Jezus houdt al Zijn afspraken
Door William Marrion Branham1 Laten wij een ogenblik blijven staan en onze hoofden buigen voor een woord van gebed. En nu, terwijl onze hoofden en onze harten gebogen zijn, vraag ik mij af... Daar dit de avond is die wij terzijde hebben gezet als de avond van redding, voor het tot Christus komen en het ontvangen van de Heilige Geest, vraag ik mij af hoevelen een verzoek hebben en dit zouden willen zeggen: "Here God, gedenk mij. Ik wil nu met U in orde zijn." Zou u vanavond uw hand willen opsteken? De Here zegene u.
2 Onze hemelse Vader, wij zijn zo dankbaar voor Uw tegenwoordigheid en voor mensen met eerlijke harten, die werkelijk geloven dat U komt en dat zij zich gereed moeten maken voor deze grote gebeurtenis waarop de wereld gedurende al die duizenden jaren heeft gewacht. En wij leven, als het ware, terwijl we erop letten hoe de tijd en de geschiedenis uitlopen en de eeuwigheid begint binnen te komen. En wij zien dit naderen zodat onze harten vreemd verwarmd worden. En wij bidden, Vader, dat U vanavond onze harten wilt doorzoeken en ons wilt beproeven. En als er enige zonde in ons is, Here, neem het eruit. Wij hebben deze week in Uw geweldige tegenwoordigheid opgemerkt, terwijl wij op U letten, hierover... dat U regelrecht rondging in deze samenkomst en de diepste gedachten van het hart voor de dag haalde en het ons openbaarde, en ons deze dingen vertelde.
3 Nu vanavond, Here, willen wij dat onze harten waarachtig en met U in orde zijn. Wij bidden dat U ons wilt zegenen. Hier op het podium of de kansel is een doos met zakdoeken geplaatst, kleine pakjes die naar de behoeftigen gaan. Ik bid, hemelse Vader, als zij van deze plaats verzonden worden waar er gebed voor is gedaan, met geloof om God te geloven, dat elke zakdoek en elk doekje en pakje dat de zieke aanraakt... dat zij mogen worden genezen, omdat dit gehoor en wij samen eensgezind vragen dat U hen wilt genezen, Vader. Het is een aandenken dat wij gevraagd hebben. U zei: "Vraag en u zult ontvangen. En wanneer u bidt, geloof dat u ontvangt waarvoor u gevraagd hebt." Ik geloof, Heer; wij allen geloven. En het is gevraagd. Nu, laat het gedaan worden omwille van het Koninkrijk van God, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen. U mag gaan zitten.
4 Wel, het is zeker goed om vanavond weer opnieuw in het auditorium te zijn in de grote verwachting dat de Here ons vanavond zal bezoeken, daar wij deze avond terzijde hebben gezet om voor de zieken te bidden, om redding voor onze zielen te zoeken. Ieder van ons heeft het nodig ons leven weer opnieuw toe te wijden. En deze week hebben wij de tegenwoordigheid van Jezus Christus gezien, de betuigde Schrift, Hem hier recht onder ons, in het oog houdend wat Hij deed – dezelfde dingen die Hij deed toen Hij hier vroeger op aarde was – Hij deed gewoon hetzelfde.
5 Nu, als wij het in de bediening zien zoals het omhoog komt, net zoals wij groeien in een perfecte dag, een perfecte gemeente... Wij begonnen ermee, net zoals wij deze morgen zeiden in onze lieflijke kleine gemeenschap deze morgen... Wij hadden zeker een wonderbare tijd bij dat ontbijt. Ik dank de broeders voor hun fijne samenwerking. Ik moest de handen van velen van hen schudden, deze fijne mensen die deze samenkomst sponsoren en ons hier binnen brengen om...
6 Het toont aan dat zij in hun mensen geïnteresseerd zijn. Zij zijn herders en in hun schapen geïnteresseerd. En ik ben zo dankbaar dat sommigen van deze... Iedere herder is er in geïnteresseerd dat zijn schapen vitaminen krijgen. En dit zijn geestelijke vitaminen, als het ware, die de schapen helpen groeien in een sterk geloof in onze God. Ik waardeer zulke mensen.
7 En nu, deze morgen sprekend over de gedachte van de gemeente die groeit, ziet u, die opkomt zoals een zaad in de grond... En dat zaad, zoals het geplant is, groeit van heerlijkheid tot heerlijkheid. En na een poosje wordt het een bloesem en keert dan terug naar het zaad. Zo werd het originele zaad geplant.
8 En zo is de kerk geweest. Het gemeentetijdperk begon in deze laatste dagen. Na de donkere eeuwen begon het met Maarten Luther en de Reformatie, die rechtvaardiging door geloof predikte. Na zijn tijd organiseerde men de gemeente en het stierf uit. Toen kwam Zwingli na Luther en Zwingli geloofde zelfs niet in de maagdelijke geboorte. Hij ging naar Zwitserland. Zij geloven het nog steeds niet. En de 'Zwingli-doctrine' gelooft niet dat Jezus maagdelijk werd geboren. Zij zeggen dat Hij de zoon van Jozef was, de Zoon van God genoemd.
9 Maar dat neemt de hele steun weg van onder het hele fundament van het Christendom. Hij werd maagdelijk geboren of Hij is gewoon een mens zoals u of ik. Hij was de Zoon van God.
10 Daarna kwam Calvijn en zo steeds verder. Tenslotte raakte de gemeente in zo'n toestand dat men een andere reformatie nodig had. En God zond John Wesley met een boodschap van heiliging, zuiverheid van de geest. Hij en Whitefield en vele anderen gingen door in de grote reformatie, en Asbury die naar de Verenigde Staten kwam. En die grote opwekking redde Engeland en de wereld in die tijd.
11 Wat deden zij? Nadat de stichters uitstierven begon men zich te organiseren over hun leer en weldra, weet u, maakte men een organisatie. Dan hadden wij anderen die zich daar van afscheidden, zoals Alexander Campbell, John Smith en de Baptistenkerk, enzovoort. En dan de Nazareners, Pilgrim Holiness en de anderen die voortkwamen.
12 Vervolgens kwam de grote reformatie opnieuw; Pinksteren, dat uit die organisaties kwam met het herstel van de gaven, spreken in tongen, Goddelijke genezing, grote wonderen en tekenen, die tevoorschijn kwamen. Dat duurde een lange tijd. Het is nu vijftig, ongeveer achtenvijftig jaar geleden sedert de Heilige Geest begon te vallen op de oude Azusa Street daar in Californië, hier in de Verenigde Staten, waar het begon te vallen. De grote tijd was gekomen.
13 Wat deed Pinksteren? De een maakte zich een organisatie. Een ander zei: "Hij komt op een wit paard", een ander: "op een witte wolk." En weg gingen zij in organisaties, en zij scheidden zich af en verbraken de broederschap onder de mensen.
14 En net zoals Israël... Weinig wist Israël ervan dat toen zij de overwinning bejubelden op de oever der rivier, zij slechts ongeveer een reis van vier dagen (ongeveer veertig mijl) verwijderd waren van het beloofde land. Zij beseften niet dat zij er veertig jaren voor nodig zouden hebben. Maar wat was het? Genade had hun in een profeet voorzien, een Vuurkolom, een geofferd lam, een bevrijding. Maar toch wilden zij een wet. Zij wilden iets waaraan zíj iets konden doen. Zíj wilden hun handen erop leggen. Dat was de meest onbezonnen fout die zij ooit maakten, in Exodus 19, toen Israël genade verwierp en de wet aanvaardde.
15 En wat deed men toen? Hij liet hen daar gewoon gedurende veertig jaar in de woestijn verblijven. Zij plantten wijngaarden en zij aten vruchten en zij huwden vrouwen, zij brachten kinderen groot, tot die oude generatie uitstierf en een andere generatie opkwam. Veertig jaar later, en ze waren nauwelijks veertig uur verwijderd, maar zij moesten gedurende veertig jaar wachten voor zij overstaken. En toen trad een nieuwe leider aan, Jozua, en zij gingen het land in met een nieuwe groep.
16 Nu, ik denk dat het hier een zeer prachtig type is, dat wij ontdekken. Lang geleden toen onze voorvaderen in de Pinkster... dat zij opzetten. Men had de oude algemene raad. Van daaruit vormde zich de Assemblies of God. Daaruit kwam de U.P.C. en de United, enzovoort, tot men organisatie na organisatie kreeg, twistend en vechtend. God liet hen gewoon daar precies zitten, vrouwen huwend, kinderen grootbrengend, in tongen sprekend, in de Geest jubelend. Maar nu is er een nieuwe groep die opkomt.
17 Zij waren slechts enkele dagen van het beloofde land verwijderd. Al deze zegeningen die zij hadden waren fijn. Maar bedenk dat het hele land hen toebehoorde. Nu, wij staan op het punt om het beloofde land in te gaan. Zo moge de Here ons helpen terwijl wij op deze dingen letten, ziet u.
18 Net zoals de piramide... Hebt u opgemerkt hoe de piramide werd gebouwd? Geen piramide-leer nu, gewoon een piramide. Kijk op een dollarbiljet. Het zegel van de Verenigde Staten is die arend. Wel, waarom staat er daarboven op de piramide 'Het Grote Zegel'? Waarom zou het hier groter zijn in de Verenigde Staten dan... en het zegel van de Verenigde Staten, het Grote Zegel, het oog dat waakt? En de deksteen die op de piramide gaat werd afgewezen. Hij was nooit op de piramide, is er niet tot op deze dag; de 'Stone of Scone' beweert men. Maar hij werd er nooit op gezet, de deksteen. Waarom?
19 Toen Henoch, enzovoort, eertijds de piramiden in Egypte bouwden, zien wij dat zij daarginds wisten dat de hoeksteen, de deksteen, afgewezen zou worden. En die piramide past zo perfect in elkaar, dat zij geen mortel nodig hadden. Het was mechanisch zo uitgehouwen, dat de ene steen zo precies bij de andere paste dat u zelfs geen scheermesje ertussen kunt zetten.
20 Nu, het bleef geleidelijk doorgaan en nu is het allemaal geslepen aan de top, gereed voor de deksteen wanneer hij zal komen. Dat is de manier waarop God Zijn gemeente bracht van rechtvaardiging, heiliging, doop van de Heilige Geest. En nu de bediening van de Geest, die is wat het Woord levend maakt; die bediening in de gemeente zal precies zoals de Zijne moeten zijn.
21 Net zoals dit, wanneer mijn schaduw hier van mijn hand... Als ik nooit mijn hand zag, maar deze schaduw zag, het is een soort van... Het wordt vaag als hij erbij vandaan gaat. Maar als hij dichter en dichterbij komt, komen het negatief en het positief samen tot zij beide hetzelfde worden. En dat is precies wanneer de gemeente en het Woord één moeten zijn, zoals Jezus en God één waren, helemaal precies.
22 God verzoende in Christus de wereld met Zichzelf. En dus zal Christus in de gemeente moeten zijn, de gezalfde van het Woord om alles te vervullen. En dat is de deksteen die op het laatste gemeente-tijdperk komt. Niet het Laodicéa-tijdperk nu, het is een roep daaruit, een bruid uit een gemeente, een gemeente uit een gemeente, anders gezegd. Juist zoals Hij een natie uit een natie riep in Egypte. En nu leven wij in die dag en wij zijn dankbaar voor deze grote dingen die wij hebben gezien.
