dat ik dat grote uur mis dat voorbij komt?" Weet u, zo is het altijd geweest. Het ging regelrecht door de kerk heen en ze merkten er niets van. Dat is geschiedenis. Laat het niet voorbijgaan, vrienden, om een woord voortdurend bewezen te zien worden, het Woord van God gemanifesteerd te zien en dezelfde Persoon van Jezus Christus onder Zijn volk binnen te zien komen om precies zo te handelen als Hij daarvoor deed.
Hemelse Vader, ik voel nu, Here, dat Uw Woord werd gelezen. Het getuigenis werd gegeven. De Heilige Geest kwam naar beneden en bevestigde dat Woord en het getuigenis. Nu is het in de handen van de mensen, Here. Het ligt in hun schoot. Ik weet niets anders meer om te zeggen. En ik weet niets anders meer van wat U in het Woord schreef dat U zou doen, omdat U hen reeds hebt genezen. Het is slechts om ze te helpen het te geloven. En terwijl U een dergelijk ding doet, hoe kunnen we nog langer twijfelen? Hoe kunnen we Satan toestaan ons bewustzijn nog langer gevoelloos te maken?
Satan, ik verklaar deze genezing over deze mensen en zeg tegen jou: "Ik beveel je in de Naam van de Here Jezus Christus, ga uit van hier. Kom eruit in de Naam van Jezus Christus en laat deze mensen gaan."
Als u Hem nu gelooft, sta dan op uw voeten. Gelooft u? Ga dan op uw voeten staan en geef God de lof. Sta op en geloof het; betwijfel het niet meer. In de Naam van Jezus Christus, laat de Heilige Geest vreugde, kracht, opstanding en leven tot deze mensen brengen, Here. Geef Hem nu de eer en zegen Zijn heilige Naam. Wij loven Hem, wij prijzen Hem, wij aanbidden Hem, de Onmetelijke, de Eeuwige, de Zoon van de levende God. In Zijn Naam, ontvang Hem. Hij is hier. Amen.