23 Nu, morgenmiddag, zo de Here wil, zullen we deze dienst, dit deel van de dienst, gaan afsluiten. En wij zullen dat geheel voorbehouden voor het bidden voor de zieken. En iedereen die wil dat er voor zich gebeden wordt kan komen en een gebedskaart krijgen om door de gebedsrij te komen. Nu, de reden waarom wij gebedskaarten uitgeven is om hen in de rij te houden. Als u dat niet doet, blijven zij alsmaar weer rondgaan, ziet u, en men... Wij geven hun een gebedskaart. U hebt een gebedskaart en komt in de rij en u zult zien... en gelooft dat u zult zien dat de heerlijkheid van God plaats vindt. Het zal groots zijn.
24 En nu, wij danken u voor alles wat u hebt gedaan en voor het grote welkom dat wij kregen onder deze prediker-broeders, enzovoort. Nu, morgen is het zondag en deze kerken zullen open zijn. Er zal hier morgenochtend geen dienst zijn. Er zal zondagsschool zijn. En u, bezoekers... Ik heb enkele vrienden hier binnen die met ons in de groep zijn en sommigen die gekomen zijn uit mijn eigen stad om hier met ons te zijn.
25 Nu, dit zijn de mensen die deze samenkomst ondersteunen. Zij geloven in dit type van samenkomst. Als ik hier in deze stad woonde, zou ik tot één van hun gemeenten behoren. Ik zou het zeker, omdat zij hetzelfde geloven als wat ik geloof. En ik zou tot een van hun gemeenten behoren als ik hier woonde.
26 En u die deze week uw leven aan Christus gaf en geen thuisgemeente hebt, waarom bespreekt u het niet met hen? Zij geloven ditzelfde, anders zouden zij hier niet zitten om het te vertegenwoordigen, ziet u. Zo, dus nu, vind een van deze fijne gemeenten morgen en ga erheen. En ik weet zeker dat zij u goed zullen doen. Zij zullen u helpen. Zij zullen u helpen te geloven. En als u niet gedoopt bent, vraag het hun. Als u de Heilige Geest niet hebt ontvangen, vraag hun erover, en zij zullen u regelrecht tot Christus leiden en u verder op de weg hoeden tot Hij terugkeert. Nu, de Here zegene ieder van u.
27 En nu... U weet dat de Presbyterianen altijd opstaan en gaan zitten, naar men zegt. En ik ben geen Presbyteriaan, maar ik geloof wel dat wij behoorden op te staan wanneer wij het Woord van God lezen, omdat het een eer is tegenover God om te staan. Net zoals wij de vlag groeten of trouw zweren of wat ook.
28 En nu, voor vanavond heb ik een Schriftgedeelte gekozen om hier te lezen uit het boek Lukas, het zevende hoofdstuk, beginnend bij het zesendertigste vers. En nu, ik heb de hele week door gewerkt aan een gedachte die tot mij kwam op de weg hierheen over de ontsluiering van de machtige God. Maar toen ik ermee klaar was om mijn Schriftplaatsen en dergelijke na te kijken, had ik bijna twintig bladzijden. Ik zou dus daar nooit in één uur doorheen komen. Ik vond dat ik het zou moeten veranderen en dat heb ik dus gedaan. En ik geloof dat het de wil van God is dat ik die dingen zeg.
29 Nu, in het zevende hoofdstuk van Lukas en het zesendertigste vers.
Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten; en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aanliggen.
En zie een vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met mirre,
En zij ging wenende achter Hem staan, bij Zijn voeten, en begon met haar tranen Zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste Zijn voeten en zalfde ze met de mirre.
Toen de Farizeeër, die Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf:... (Bedenk, niet hardop maar bij zichzelf.) Indien deze de profeet was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij een zondares is.
En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het.
Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig.
Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben?
Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het meest geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld.
En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor Mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen Mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd.
Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik binnengekomen ben, niet opgehouden Mijn voeten te kussen.
Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre Mijn voeten gezalfd.
Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig liefde.
En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven.
En die met Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij zelfs de zonden vergeeft?
En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u behouden, ga heen in vrede!
30 Laten wij bidden. Here Jezus, dit verhaal is vele jaren geleden gebeurd. Maar het is een waar verhaal, want het staat geschreven in de bladzijden van onze Bijbel en wij weten dat het waar is. En nu, wij zouden in geen geval willen proberen dit vanavond opnieuw te schilderen, maar wij zouden graag hebben dat U ons helpt dit vanavond als een boodschap te brengen aan de mensen, opdat zij mogen zien dat U nog steeds dezelfde Here Jezus bent. En wij bidden om Uw zegeningen over ons allen, daar wij behoeftige mensen zijn. Wij hebben U nodig, Heer.
31 En wij geloven vanavond, ofschoon wij zien dat U de blinden ziende maakt en de doven horend en de lammen lopend, en met doktersverklaringen hebben gezien dat U vijf mensen uit de dood deed opstaan op verschillende tijdstippen in verschillende naties... Maar toch, Here, ik geloof dat het meest zieke lichaam waarvan ik vanavond weet het lichaam van Christus hier op aarde is, de gemeente. Het is werkelijk ziek. Genees het vanavond, Here.
32 Dit deel dat hier samen zit, deze groep die hier in Tampa verblijft, deze fijne groep mensen, Here, genees elke wonde vanavond. Laat de Geest ons dit toestaan, want wij vragen het in Jezus' Naam, voor Zijn eer, voor Zijn glorie hier in deze stad waar wij verblijven. Amen. U kunt gaan zitten.
33 Als ik het nu zou moeten benoemen, gewoon voor enkele ogenblikken... En ik probeer niet om elke avond... Ik moet mij bij u verontschuldigen, omdat u zo vriendelijk bent geweest en ik... U bent zo'n gemakkelijk gehoor om tot te prediken, dat je gewoon niet weet wanneer je moet stoppen. En dat laat een prediker weten dat u zich voedt, of de woorden ontvangt die ik zeg. En ik kwam tot u toen ik... Ik ben vermoeider dan ik ooit geweest ben, sinds ik weet niet wanneer.
34 Ziet u, ik ben zonder ophouden bezig geweest sinds Kerstmis. Ik ga regelrecht hier vandaan naar Tucson om opnieuw te beginnen. Ik kom regelrecht daar vandaan en ga naar Brits Columbia om een gehele Indianenstam te dopen, die vroeger Katholiek was en die ik tot Christus leidde de voorbije herfst toen ik op jachttocht was. En de gehele groep gaf zijn hart aan Christus door het genezen van de moeder, één van de moeders, die de dokters... Niemand kon haar aanraken. Zij lag stervende. En zij wilden dat ik terugkwam zodra het ijs begon te smelten. Ziet u, het wordt daar 85 graden onder nul.
35 En dus, nu het ijs gesmolten is, neem ik hen en allen... Een grote groep trappers en jagers langs de Alaska Highway, die mij allemaal komen ontmoeten om gedoopt te worden en Christus te aanvaarden. Zij zagen dat de Here een bepaald visioen toonde van een bepaald iets; waar een bepaalde beer zou zijn, hoeveel hij zou wegen, van welke soort hij was en waar een bepaald dier zou staan, wie daar zou zijn en wat zij zouden dragen en alles erover. En ik vertelde het hun voor het gebeurde.
36 En zij zeiden: "Er zijn dat soort dingen zelfs niet in dit land." En wij gingen er regelrecht naartoe. En het gebeurde woord voor woord. De trofeeën hangen in mijn kamer vandaag, ziet u. Zij zeiden: "Wij willen ook gedoopt worden." Ruwe mannen, maar weet u, Hij heeft overal zaad liggen.
37 Mijn onderwerp vanavond is: "Jezus houdt al Zijn afspraken." Ik wil dat u dat in gedachten houdt terwijl wij spreken. En ik wil niet te lang spreken. Ik wil dat u het overdenkt. Bedenk dat u op een dag Deze moet ontmoeten die bij ons tegenwoordig is vanavond.
38 Nu, het moet bijna zonsondergang zijn geweest wanneer ons toneel vanavond begint. Het moet ongeveer zonsondergang zijn geweest. En deze bode had de hele dag gelopen, misschien twee of drie dagen. Hij probeerde Hem te vinden. Hij ging heen, misschien bijna van Dan tot Berseba, omdat Jezus in Zijn bediening rondging... Sprak hier, deed Zijn tekenen en wonderen en de mensen zouden allemaal samenkomen en Hij zou ergens anders heen vertrekken. "Ik moet naar een andere stad gaan."
39 En hij had een moeilijke tijd gehad. Wellicht was hij naar Kapernaüm gegaan en men zei: "Wel, Hij vertrok hier een week geleden. Wij weten niet precies waar Hij heenging, maar Hij ging ergens anders naartoe." En hij zou... O, hij was vermoeid. Zijn haar was nat van het transpireren, zijn benen waren bestoft en klam toen hij tot het gezelschap kwam waar Jezus had gesproken. En Jezus was ook vermoeid. Hij had de hele dag gesproken. Zijn mond was droog van het vele spreken. En Zijn handen begonnen beverig te lijken en Zijn ogen zwak, terwijl de zon begon te zakken.
40 En hij wilde Jezus spreken. Hij had een boodschap voor Hem. En nu, Jezus had twaalf man om Hem heen, die de mensen van Hem weg hielden, omdat zij anders op Hem zouden aandringen. En dus... (Ik maak hier een drama van zodat ieder het kan vatten.) En zo zien wij hierin dat de man die Jezus... Hij moet gekomen zijn; laten wij zeggen dat hij tot Filippus kwam. En Filippus zou misschien iets als dit gezegd kunnen hebben: "Meneer," een jonge kerel, "wij zouden u zeker graag de Meester laten ontmoeten, maar Hij is zo vermoeid. Wij moeten Hem in het oog houden, omdat Hij gewoon door gaat tot Hij er bijna bij neervalt. En wij zijn in zo vele samenkomsten geweest, enzovoort, onlangs tot... Het spijt me, maar ik denk niet dat wij het kunnen doen."
41 Maar hij zei: "Ik heb hier een briefje van een zeer belangrijk man op religieus gebied. Het is een uitnodiging voor uw Meester; het zal erg belangrijk zijn als Hij zal gaan. En ik moet Hem spreken, want ik heb opdracht gekregen dat ik dit briefje naar Hem moest brengen en zorgen dat Hij het persoonlijk krijgt."
42 Tenslotte namen zij hem mee naar de Here Jezus. En terwijl Hij, de Here Jezus, naar hem keek, misschien verliet Hij de plaats vanwaar Hij sprak (kansel), waar de discipelen en anderen iets gemaakt hadden om van te spreken. Terwijl Hij keek, wel, Hij moet naar de jongeman hebben gekeken. Hij moet van hem hebben gehouden.
43 En de jongeman vertelde Hem. Hij zei: "Ik heb een boodschap, meneer. En er is een zeer hooggeplaatste man daar in een bepaalde stad. Hij is een Farizeeër, de strengste van de godsdiensten. En hij geeft een diner... een geweldige tijd, een banket, en hij wil dat U komt als eregast. En hij is... Velen zouden dit banket willen bijwonen, maar hij heeft U geselecteerd. En ik heb drie dagen geprobeerd om U te vinden, het hele land door. En ik ben zeker blij dat ik hier ben, meneer, en ik zal deze brief van hem aan U overhandigen."
44 En Hij nam deze brief en las hem. En wij ontdekken dat deze Farizeeër een feest gaf en dat hij Hem verzocht te komen om eregast bij hem te zijn. Jezus stond daar dus gedurende enkele ogenblikken en keek naar de jongeman. En toch, al was Hij nog zo druk, u kunt Hem nochtans nooit uitnodigen of Hij zàl komen. Het maakt me niet uit wat de situatie is, Hij zal komen.
Hij zei: "Ga uw meester vertellen dat Ik daar zal zijn. Op die bepaalde dag, op dit bepaalde uur, zal Ik er zijn." En de bode moet voldaan geglimlacht hebben en zich hebben omgekeerd en de heuvel zijn afgelopen om het goede nieuws weer aan zijn meester te brengen, dat hij erin geslaagd was om de boodschap te geven aan degene aan wie hij haar wilde geven.
Wat was er aan de hand met deze koerier? Hoe was het mogelijk? Was hij zich bewust van wat hij had gedaan? Misschien was het de eerste keer in zijn leven dat hij ooit in de tegenwoordigheid van Jezus stond en hij vroeg zelfs nooit om de vergeving van zijn zonden. Hij nam nooit de gelegenheid te baat. O, wat is het vandaag op dezelfde wijze met de mensen. Vele keren beseffen zij dat zij in Zijn tegenwoordigheid zijn en zij vragen nooit om vergeving. Wel, dat... hem zou misschien nooit op een andere keer meer de gelegenheid worden geboden; en zijn laatste gelegenheid om vergeving te vragen wees hij af! Hoe kon hij dat ooit doen? Hoe kon deze jongen ooit zo opgegaan zijn in het brengen van deze boodschap van zijn meester, dat hij in de tegenwoordigheid van de Zoon van God faalde om vergeving te vragen? Het was allemaal een zakelijke aangelegenheid.
45 En weet u, dat is net zoiets als met de mensen vandaag. De gemeente... Christus is een zakelijke aangelegenheid geworden, of het is een sociale zaak om tot de kerk toe te treden en in een iets betere sociale standing te komen voor uw zaken of zoiets. U steekt een beetje beter af in de buurt. Het is geen zaak van werkelijk komen om zich te bekeren, zoals een zondaar zou moeten doen. Vele keren worden mensen recht in de tegenwoordigheid van Christus gebracht en zij wenden zich af en doen een even overijld ding als dat deze koerier deed.
46 O, hij zou op zijn knieën gevallen moeten zijn en, toen hij eerst besefte wie Hij was, gezegd moeten hebben: "Meester, ik heb een boodschap voor U. Maar eerst wil ik dat U mij vergeeft." Dat zou de juiste benadering zijn geweest. En dan, als er enige zaak moest worden gedaan, laat dat later gedaan worden. Maar hij had eerst zijn eigen ziel met God in orde moeten brengen.
47 Daarom geloof ik dat zoveel genezing of beweerde genezing een mislukking wordt, omdat de mensen in de eerste plaats niet gereed zijn voor genezing. Zij willen hun fouten niet belijden. De Bijbel zegt: "Belijdt elkaar uw fouten en bidt voor elkaar." En wij zijn niet bereid om dat te doen.
48 Als wij de genezing kunnen nemen en verder onze gang gaan, en terug gaan en doen wat wij voorheen deden, zou men dat willen accepteren. Maar wanneer het er op aankomt werkelijk eerst met God in orde te komen, dan willen de mensen dat niet doen. En dat is de reden dat het een domper op Goddelijke genezing zet. U ziet zovele mensen die zo binnenwandelen en weggaan en niet... En God weet alles over die dingen.
49 Nu, deze makker deed een echt onbezonnen iets, zouden wij denken. Wij zouden denken: "Als ik slechts zijn plaats zou kunnen innemen. Als ik maar voor Zijn troon zou kunnen komen en een boodschap meenemen, dan zou het eerste wat ik zou doen..." Wat zou u doen? Geïnteresseerd zijn in hetgeen waarvoor uw organisatie u daarheen had gezonden om een en ander uit te vissen? Of zou u rondkijken om te zien hoe de hemel versierd was? Of zou het eerste wat u in Zijn tegenwoordigheid zou zeggen, zijn: "Here God, vergeef mij, een zondaar"? Dat zou het juiste zijn om te doen.
50 Nu, terwijl Jezus op de jongen lette en toen hij wegging kan er misschien iets bij Hem opgekomen zijn... Waarom deed die jongen dat niet? Was het omdat hij er zich niet van bewust was wie dat was? Mag ik dit zeggen – niet om heiligschennend te zijn – mag ik dit zeggen, niet omdat het deze samenkomst is of een andere samenkomst, maar ik denk dat dit er vandaag aan de hand is! Mensen zijn zich er niet van bewust. Zij zien dat de Schrift exact geïdentificeerd is. Maar zij zijn er zich niet van bewust wie het is!
51 Zij zullen iets zien en zij zullen zeggen: "O, dat was wonderbaar. Dat was fijn. Ik..." Maar u bent er zich niet van bewust wat het is. Als dat er was, zou er een bekering uitbreken, een wenen en roepen. De stad zou zo'n opwekking hebben, dat de helft van u zou worden opgesloten voor de morgen. Zo is het, als wij ons ervan bewust zouden zijn wat het betekent. En vele keren gaan wij er aan voorbij en missen de gelegenheid doordat wij ons er niet van bewust zijn.
52 Ik denk niet dat de jongen het werkelijk besefte. Hij was opgegroeid onder deze Farizeeër, die een groot regeerder was, een vorst, of religieus persoon. En hij was opgegroeid met hem en behoorde tot zijn religieuze partij. En de Farizeeër had om Jezus gelachen en gekheid over Hem gemaakt of iets wat zij deden zoals zij... in die dag. En hij gooide het gewoon van zich af. Dit was niets anders dan alleen een gewone boodschap die hij moest afleveren. Hij zat daar gewoon. En hij was in Zijn tegenwoordigheid en dat was al wat het betekende voor hem. En het betekende niets voor hem. Maar als hij zich ervan bewust was geweest, zou die jongen vandaag uit de doden hebben kunnen opstaan en deze week in de samenkomsten zitten. Hij zou er iets aan gedaan kunnen hebben. Hij zou een getuigenis gehad hebben dat ons allemaal zou hebben geschokt. Maar hij was zich er niet van bewust.
53 Nu, hier in het tafereel is er iets verkeerd. Er is gewoon... Er is iets niet in orde, terwijl Jezus de jongen nakeek, die vermoeid en uitgeput wegging. Maar de gehele achtergrond,... er is iets verkeerd. Die Farizeeërs haatten Jezus. En waarom zouden zij Hem uitnodigen als een eregast terwijl zij Hem haatten? Die Farizeeër had, zoals de oude gokkersuitdrukking luidt, iets achter de hand. Hij had een verborgen list achter de hand, omdat zij Jezus haatten. Nu, ik geloof dat Jezus dat heel goed besefte.
54 Ziet u, mensen moeten dingen gemeenschappelijk hebben. Mijn moeder gebruikte een uitdrukking: "Soort zoekt soort." U ziet niet dat buizerds en duiven zich samen voeden. De een is een aaseter. En de duif zou het buizerdvoedsel niet kunnen eten, omdat hij geen gal heeft. Hij zou het niet kunnen verteren. En u ziet geen gelovigen en ongelovigen samen, tenzij het een of ander doel heeft. Er was iets verkeerd. Deze kerel had een truc achter de hand en hij wilde hem op Jezus uitspelen.
55 Nu, neemt u mensen, zoals jonge mensen. Jonge teenagers houden er niet van om bij ouderen rond te hangen, omdat zij dingen gemeenschappelijk hebben. De jonge gehuwde paren hebben dingen gemeenschappelijk. De oude mensen willen niet zoveel rond de kinderen hangen. Zij hebben dingen gemeenschappelijk. Wanneer u een klein meisje ziet dat heel de tijd rond oma hangt, nu, er is daar iets verkeerd; er is teveel verschil in leeftijd. Zij is òf oma's lieveling of oma heeft ergens een zak snoep, ziet u. Er is ergens een eigenaardigheid. En ik heb zelf een kleinkind en ik weet het. Er is ergens een kleine handigheid, ziet u. En als u haar rond oma ziet hangen, dan heeft oma een zak snoep of zoiets.
56 Deze Farizeeër had dus iets achter de hand. Het gebeurde allemaal tijdens een predikersbijeenkomst, waar zij samen vergaderd waren. En het onderwerp werd besproken over deze kerel die zichzelf een profeet noemde. En zij geloofden niet dat Hij een profeet was, omdat zij niet konden zien dat een Man, die niet in hun gehele doctrine met hen meeging, een profeet kon zijn. En op deze bijeenkomst van predikers hadden zij besloten dat Hij geen profeet was.
57 En deze oude Farizeeër zou het hun bewijzen dat Hij geen profeet was. De Farizeeër zou zich ervan overtuigen – de vergadering aantonen en alle mensen in die stad – dat Hij geen profeet was, voor Hij ooit de stad bezocht. Hij was nog nooit in die stad geweest. Voor Hij dus kwam zou hij Hem tentoonstellen. O, die geest, die leeft nog steeds, om het te ontmaskeren, iets te doen om de samenkomst die Hij daar zou hebben gehad, te hinderen.
58 Wij komen er dus achter dat hij zei: "Ik zal een diner geven en ik zal iedereen uitnodigen en iedereen in de stad erbij hebben. En dan zullen wij bewijzen dat Hij geen profeet is. Wij zullen het bewijzen."
De Farizeeër zou dat gedacht kunnen hebben terwijl hij dat deed. Dan zou hij een beetje... na een poosje misschien een van de oudsten worden of zoiets. Hij zou werkelijk succes hebben met zijn groep. Hij zou gekheid maken bij het feestmaal over de Here Jezus om te bewijzen dat Hij geen profeet was, om Hem ergens in het nauw te drijven. Dan zou hij een geweldige kerel onder hen zijn, een groot man worden.
59 Nu, wij ontdekken dat de bode terugkeert en zijn meester vertelt: "Ik vond Hem. Hij beloofde het. En Hij zal daar zijn, want ik vertel gewoon de wijze waarop Hij handelde. Hij zal daar zijn." Goed. Nu, de Farizeeër wachtte op dit bepaalde tijdstip. En zij wisten wanneer ze dit feestmaal moesten maken, wanneer alles gewoon juist was. Wellicht zullen wij ons dit kleine toneel vanavond indenken, dat hij het hield op de tijd dat de druiven rijp waren. Als u ooit in Palestina was wanneer het druiventijd is, of zelfs in Californië, wanneer die enorme druiventrossen bloedrijp zijn, dan is het gehele land, de vallei, gewoon vol van die zoetruikende geur van die druiven. Hij wist hoe hij het moest aanpakken. Hij bepaalde dus die tijd. Op een bepaalde dag zouden zij dit feest hebben.
60 Tenslotte kwam de tijd dat het feest zou plaats vinden en hij nodigde iedereen uit om te komen die hij kon, al de beroemdheden en alle bekenden, enzovoort, en al de clubs die in de stad waren waartoe hij behoorde. Zij zouden allemaal naar zijn grote, fijne paleis komen. Het was chique opgezet. Het viel in het oog als een landgoed in de stad daar. En de tijd naderde dat dit plaats moest vinden. Natuurlijk werd er voor de hele binnenhof zorg gedragen en waren de tafels gedekt en was de feestzaal gereed.
61 En dan... Nu, hij zal voor zijn gasten moeten zorgen wanneer zij komen. Zoals elke gastheer dat zal doen. Hij moest dus enkele staljongens huren, omdat sommigen van zijn gasten er zouden zijn, sommigen van hen zouden per rijtuig komen en anderen zouden op ezels komen aanrijden en sommigen zouden te voet komen. Iedereen dus die een feestmaal geeft moet de dingen klaarmaken om de gasten te onderhouden.
62 De Farizeeër had dus alles klaargemaakt en al zijn dienaren waren gereed. Hij had de staljongens waar zij voor de paarden konden zorgen en al het voer en spul was klaar voor hen. Dan hadden zij een herbergier of een deurwachter, die de uitnodigingen moest aannemen, omdat u niet kon komen tenzij u uitgenodigd was en de uitnodiging meebracht. Hij had de namen genoteerd van degenen die daar zouden zijn. En zij kwamen en maakten zich met hun naam bekend en konden dan binnenkomen.
63 Dan... Laten wij eens kijken wat er gebeurde, wat zij gedurende een poosje moesten doen. Ik ben in de Oriënt geweest, en misschien zijn velen van u daar geweest, en heb opgelet hoe men het deed. Het is werkelijk treffend. En u merkt op, wanneer voor alles zorg is gedragen, dat het eerste wat de deurwachter dan vraagt wanneer zij de deur binnenkomen is wie zij zijn. Men zegt wie men is en hij kijkt op zijn lijst en hier is de naam. Zo controleert hij het. Dan neemt hij z'n staf aan en zet hem in de hoek. De jongens nemen het paard als hij te paard is en zetten hem in de stal.
64 Nu, het volgende wat hij doet is dat hij een hal binnengaat. En hier binnen is een groep mensen die men de voetwassers noemt, de knechten. Het is het laagst betaalde baantje dat er is, die van een voetwassersknechtje. En te bedenken... Wij die denken iemand te zijn, en onze Here identificeerde Zichzelf als een voetwassersknecht op aarde. Dat is exact wat Hij deed. En dan denken wij dat wij iemand zijn! Hier gaan we eerst naar school toe en krijgen wat opleidingen en leren enkele grote woorden te zeggen en komen terug en doen een pak aan en wandelen weg en willen Doctor, Dominee, of iemand anders genoemd worden.
65 Niet lang geleden was ik in een groot museum en keek naar de waardeschatting van een man die honderdvijftig pond woog – naar de hoeveelheid chemicaliën die er in zijn lichaam was. Weet u hoeveel het is wanneer het allemaal uitgerekend wordt? Hij is vierentachtig dollarcent waard. Dan zult u een hoed van tien dollar op vierentachtig dollarcent zetten en een nertsmantel van vijfhonderd dollar aandoen en uw neus omhoog steken. Als het regende zou u verdrinken. En dan loopt u rond, voor die vierentachtig dollarcent zorgend, (juist!) en denkt dat u iemand bent. En u geeft niet om – of u handelt zo – die ziel, die tien miljoen werelden waard is. Wat een verschil, hoe onbezonnen wij kunnen worden.
66 Nu, deze voetwassersknecht moest hun voeten wassen. Nu, in... Wanneer u in Palestina reist, het Palestijnse kledingstuk is een gewaad. Het hangt laag. En het ondergewaad komt dan tot zo ongeveer halverwege het been hier, dat wat het onderkledingstuk betreft. En zoals zij... de dieren en de mens reizen op hetzelfde pad. De dieren gaan natuurlijk ook over het pad, zodat zij hetzelfde pad bereizen. En het stof zou omhoog komen van waar de dieren waren geweest en het stof stonk. En het kwam op hun voeten wanneer zij transpireerden. En hun voeten waren met sandalen geschoeid. En dat zou helemaal vol transpiratie raken en nat zijn, kleverig.
67 En dan deze stank van de dieren die over het pad waren gegaan; en het Palestijnse kleed dat als een rok over de grond sleepte zou dat stof opnemen en ze zouden het van onderen over hun voeten en benen krijgen. En zij roken werkelijk zoals dat pad waar de dieren waren geweest. Als u dus in een huis zoals van die Farizeeërs kwam – zij bestelden ze in Perzië en hadden die heel grote, fijne tapijten, enzovoort – wel, u zou zich, als u op zo'n manier helemaal stonk, niet welkom voelen om binnen te komen voor de gastheer.
68 Zij hadden dus een manier om daarvoor te zorgen. Zij hadden een voetwassersknecht en hij bleef daar. En zodra u binnenkwam en uw naam genoteerd was, nam de jongen de paarden of uw dieren en nam die mee om ze te voeden (één groep jongens). En dan herkende de deurwachter u aan de hand van de lijst die hij in zijn hand had. En dan was u gereed voor de voetwassersknecht.
69 Dan gaat u binnen. U plaatst uw voet omhoog; hij maakt de sandaal los en zet hem ergens rechtop, zodat hij zal weten waar de uwe staat. En aan de andere kant had hij een kleine schoen. En nadat hij klaar was met het wassen van uw voeten, terwijl hij alles heel goed van uw voeten afwast, al het stof, enzovoort, en u fris maakt, dan deed hij u deze kleine textielschoen aan die erover heen gaat zoals u in vliegtuigen ziet als u nu overzee gaat. Men geeft ze u 's nachts wanneer u... Zoals de vrouwen die kleine dingen hebben die zij dragen wanneer zij geen nylonkousen dragen. Ik zie dat mijn vrouw en dochter en anderen ze soms dragen. Het is een kleine... Ik weet niet hoe zij genoemd worden maar het is gewoon als het voetgedeelte van een sok, weet u, en u doet het aan uw voet. Het is iets van dien aard, alleen is het iets hoger omdat u niet uw oude vuile sandalen wilt meenemen om over die tapijten daar binnen te wandelen. Dus zijn uw voeten dan gewassen. Dan hebt u het volgende dat gebeurt... U hebt dat kleine schoeisel aan als ik het zo mag noemen.
70 En het volgende dat er dan gebeurt is dat er een man staat met een handdoek over zijn schouder en hij heeft een zalfolie in zijn hand. En dat is geparfumeerde olie. Nu, de directe stralen van die Palestijnse zon op uw nek, dat verschroeit u gewoon. En nog iets, dat stof dat wordt meegenomen, komt soms in hun baard en in hun haar. En deze man staat daar dan met zalfolie en hij giet het uit in deze kleine pan. U krijgt het op uw handen en wrijft het in uw gezicht en over uw nek. En dan neemt u deze handdoek en veegt het af en knapt uw haar op.
71 Soms nu... Dit is zeer zeldzaam, omdat het werkelijk een wonderbare geur geeft. Men verkrijgt het vele malen daar hoog in de bergen van een wilde rozenstruik. Ziet u, een roos krijgt, wanneer het bloemblad afvalt, zoiets als een kleine appel eraan. Deze perst men uit en zo verkrijgt men dit parfum. Er wordt gezegd dat de koningin van Scheba, toen zij naar Salomo kwam, veel van dit fijne parfum meebracht en het aan Salomo gaf. Zeer zeldzaam. Het is zo moeilijk om in deze bergen te komen.
72 En dan vegen zij dit aan hun baard en over hun nek en met deze handdoek verzorgen zij zichzelf. Nu zijn zij gereed om de gastheer te ontmoeten, om degene te ontmoeten die hen had uitgenodigd. Ziet u, zij zouden zich niet op hun gemak voelen om met al dat stof binnen te gaan. Daarom is er voetwassing, ziet u. Zij stonken erg en hun voeten moesten gewassen worden. En met hun grote, oude zware sandalen over die mooie tapijten, zij zouden zich niet op hun gemak hebben gevoeld. Zij zouden zich in verlegenheid gebracht voelen. Maar nu zijn zijn voeten gewassen. Nu is hij helemaal opgeknapt. Hij ruikt naar het parfum dat op hem is van deze zalving, wat zij hun hoofden met olie zalven noemen, en wrijven het op hun gezicht en vegen het dan af met een handdoek. Nu is hij opgefrist.
73 Nu, het volgende wat hij doet is dat hij zijn gastheer ontmoet, degene die hem uitnodigde. Hij voelt zich alsof hij hem nu kan ontmoeten. Nu, hij zou zich niet hebben gevoeld alsof hij hem kon ontmoeten met al dat stof op hem. Dus is hij nu helemaal opgeknapt en gereed. Dan ontmoet de gastheer hem bij de deur. En zij hebben een zeer vreemde manier van doen en het is nog steeds in gebruik in sommige kerken: een begroeting met een kus. Zij nemen dus een hand, steken zo over, omhelzen elkaar (mannen) zo met hun armen rond elkaar, en kussen elkaar in de nek. En wanneer de gastheer u kust bent u welkom. Dat is de welkomstkus.
74 Nu, u zou niet willen dat uw gastheer u kust met al dat oude stof en spul op u. Dus u moet gereinigd worden voordat u welkom wordt gekust. Maar o, wanneer u welkom gekust bent, dan bent u een volledig aangenomen broeder. Dat is alles. U zou kunnen... Het enige wat u vandaag zou kunnen doen als u tegenwoordig een huis zou binnengaan en u zich zou thuis voelen, dan bent u één van hen. Hij kuste u welkom.
Herinnert u zich dat Judas Jezus huichelachtig kuste? Ziet u, omdat als Hij hem kuste het een welkom was. Het was een vriendenkus, niet op de lippen maar in de nek; men kuste in de nek.
75 Nu, wij merken dan op dat u zou kunnen binnengaan. Als u naar de koelkast zou willen gaan (zo zou het vandaag zijn) om een heel dikke boterham te halen en dan op het bed te gaan liggen en hem op te eten – u maakt dat u zich thuisvoelt. "U bent welkom. Kom binnen." Dat is... U bent in orde nu. U voelt uzelf gewoon één van de familie omdat u binnen bent.
Nu, u hebt dit alles gedaan gekregen en bent gezalfd en helemaal opgefrist, u bent welkom gekust. En dan gaat u binnen, schudt de handen bij het feestmaal. U ontmoet uw vrienden. De gastheer heeft u binnen gekust en dus bent u nu vrij. U voelt zich alsof u één van hen bent. U bent uitgenodigd. U bent gereinigd. U bent welkom gekust en nu bent u één van hen. U gaat binnen en hebt uw omgang.
76 Nu, ongeveer op deze tijd kan ik mij voorstellen dat er een gebraden lam daarbuiten aan het spit is, achteraan, en dat de geur ervan over heel het land ging, met druiven en dergelijke. U zou zich kunnen voorstellen dat bij de arme mensen die daar rondom de hekken stonden het water in de mond liep. Zij waren niet uitgenodigd; alleen de beroemdheden waren hiervoor uitgenodigd. Het feest kwam nu goed op gang. Alles liep gewoon op rolletjes.
77 Nu, ik kan mij voorstellen dat de Farizeeër en zijn vrienden bezig waren hun glazen met elkaar te klinken en een goede gezonde dronk te nemen van de allerbeste wijnen die er in die tijd in Palestina waren. Omdat zij rijk waren konden zij het zich veroorloven. En zij... iedereen, hun vrouwen, hun met kostbare juwelen behangen vrouwen, hielden hun gesprekken ergens in een hoek, op divans, enzovoort, zittend zoals de gewoonte was in die dag. En de mannen, allen staande, toostten en waren aan het praten en de priester en al de rabbijnen, enzovoort, hadden een geweldige tijd. En het feest kwam prima op gang.
En dan Jezus... Ofschoon Hij het altijd druk had en druk bezet was, houdt Hij altijd Zijn afspraken. U kunt daarop rekenen. Hij houdt Zijn afspraak.
78 Nu, laten wij in de kamer kijken en zien wat er gaande is. Ik kan de Farizeeër daarginds zien, die aan zijn glas nipt en zegt: "Rabbi, weet u wat?" En de belangrijke conversatie gaat zo door. De zakenlieden spreken over hun zaken, enzovoort. Het feestmaal is nu volop aan de gang, dit grote feest.
79 Maar kijk. Daar tegen de muur zittend, niet opgemerkt, was Jezus. Hij hield Zijn afspraak. Hij was gekomen. Hij houdt altijd Zijn Woord. Hij vervult al Zijn beloften. Maar let op Hem. Hij zit daarginds, vuil. Ik vind het vreselijk om dat te zeggen. Het doodt mij om dat te zeggen. Maar Zijn voeten waren vuil. Hij was niet gezalfd, Hij was niet welkom gekust, ofschoon Hij uitgenodigd was. Zo is het bij sommige van onze moderne opwekkingen. (De Fransman noemt Hem: "Jesu." "Jesu" met vuile voeten.)
80 Zou u zich het kunnen voorstellen? Hij was uitgenodigd en Hij was gekomen. En daar is Hij. Hij kwam op de een of andere manier binnen. En onopgemerkt zit Hij daar als een muurbloem. Hij was daar evenzeer niet op Zijn plaats als Hij nu is op sommige van onze moderne opwekkingen, feestmalen, zogenaamde religieuze bijeenkomsten. Hij was niet op Zijn plaats. Niemand besteedde enige aandacht aan Hem. Zij waren te zeer bezig met andere dingen, ofschoon Hij uitgenodigd was. Hij werd niet verwelkomd toen Hij kwam.
81 Wat was er met die voetwassersknecht gebeurd? Hoe miste hij ooit die gelegenheid? Ik wou dat ik zijn gelegenheid had gehad. Oh! Als ik had geweten dat Hij zou komen zou ik daar op Hem hebben staan wachten. Ik zou er klaar voor zijn geweest. Hoe deed hij het? Nu, laten wij hem niet teveel veroordelen, omdat wij hetzelfde kunnen doen zonder het te weten, ziet u. Hij miste Hem. Oh!
82 Merk op. Vandaag komt Hij ook als wij roepen. Hij komt in ons midden. Ik wil dit niet zeggen, maar ik moet het zeggen. En er wordt aangenomen dat Hij temidden van ons zit, gewoon even vuil voor de mensen als Hij toen was. Dat is exact juist, Hem 'heilige roller' noemend en al het andere. En toch roepen wij om een opwekking. En Hij komt. En wanneer Hij werkelijk komt, behandelen wij Hem ongeveer zoals zij.
83 Iemand staat op in de Geest van God, roept "Amen" of schreeuwt of iets dergelijks, wanneer Jezus toevallig voorbijgaat; wel, men zet hen de kerk uit. Wel, zij denken dat het een verschrikkelijke schande is om de kerk te onteren, de mensen te schande te maken, terwijl het Jezus Zelf is, die voorbijgaat.
84 En wij kunnen Hem zien komen en Zijn Woord identificeren en doen zoals Hij toen deed. En vandaag zegt men: "Het is waarzeggerij, gedachten lezen of een boze geest." Voor de mensen is Hij even vuil als toen Hij daar zat; Jezus, het Woord van God. En wij doen er niets aan.
85 Wij zijn te geïnteresseerd in onze organisatie, of onze sociale standing. Wij zijn beschaamd om bij Zijn Naam genoemd te worden. Wij zijn werkelijk beschaamd voor Hem. Zij waren beschaamd voor Hem, omdat Hij vuil was. De gasten kenden Hem niet. En zij waren beschaamd voor Hem, omdat Hij vuil was.
En zo is het vandaag. Zij zijn nog steeds beschaamd voor Hem, omdat zij al het vuil erop stapelen dat zij kunnen. Noemen het 'heilige rollers' en alles wat zij maar kunnen bedenken. Niemand doet er iets aan.
Daar zit Hij, met vuile voeten, muurbloem op het feest, muurbloem in een religieuze samenkomst. Uitgenodigd. Wij vragen Hem te komen voor een opwekking. Wanneer Hij komt, behandelen wij Hem op dezelfde wijze als zij het daar deden. Hij komt en identificeert Zichzelf. Maar niemand wil iets met Hem te maken hebben.
86 Als Hij de een of andere truc had kunnen doen, of een wonder had gedaan... Zoals Hij deed voor Pilatus... Pilatus, zijn enige gelegenheid die hij ooit had en hij vroeg Hem... wilde zien dat er iets gedaan werd, wilde... "Laat ons een teken zien." Hij behoorde zich te hebben bekeerd. Dat is wat deze wrede, voor de hel bestemde wereld vanavond behoorde te doen: zich van hun zonden bekeren. Dat is wat deze kerkleden behoorden te doen: zich bekeren van hun ongeloof, voor Hem op te staan. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. En Hij identificeert Zichzelf, net zoals Hij het toen deed.
87 En de mensen vandaag nemen dezelfde houding aan als die Farizeeër destijds. Dezelfde soort houding: Hem laten zitten na Hem uitgenodigd te hebben. Toch wilden zij Hem niet. Zij doen het gewoon uit beleefdheid. Hij weet het. Wij doen vandaag hetzelfde tegenover Hem, net zoals zij deden. In plaats van Hem de voeten te wassen, de smaad wegwassend, in plaats van te proberen op te staan en te zeggen dat u verkeerd bent; dat het het Woord van God is dat bekend gemaakt wordt; dat het is wat Hij beloofde. Hij zei dat Hij van Zijn Geest zou uitstorten in de laatste dagen. Wij leven in de laatste dagen. In plaats daarvan houden wij ons er afzijdig van zoals zij deden. Wij zijn bang om ons standpunt in te nemen.
88 Wat als één van hen zou zijn opgestaan en gezegd zou hebben: "Dat is Jezus van Nazareth. Ik geloof dat Hij een profeet van God is." Kent u de reden waarom men het niet deed? Omdat zij niet geloofden dat Hij een profeet was. En zij geloven het vandaag nog steeds niet. Zij denken dat Hij een onderwijzer is. Zij denken dat Hij een denominatie is. Zij weten niet dat Hij nog steeds een profeet is. Dat is de reden dat zij Hem daarginds in twijfel trokken. Dat is ongeveer dezelfde reden waarom men Hem vandaag in twijfel trekt. Niemand is bereid om het voor Hem op te nemen. Zij zeggen gewoon: "Wel, ik heb niets met Hem te maken, ziet u. Ik behoor tot de kerk. Daar is mijn voorganger en alle anderen zitten hier precies. Ik ben een goed persoon." En Jezus met vuile voeten. Niemand zorgde ervoor. De Bijbel zelf...
89 Nu komen wij binnen en schudden de handen en zetten onze namen in het boek. En de Methodisten, als zij ons niet willen, nemen wij het mee naar de Baptisten. Schoppen zij ons eruit, dan gaan wij naar de Nazareners. Schoppen de eenheidsmensen ons eruit, dan gaan wij naar de tweeheidsmensen. Schoppen de tweeheidsmensen ons eruit, dan gaan wij naar de drieheidsmensen. Wij moeten niets van al dat spul dulden, helemaal vormelijk. Dat is juist dezelfde manier die wij...
90 En wanneer Jezus komt herkennen wij het zelfs niet. Wij geven er niet om. Dat is de wijze waarop men handelt. En toch roepen wij uit: "Kom, Here Jezus. Kom, Here Jezus." En Hij komt. En wat doen wij? Hetzelfde als wat zij deden. Waarom? Als zij iets zeggen, accepteren ze het. Iemand anders zal het horen en gekheid over hen maken. En zij lieten Hem vuil zitten. Het wordt een boze geest genoemd.
Bedenk dat Jezus hun eens vertelde, toen zij zeiden: "Deze man doet dit door Beëlzebub", tegen hen zei: "U zegt dat tegen Mij. Het zal vergeven worden. Maar op een dag zal de Heilige Geest komen om hetzelfde te doen en één woord daartegen zal nooit worden vergeven." Daar hebben wij het. Jezus met vuile voeten.
Zou u het zich kunnen indenken? Zou u zich kunnen voorstellen dat mensen die beweren God lief te hebben zo verward zijn geraakt in hun geloofsbelijdenissen en denominaties en 'ismen'? Jezus zei: "Uw tradities... U hebt het Woord van God krachteloos gemaakt."
91 Daar was Hij dan en het Woord was in werking, omdat het vlees was gemaakt en het was exact bewezen dat Hij de Christus was. En de mensen met hun tradities wilden niet toelaten dat het werkzaam was onder andere mensen. Dat deed Hij, proberend om het altijd goed te doen uitkomen, ziet u. Zij geloofden niet dat Hij een profeet was en toch zei de Bijbel dat Hij een profeet zou zijn. De Bijbel zei... Mozes zei: "De Here, uw God, zal een profeet doen opstaan." Deuteronomium 18:15. En de Bijbel voorspelde precies wat Hij zou doen. En hier komt Hij het onder die mensen doen.
92 En vandaag laten wij Hem met een net zo vuile naam zitten als die Hij toen had; laten hen dingen er tegen zeggen en: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is zoiets niet", terwijl de Bijbel zegt: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." En wij zijn nog steeds beschaamd om er duidelijk voor uit te komen en er iets over te zeggen. Wij zijn beschaamd voor onze getuigenis, die wij beweren te geloven. In plaats van Hem de voeten te wassen, te proberen Hem met tranen van vreugde, dat Hij hier is, de voeten te wassen, laten wij Hem gewoon vuil zitten. "Ik zal er niets mee te maken hebben. Ik werk met zoiets niet samen, blijf er met mijn handen vanaf", ziet u.
93 Alstublieft. Het is hetzelfde stel Farizeeërs, alleen onder een andere naam. Wij laten Hem daar zo zitten om dezelfde reden. Wij geloven niet dat Hij een profeet is. Wij zijn er beschaamd voor. Waarom? Dezelfde reden. Wij geloven het niet. De mensen... Zeker niet. Hij kan komen doen wat Hij ook maar wenst te doen. Zij gaan hun eigen gang. En het heeft geen nut om te proberen de spot met hen te drijven. En weet u dat de Bijbel zegt dat zij op die wijze zouden doen? Exact. De Bijbel zei dat het zo zou zijn: lauw, een vorm van godsvrucht en geen kracht daarvan hebbend, ziet u. Juist.
Wij voegen ons samen met deze opgeleide, beschaafde groep die daar staat en hebben onze grote sociale bijeenkomsten en gelegenheden en onze fijne kerken, met mooie versieringen. Dan kan Jezus binnenkomen en u laat Hem vuil staan. Het Woord kan onder ons worden bekend gemaakt en wij wandelen nog steeds voort, laten de mensen erover praten. Oh!
94 Maar weet u, om op te schieten met ons verhaal, laten wij het toneel vanavond veranderen. Laten wij onze camera's in een andere richting draaien, daarginds in het steegje, een klein, oud vuil steegje, helemaal boven in een kleine oude kamer, die met een stok versperd was.
De deur gaat open en een vrouw komt naar buiten. Wel, zij was niet zeer geliefd onder de mensen. Zij was een zondares en zij voorzag in haar levensonderhoud op de verkeerde manier. Zij slentert naar beneden, de kleine, oude krakende treden af. Zij komt in het steegje en gaat helemaal naar beneden langs de vuilnisbakken en gaat de straat op.
"Wel, er is niemand te zien." Zij begint zich af te vragen wat... "O, ik herinner het mij. De Farizeeër daarginds, voorganger Farizeeër, geeft een groot banket. Iedereen is daarginds. Het zal slecht zaken doen zijn vandaag."
95 Zij slentert de straat door en als zij begint te wandelen, zegt zij: "Wel, ik zal wel moeten wachten tot dat voorbij is." En zij voorzag in haar levensonderhoud op een slechte manier, dus loopt zij de straat af. En na een poosje rook haar kleine, hongerige maag dat geroosterd lam. Zij dacht: "Oh, dat ruikt goed. Ik heb nooit iets dergelijks in mijn leven gegeten." Het kan zijn dat zij door haar ouders op straat gezet was.
96 Weet u, heel wat keren denken wij over jeugdcriminaliteit. Ik denkt dat heel wat ervan oudercriminaliteit is. De kinderen werd geleerd om te bidden en God te dienen, in plaats van dat mamma ergens buiten op een kaartavondje is (haar religieuze kaartavondje) en pappa buiten ergens op een golfterrein en zuster met broederlief daarbuiten op straat rondloopt... Misschien dat de dingen anders zouden zijn geweest als zij het ouderwetse gebedsaltaar zouden hebben gehad, de Bijbel in plaats van een spel kaarten en die televisie een hele tijd geleden de deur hadden uitgegooid. Het zou misschien heel anders zijn geweest. Vroeger was het verkeerd om naar de bioscoop te gaan. De duivel deed het gewoon bij ons ingang vinden. Hij bracht het gewoon in ons huis.
Zij was hongerig. Zij rook dat. Ze zei: "Oh, het ruikt goed. Ik vraag mij echt af hoe een stuk geroosterd lam in werkelijkheid zou smaken in een mensenmond. Ik weet niet hoe het zou zijn. Ik geloof dat ik er maar naartoe zal gaan."
Nu, zij kon niet te dicht bij hen komen omdat zij een slechte vrouw was. Zij waren overtuigd van hun eigen goedheid, ziet u. Zij behoorden tot een kerk. Dus... Zij kon niet rondhangen waar zij waren. Zij werd als een zondares beschouwd.
Toen ze dichterbij kwam om even rond te kijken en hen daar allen zag staan... En het water liep uit hun mond, terwijl ze, weet u, naar deze ram of dit lam keken, dat ze daar binnen aan het roosteren waren, en al het fijne voedsel en dergelijke dat daar binnen was opgeslagen. Wat een geweldige tijd. En zij begon zo door de menigte heen te kijken, en haar ogen vielen op Hem.
97 "Wie is dat? Hij heeft vuile voeten. Ik vraag mij af wie dat... Ik vraag mij af of iemand het mij zou willen zeggen? Zeg, weet u..." Men draaide zich onmiddellijk om, wilde niets met haar te maken hebben. Zij is een zondares. Zij vraagt het dus aan iemand anders. Tenslotte, misschien aan een kleine dame die geloofde, en dezelfde richting uitkeek. Zij zei: "Mevrouw, excuseer mij. Maar zou u mij kunnen zeggen wie dat daar zit? Hoe kwam Hij... die persoon."
"Wel," zei men, "weet u wie dat is? Hoorde u wel eens horen spreken over die Jezus van Nazareth, die verondersteld wordt een profeet te zijn?"
"Oh ja, is dat Hem?"
"Dat is Hem."
"Wel, Hij is niet gewassen. Ik begreep dat iedereen verondersteld wordt gewassen te worden voor men hier binnenkomt en gezalfd. Kijk naar Hem. Wel, het is niet juist."
98 Zij had een gelegenheid die haar werd aangeboden. Zij herinnerde zich een verhaal dat iemand haar vertelde. Op een keer werd daarginds in Samaria, de stad van Sychar, een andere vrouw van haar beroep elke zonde vergeven. En zij besefte dat dit misschien voor haar een gelegenheid was.
Maar hoe komt zij nu bij Hem? Zij zag dat Hij iets nodig had en zij wilde Hem dienen en kon niet bij Hem komen. Zo is het ongeveer. Zij dacht dus: "Wat kan ik doen? Hij is niet gezalfd; Zijn voeten zijn vuil. Niemand let erop. O, als ik daar maar binnen kon komen." Dat is het werkelijke berouwvolle hart. "Als ik daar slechts zou kunnen komen."
Zij denkt nu... Haar geest vangt iets op. "Weet u wat ik geloof dat ik zal doen? Ik weet het." Zij gaat de straat af, zo snel als zij kan, door het steegje, de oude, krakende trappen op en opent de deur, gaat naar binnen en neemt een 'spaarkous' weet u, en maakt hem leeg en telt hoeveel geld zij heeft.
99 Ze zei: "Is dat genoeg om wat zalfolie te kopen? Laten wij zien of dat zo is. Er zijn twintig Romeinse zilverstukjes. Wellicht is dat genoeg. Maar wacht. Ik kan dat niet doen. Hij is een profeet en Hij zal weten waar ik dat geld vandaan heb. Hij zal weten hoe ik het verkreeg. Ik kan het gewoon niet doen." Zij legde het geld wellicht opnieuw terug.
En toen zij het teruglegde was er iets dat tot haar hart bleef spreken. "Maar zou je Hem daar zó willen laten zitten met vuile voeten? Zou je de enige Man die je zonden kan wegnemen daar zo vuil willen laten zitten wanneer je Hem een dienst kunt bewijzen?"
Zij zei bij zichzelf: "Of Hij het weet of niet, ik ga." En zij liep de straat af en rende een zaak binnen waar een kleine, oude kerel met een haakneus binnen zat. "Wel, wat wil jij hierbinnen?"
Ze zei: "Ik wil de beste albasten zalfolie die u hebt. Niet de goedkoopste, ik wil de beste." Zij had een bijzondere reden. En zo behoorden wij te doen. Wij behoorden ons beste aan Hem te geven, alles wat wij zijn, ons jeugdig leven, niet wachten tot wij oud en stervend zijn. Geef het beste wat wij hebben aan Hem.
En daar had zij het allerbeste. En zij ging er naartoe en zei: "Laten wij zien hoeveel geld dat kost."
"Toon mij eerst het geld." Hij kende haar dus ook. Hij zei dus... Ja, zij had het geld. "Waar ga je hiermee naartoe?"
"Ik heb het voor een bijzondere gelegenheid." Zij gaat naar boven. Nu, zij had geen invitatie. Maar hoe komt zij binnen? Maar hoe dan ook, als u aan Jezus een dienst wilt bewijzen, zal Hij een weg maken voor u om binnen te komen.
100 Op de een of andere manier kwam zij binnen. En daar zat Jezus nog steeds. En toen zij daar binnenkwam, begon ze te denken, terwijl haar hart snel klopte: "Wat als Hij mij zou afwijzen?" Er waren veel dingen om over te denken. "Wat als Hij hier naartoe zou komen en zeggen: 'Zeg, vuile vrouw, wat doet u hier in Mijn tegenwoordigheid? Weet u niet dat Ik de Zoon van God ben? U zou hier niet in Mijn tegenwoordigheid mogen zijn.'" Haar hart bezweek bijna. En zij dacht: "Wat kan ik doen? Maar ik moet bij Hem komen. Ik kan dit tijdstip niet voorbij laten gaan. Dit kan de laatste gelegenheid zijn die ik zal hebben."
101 En het kan misschien ook uw laatste gelegenheid zijn. Zij keek naar beneden en haar hart begon vol te worden. Zij wist dat zij in Zijn tegenwoordigheid was. Er gebeurt iets wanneer u in Zijn tegenwoordigheid komt. Zij merkte dat de tranen langs haar wangen begonnen te lopen en zij stond daar trillend met deze kruik in haar hand. En zij viel neer aan Zijn voeten. En zij dacht: "Ik kan niet omhoog kijken. Ik ben zo schuldig en vuil; ik kan niet naar omhoog kijken." Zij begon te wenen en haar tranen begonnen op Zijn voeten te vallen. En zij begon ze zo te wassen met haar handen en probeerde de tranen van Zijn voeten te vegen. En zij waste Zijn voeten met haar tranen.
102 En na een poosje... Zij had geen handdoek om Zijn voeten mee af te vegen. Maar haar haar hing naar beneden en zij begon Zijn voeten met het haar dat op haar hoofd was, af te vegen. Zouden onze zusters gelegenheid hebben om dat te doen? Zij zouden op hun hoofd moeten gaan staan om het te doen, ziet u, onze zusters vandaag.
Ik vraag mij af of de vrouwen beseffen dat God al Zijn beloften houdt. Ik vraag mij af of u beseft dat het totaal onmogelijk is voor u om aldus binnen te gaan. Hij houdt al Zijn beloften. Beseft u wat u doet wanneer u dat doet? U verloochent uw deugd. De Bijbel zegt dat als een vrouw haar haar afknipt het zelfs niet betamelijk voor haar is om te bidden. En zij onteert haar man door dat te doen.
103 En bedenk dat het een vrouw was die één gebod van God brak en daardoor dit alles veroorzaakte. Denkt u dat u er in terug komt door er één te breken? Denk eraan! Misschien hebben sommige predikers geen lef genoeg om het u te zeggen. Dit is één keer dat u het zult horen. Het is de waarheid.
Iemand zei: "Waarom laat u die vrouwen niet met rust?" Een groot man zei me dat niet lang geleden. Hij zei: "Wel, zij geloven dat u een profeet bent. Leer hun hoe ze de Heilige Geest moeten ontvangen en deze geweldige zaken te krijgen en hoe ze kunnen profeteren", enzovoort.
Ik zei: "Hun grotere dingen leren? Hoe kan ik hun algebra leren wanneer zij zelfs hun abc niet willen leren?" Het toont dat de buitenkant uitdrukt wat er aan de binnenkant is. Maar u gaat door en doet het toch. Waarom? U bent zich er niet van bewust.
104 Daar was zij. Met haar haar begon zij Zijn voeten af te vegen en Zijn voeten af te drogen. Zij was doodsbenauwd. Na een poosje nam zij deze fles zalf en zij brak die. En zij probeerde hem te slaan en te breken en over Zijn voeten te gieten. Zij huilde. En elke keer dat zij begon te huilen, boog zij naar beneden en kuste Zijn voeten. Zij werd hysterisch.
Wanneer u in Zijn tegenwoordigheid komt, maakt het u hysterisch. Ik werd hysterisch. Iedereen die ooit in Zijn tegenwoordigheid komt en in Hem gelooft, dat zal u hysterisch maken. Op de Pinksterdag toen Hij kwam in de vorm van de Heilige Geest werden zij hysterisch. Wanneer u werkelijk gelooft en u weet en herkent dat het uw gelegenheid is en u bent in Zijn tegenwoordigheid, dan bent u er zeker van.
105 Zij deed... [Broeder Branham maakt een geluid van kussen – Vert] Zijn voeten kussen en huilen en wassen en afvegen en Zijn voeten opnieuw kussen. U weet dat Jezus... Als Hij ook maar één voet bewogen had, zou zij zijn opgesprongen en naar buiten zijn gelopen. Maar weet u, Hij zat daar gewoon en liet haar begaan.
Weet u, als u iets voor Hem wenst te doen, zal Hij het u laten doen. Het mag helemaal buiten de orde zijn, maar Hij zal het u hoe dan ook laten doen.
En Hij... Zij bewees Hem een dienst en zij waste Zijn voeten. En Hij zat daar gewoon en keek naar haar. Zij was bang om op te kijken omdat zij bang was dat Hij haar zou wegjagen. En ziet u, zij waste Zijn voeten. Zij zag de gelegenheid om iets voor Hem te doen. En zij was gewoon...
Nu, ziet u, toen Hij... toen Jezus terugsprak tot de Farizeeër, rechtvaardigde Hij haar door haar werken. Maar toen Hij haar rechtvaardigde voor haarzelf, rechtvaardigde Hij haar door haar geloof: "Uw geloof heeft u gered." Hij toonde de Farizeeër wat haar werken waren, omdat uw werken uw geloof uitdrukken.
106 Nu, laat uw haar groeien! Nu, ziet u, het drukt uit wat u gelooft of niet. Dat is Gods Woord. Er is geen Schriftplaats in de Bijbel of het is de waarheid. Waarom doet u het? Merk het nu op. Teveel Hollywood en Pinksteren, dat is er aan de hand. Nu, wij komen er achter... Dat is de waarheid, er is gewoon teveel Hollywood. U kijkt naar deze dingen en voegt uzelf daarnaar.
Een dame zei mij niet lang geleden... (Zij had een kleine, strakke jurk aan.) Ik zei: "Waarom trekt u die niet uit, daar u een zuster bent?"
En ze zei: "Wel, broeder Branham, men maakt geen andere kleren meer."
Ik zei: "Men maakt naaimachines en men heeft stoffen." Ziet u?
U wilt het gewoon. Ik zal u vertellen waarom. Laat mij u zeggen, zusters... [Het gehoor applaudisseert – Vert] Dank u. Een dezer dagen zult u zich moeten verantwoorden voor het plegen van overspel. U zegt: "Wel, broeder Branham, ik ben zo zuiver tegenover mijn echtgenoot als ik maar zijn kan."
"Ik ben helemaal zuiver tegenover mijn vriend."
Dat mag dan zo zijn. Maar Jezus zei: "Wie een vrouw aanziet om haar te begeren heeft reeds met haar overspel gepleegd in zijn hart." En als u uzelf daarbuiten presenteerde en die zondaar denkt dat over u omdat u uzelf hebt aangeboden, bedenk dan wie er schuldig is op de dag des oordeels, wanneer hij zich verantwoordt voor het plegen van overspel. Denk daaraan! Het is precies juist. O, vrouwen! Kom terug, zusters, kom terug tot Christus. Broeders, doe hetzelfde. En u, man, die uw vrouw toelaat dat te doen en uzelf een man noemt, het hoofd van het huis... Merk op dat wij in een verschrikkelijke tijd zijn, vriend.
107 Wij merken op dat deze kleine vrouw hier was, Zijn voeten kuste en Zijn voeten waste en ze afdroogde met de haren van haar hoofd. En plotseling merkte toevallig de oude Farizeeër daarginds in de hoek het op. O my! Zijn gerechtvaardigde verontwaardiging kwam omhoog en zijn grote kin zwol op en zijn gezicht zag eruit alsof het zou barsten. Oh!
Hij zei: "Kom hier. Kijk eens hier. Kijk daar." En hij zei in zijn eigen hart nu, in zijn gedachten: "Als die man een profeet wàs, zou hij weten wat voor soort vrouw hem aanraakt."
108 Zie of Hij een profeet is of niet. Ziet u, Hij bemerkte de gedachten die in zijn hart waren. En ineens bewoog Hij. En de kleine vrouw stond op om te kijken en haar ogen schitterden. Hij keek en Hij zei: "Simon," zei Hij, "Ik heb u iets te zeggen." (Oh! Hier heb je het, Simon.) "Ik heb u iets te zeggen. U hebt mij hier uitgenodigd. Ik kwam op uw uitnodiging. U hebt mij uitgenodigd. En toen Ik bij de deur kwam waste u nooit Mijn voeten. En toen Ik binnenkwam zalfde u nooit Mijn hoofd. U liet Mij vuil binnenkomen. En u kuste Mij nooit welkom, ofschoon u Mij uitnodigde."
"Maar deze vrouw hier, laat haar zijn wat zij ook mag zijn, heeft Mijn voeten met haar tranen gewassen; zij heeft ze afgeveegd met de haren van haar hoofd en zij heeft Mijn voeten gezalfd en kuste voortdurend Mijn voeten sinds zij daar ligt." Hij kwam er achter of Hij een profeet was of niet.
Toen zei Hij: "Simon, Ik wil dat u naar iets kijkt. Wat voor soort... Ik wil u een raadsel opgeven. Wanneer er veel vergeven wordt, wordt er veel liefgehad." En Hij gaf hem het gezegde en Simon antwoordde Hem.
109 Merk op. Simon gaf hem niets om Zijn voeten mee te wassen, maar Hij had het beste water dat er maar kon zijn. Bedenk dat even. De tranen van een bekeerde zondares, die het vuil van Jezus' voeten afwasten, tranen uit de ogen van een zondares die de vuiligheid van Zijn voeten afwasten. O, mannen en vrouwen vanavond! Wanneer u de smaad ziet op het Evangelie en wij zijn zo vormelijk, want het zou al de make-up van ons gezicht halen als wij één traan zouden laten en wij zouden er verschrikkelijk uitzien wanneer wij op straat zouden komen. Wat zult u gaan zijn wanneer u daarginds de poorten des hemels onder ogen ziet?
110 En daar was zij. Zij had Zijn voeten gewassen, Zijn voeten gekust en had Hem gezalfd en alles gedaan wat zij maar kon, omdat zij vergeving wilde. En plotseling vroeg zij zich af wat Hij nu zou doen. Hij had het aan Simon getoond, en het sloeg naar hem terug. In de zaak die hij zei – dat Hij geen profeet was – werd bewezen dat Hij een profeet was, dat Hij het Woord van God was.
Nu, hij staat daar met zijn rood aangelopen gezicht. Hij zou die kleine vrouw willen grijpen, haar uit de kerk willen gooien. Maar zij had gekregen waarom zij gevraagd had. Amen. Het maakte geen verschil wat de rest van hen zei; zij kreeg waarom zij had gevraagd.
111 Nu wendt Hij Zich tot haar. Haar kleine hart begon werkelijk snel te kloppen. Nu, wat zou Hij zeggen? Daar is zij. Al haar mooie krullen hingen naar beneden, tot over haar middel hier en haar ogen vertoonden strepen van tranen en haar gezicht en lippen waren vettig doordat zij Zijn voeten had gekust en zij die olie op Hem had gedaan. Zeker zag zij er helemaal in de war uit met die geweldige grote ogen, die keken om te zien wat Hij zou zeggen. Hij zei: "En Ik zeg tot haar: al haar zonden, die vele waren, zijn haar vergeven." Dat is het. "Al haar zonden zijn haar vergeven."
112 Dat wil ik horen. O, dat zijn de woorden die ik wil. Ik geef er niet om wat de anderen zeggen. Ik ben bereid om in Zijn denominatie te staan en te verklaren dat Hij het Woord van God is! Ik geef er niet om wat men zegt. Laten ze al het vuil er op doen dat ze maar willen, zeggend dat het een gedachtenlezer is, een waarzegger, wat men ook maar wil. Ik ben bereid om de smaad van Hem weg te kussen. Het is Zijn Woord. Zeker. Hij beloofde het. Hij is vandaag nog evenzeer het Woord als Hij het toen was. Hij zei het.
113 Nu vriend, er mogen hier mensen zitten die het er niet mee eens mogen zijn dat Hij de profeet is. U mag het er niet mee eens zijn dat Hij de Genezer is. Maar er is één ding waar elk kerklid het mee eens zou moeten zijn, namelijk dat Hij de Redder is.
114 En ik wil dit zeggen alvorens te sluiten. Niet lang geleden behandelde een bevriende advocaat van mij de zaak van een man en een vrouw die zouden scheiden. En de advocaat was een fijne christelijke heer. Hij zei: "Ga niet scheiden." Hij probeerde zijn best te doen hen ervan te weerhouden. Maar nee, zij waren vastbesloten het te doen. Er was iets tussen hen gekomen.
En na een poosje zei hij: "Wel, als jullie je huis daarginds hebt, kun je beter heengaan en de spullen verdelen, omdat als de advocaten enzovoort, toevallig daar aan toekomen en zich ermee bemoeien, weet u wat er gaat gebeuren. Zij zullen alles ervan nemen."
Zij gingen daarom de kamers binnen om te verdelen wat zij hadden. Zij gingen de zitkamer binnen. Zij twistten en waren opgewonden. "Ik kocht dit" en "ik had dit" en zij gingen de volgende kamer in om wat daarin stond te verdelen.
Tenslotte gingen zij naar de zolderkamer. Zij hadden een... herinnerden zich dat zij daar boven een oude koffer hadden. Zij kwamen daarbinnen en begonnen te zeggen: "Wel, dit behoorde aan mijn mamma" en "dit was van mijn mamma" en dergelijke. Zij haalden elk stuk in de koffer eruit, beiden op de vloer knielend met de koffer helemaal open, verdelend wat er was en zij konden het niet eens worden.
"Dat behoort mij toe. Ik betaalde daarvoor. Ik deed het werk."
"Wel, ik bleef thuis terwijl jij het deed", twistend.
Tenslotte visten zij iets anders op en beiden graaiden er tegelijkertijd naar. Wat was het? Een paar babyschoentjes van een kleine baby, die geboren was uit die vereniging, die God had weggenomen. Zij konden niet kibbelen. Zij hadden iets gemeenschappelijks. Terwijl zij hun handen erop hielden herinnerde hij zich dat zij de moeder van die baby was. Hij bedacht dat zij de moeder was en zij bedacht dat hij de vader was. En terwijl zij de schoentjes in hun handen hielden, trokken zij elkaar naar zich toe, legden hum armen rond elkaar. De echtscheidingszaak werd geannuleerd. Waarom? Zij ontdekten dat zij iets gemeenschappelijks hadden.
115 U mag het deze week met mij oneens zijn geweest, om de Heilige Geest te zien binnenkomen om deze woorden en dingen in verband hiermee te bevestigen. U mag het daarmee oneens zijn. U mag het oneens zijn met de zieken dat zij genezen zijn. Maar wij hebben zeker één ding gemeenschappelijk: dat is het Bloed van Jezus Christus dat ons redt van zonden. Wilt u vanavond het vuil van Zijn voeten afwassen?
116 Laten wij nu even onze hoofden buigen. Bedenk dat Hij elke belofte houdt. Hij houdt elke belofte. Hij beloofde: "Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw. Al uw zonden zijn u vergeven als u het gewoon wilt geloven."
117 Nu, met onze hoofden gebogen, vraag ik me af hoevelen hier de hand willen opsteken en zeggen: "Broeder Branham, ik wil... de rest van mijn leven wil ik Hem niet laten zitten en te schande zetten. En ik heb een gelegenheid zoals de kleine vrouw had. En ik wil, met mijn getuigenis, het vuil van Hem, van Zijn dierbare Naam afwassen." Wilt u uw hand opsteken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham?" God zegene u. God zegene u. Dat is fijn.
118 Nu, hemelse Vader, er waren vele, vele handen die hier zojuist omhoog gingen. En wij zien dat de Naam van Jezus Christus in het vuil getrapt wordt. En alles in de hemel wordt zo genoemd. Alles op aarde wordt zo genoemd. Elk kerklid, elk lid van het lichaam van Christus is Mevrouw Jezus. En wij bidden, hemelse Vader, dat wij dat vanavond zullen zien en begrijpen. Moge uw genade nu op deze mensen komen en elke zonde vergeven en mogen zij weten dat... in Uw tegenwoordigheid nu, en weten dat U hier bent.
Laat Uw Heilige Geest ons nu allen onderrichten en mogen ons al onze zonden en fouten vergeven zijn. En mogen wij vanaf vanavond nieuwe schepselen zijn vervuld met Uw Geest. Sta het toe. Mogen wij ons bewust zijn van Uw tegenwoordigheid. Want wij vragen het in Zijn Naam.
119 En terwijl wij onze hoofden hebben gebogen, vraag ik mij vanavond af... Nu, ik spreek tot zondaars en tot kerkleden en tot teruggevallenen en tot degenen die de Heilige Geest niet hebben. Ik spreek tot u. Waarom accepteerde de Farizeeër Hem niet?
Wij blijven om Hem roepen: "O Here, wilt u komen?" Wanneer uw baby ziek was, riep u om Hem. Hij was ongetwijfeld barmhartig. Toen u daar bijna dat ongeval kreeg riep u om Hem. Hij liet u eraan ontkomen. Maar ik vraag mij af, vraag mij gewoon af, met al deze dingen die wij Hem vragen en waarbij wij Hem uitnodigen, vraag ik mij af of wij dan beschaamd zijn wanneer Hij komt om ons op een dergelijke wijze te bezoeken.
Zeg gewoon: "Wel, ik ben een kerklid, maar ik wil Hem vinden in de doop van de Heilige Geest vanavond. Ik wil Hem. Ik heb Hem nodig. Ik geef er niet om wat de rest van de wereld erover zegt, ik wil Hem."
120 Zou u de doop van de Heilige Geest graag willen hebben? Als u het zou willen ga ik u vragen iets te doen. Ik wil dat u hier naar voren komt, precies hier waar ik nu ben. Kom regelrecht hierheen en ga rechts van deze diepte staan, precies hier bij mij. Wil elke persoon hierbinnen, elke ongeredde persoon eerst, hier naar voren lopen en hier even gaan staan? Als u gelooft dat Hij gebed hoort, wilt u hier komen, hier nu gewoon even staan, terwijl wij een lied zingen? Wat is dat? "Zachtjes en teder roept Jezus." In orde, met onze hoofden gebogen; iedereen in gebed, kom precies hierheen en sta hier, precies hier beneden in deze diepte.
Zachtkens en teder roept Jezus...
(Kom, wilt u vrienden, waar u ook bent?)
Roepend naar u en...
Jezus, in deze laatste dagen net voor Zijn verschijnen in fysieke vorm nu, zittend met vuile voeten. Bent u bereid om te komen om uw standpunt in te nemen om de smaad van Zijn Naam af te nemen?
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Kom thuis...
Kom er nu snel uit. Neem uw besluit. Kom nu direct. Wij hebben een overvloed van tijd. Morgen is het zondag. De zondagsschool begint niet voor half tien. Kom nu.
... zwak zijn, kom thuis;
Dringend, teder... (Beseft u dat Jezus hier is?)
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Kom thuis...
121 Dat is juist. Kom van het balkon af. Wij zullen op u wachten. Ziet u, kom regelrecht hierheen, ieder. Neem uw plaats hier beneden in, nu... Dit betekent leven voor u.
Wat gebeurt er? Kijk naar de aardbevingen over heel de aarde, die de aarde telkens schudden. Kijk wat er overal gebeurt. De tijd is nabij. En kijk, de deur zal na een poosje gesloten zijn en u zult roepen om binnen te komen en het niet kunnen.
122 Ik sprak enige tijd geleden tot een jonge vrouw. Ik hield een samenkomst in een Baptistenkerk en ik vroeg haar die avond om tot Christus te komen. En zij wilde het niet. En daarna ontmoette zij mij buiten en zei: "Breng mij nooit opnieuw op die manier in verlegenheid!" Een jaar later liep ik door de straat... En zij was een eerbaar jong meisje. En ik liep door de straat. Haar onderjurk hing er onderuit, zij rookte een sigaret en liep de straat af. Zij was de dochter van een diaken. En ik zei: "Hallo daar, ben je niet..."
Ze zei: "Hallo prediker", in platte taal. "Hallo, preker."
Ik zei: "Schaam je je niet over die sigaret?"
Ze zei: "Hé, wil je niet een slokje uit mijn fles?" Zij was halfdronken.
Ik zei: "Schaam je je niet over jezelf?"
Ze zei: "Kom hier. Ik wil je meenemen naar waar ik verblijf."
Ik zei: "Ben je niet thuis?"
"Nee."
Ik zei: "Wat is er aan de hand?"
Ze zei: "Neem een slokje uit mijn fles, dan zal ik het je vertellen."
Ik zei: "Schaam je je niet over jezelf om mij een slok uit een fles of een sigaret aan te bieden?"
Ze zei: "Ik wil je iets vertellen, prediker. Weet u, die avond dat u mij vertelde dat het mijn laatste kans was?"
Ik zei: "Ja, ik herinner mij dat."
Ze zei: "U had gelijk. Sindsdien is mijn ziel zo hard geworden."
Ze zei... (Nu, hier is de opmerking. Het doet mij gewoon de rillingen over mijn rug lopen.) Ze zei: "Ik zou de ziel van mijn moeder kunnen zien bakken in de hel als een pannenkoek en om haar lachen."
Zou u in die toestand willen geraken? Wijs Hem niet af. Dus precies nu, wilt u hier niet komen staan met de rest van dezen?
Kom thuis, kom thuis,...
Hem afwijzen, dat is wat er gebeurt. Bedenk, u zult Hem de laatste keer afwijzen.
... kom thuis;
Dringend, teder...
Hij houdt al Zijn afspraken. U hebt er een met Hem. U zult Hem bij het oordeel ontmoeten of Hem hier ontmoeten.
Roepend, o zondaar, kom thuis!
123 Weet u, ik ben zo verbaasd. Ik voel me werkelijk eigenaardig. Ik dacht vandaag toen ik aan het bidden was... Ik had een andere boodschap waarover ik zou gaan spreken. Hij zei mij dat te doen. Hij vertelde mij om dat te zeggen. Ik dacht dat elke vrouw met kortgeknipt haar hier bij de altaaroproep zou staan. Ziet u, u wordt gewoon zo hard en zo ver weg. U passeert die grens tussen die opwelling, ziet u, het Woord van God niet horend. Ik dacht zeker dat het zou gebeuren. Maar ik vermoed dat het later is dan ik eigenlijk denk.
124 Bedenk dat uw bloed niet aan mijn handen is. Ik heb niet nagelaten u de raad van God te verklaren op de wijze dat het is. Bedenk dat er binnenin iets is dat de buitenkant identificeert. Ga er bij vandaan, dierbare zuster. Broeder, neem haar bij de hand en kom hier naar voren. Waarom wilt u niet... Waarom wilt u niet... Wilt u niet een echte Christen zijn? Wat is het nut van een halfslachtig leven en leven onder veroordeling? Doe dat niet. Ziet u, u zegt: "Wel, ik..." Ik geef er niet om wat u hebt gedaan. Uw vruchten zijn het waaraan u gekend wordt.
125 Ik doorkruis Amerika voortdurend en elk jaar dat ik het doorkruis wordt het slechter en slechter. Dus weet ik dat er iets verkeerd is. De dag van genade is aan het voorbijgaan. Laat dat niet aan u gebeuren hier in Tampa. U bent hier in een geweldige grote fantastische stad, waar alles vol glamour is, net zoals Hollywood.
126 De hele wereld is verdorven. Alles wat er op de televisie is en dergelijke, is een of ander oud vulgair, vuil spul. En u probeert uzelf naar zoiets te vormen. Wilt u niet Jezus' voorbeeld nemen? Wilt u Hem niet toelaten... Wilt u niet naar Zijn Woord luisteren? Wilt u niet die dingen doen die juist zijn? Hoevelen hier willen eerlijk zeggen dat u weet dat u de Heilige Geest niet hebt; u kijkt naar uzelf in de spiegel en weet dat u het niet hebt? Nee.
127 En kijk gewoon naar uw eigen leven en de wijze waarop u doet. Niet omdat u tot een kerk behoort. "Ik behoor tot de Methodisten, de Baptisten, Presbyterianen..." Dat is in orde. Ik zeg daar niets tegen. Maar ik vraag u: "Kent u Jezus Christus? Leeft Hij in u?" Als Hij dat doet zal Hij Zichzelf daarin identificeren. Als Hij daar is is Hij gereed om Zichzelf gekend te laten worden. U kunt Hem niet verbergen, Hij valt in het oog.
128 U hebt de Heilige Geest niet en u weet dat u Hem niet hebt, steek dan uw hand omhoog. Wees zo eerlijk. Zeg: "Ik heb de Heilige Geest niet. Ik weet dat ik Hem niet heb." God zegene u voor die oprechtheid. God zal die oprechtheid eren. Als u de Heilige Geest wilt, wilt u nu niet bij dezen hier komen staan, deze berouwvolle zondaars hier? Wilt u niet op deze tijd komen? Kom naar voren en ga hier staan terwijl wij het opnieuw zingen. Zeg: "Ik wil Hem, broeder Branham." Ik zeg u dat er... U moet Hem hebben voor de opname. Dat is precies juist.
129 Nu, u herinnert het zich. Gelooft u dat God tot u spreekt? Gelooft u dat dit Jezus Christus is? Steek uw hand omhoog als u gelooft dat het deze week dat u in de samenkomsten bent geweest, Christus is. In orde, dan is uw plaats bij het altaar.
130 Vrouwen, schaamt u! Mannen, schaamt u om het haar te laten doen! U, mannen hierbuiten, die die dingen doet. En sommigen van u, predikers, met die almachtige dollar, in plaats van het almachtige Woord van God, die toelaten dat de gemeente in die toestand geraakt, gewoon omdat een of andere organisatie...
131 U leest dezelfde Bijbel die ik lees. Bent u niet beschaamd over uzelf? Jezus met vuile voeten. En hebt u niet de werkelijke christelijke durf over u om op te staan en het ervoor op te nemen? Het ziet ernaar uit dat u het zou moeten hebben. God zij genadig.
132 Ik bid dat God juist nu de Heilige Geest ter overtuiging zendt, dat het zal maken dat deze samenkomst beseft waar zij zich bevindt.
133 Bent u er zich bewust van dat dit uw gelegenheid is? Zult u gaan doen zoals die bode deed, uw laatste gelegenheid laten voorbijgaan? Zult u dat gaan doen? Doe het niet. Als er ergens een twijfel is of iets verkeerd, neemt uw plaats hier beneden in. Neemt uw plaats in. Dit is uw plaats.
134 Zeg: "Wel, ik wil niet..." Zij wilden het evenmin. Zij konden er naartoe zijn gegaan en Hem daarginds hebben zien zitten. Zij konden er naartoe zijn gegaan en zichzelf geïdentificeerd hebben. Maar het was tegen hun samenkomst. Wat met... Het was niet tegen Hem. Die kleine vrouw gaf er niet om. Zij wist dat zij een zondaar was. Zij kreeg vergeving.
135 Ik weet niet wat er gebeurde. Waar zijn zij vanavond? Waar is die vrouw vanavond, denkt u? En waar is die Farizeeër vanavond, alhoewel religieus? U kunt hen beiden horen, waar zij zijn. U zou zeker haar plaats nemen op wat voor tijdstip ook. Dus, ongeacht hoe religieus u bent, als u...
136 Jezus houdt elke afspraak, elk gebod waarvoor u zich zult moeten verantwoorden. Dus u kunt beter nu komen als u niet de Heilige Geest hebt. Hij gaf u er opdracht toe. Hij zei het in het boek Handelingen, Petrus zei het: "Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van zonde en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die veraf zijn, zovelen als de Here onze God zal roepen." En zolang als Hij nog steeds roept, geeft Hij nog steeds de Heilige Geest.
137 Terwijl wij opnieuw zingen, wilt u niet komen? Het is mijn laatste keer nu. Bedenk dat Christus hier geweest is en u hebt allen uw handen opgestoken, geïdentificeerd dat Hij het was en Zijn Woord. En diep in die Christus in mijn hart, is Hij bedroefd.
138 Op een keer stond Jezus op over Jeruzalem en zei: "Jeruzalem, Jeruzalem, hoe vaak zou Ik u willen vergaderd hebben als een hen haar broedsel. Maar u wilde niet." Heel wat keren wanneer ik opkwam onder... Zoals ik u deze morgen bij het ontbijt vertelde, u fijne Pinkstermensen en allerlei mensen, wanneer ik onder u kom zegt de Heilige Geest diep in mij: "Hoe vaak zou Ik hen hebben willen vergaderen. Hoe zou de gemeente vandaag gestaan hebben in haar kracht. Maar u wilde niet." Ziet u. U wilde niet.
139 Wilt u het nu niet doen? Dit is de tijd. Leg elke last terzijde en de zonde die u zo gemakkelijk omringt. Laten wij met volharding de wedloop rennen die voor ons gezet is. Terwijl wij nog eenmaal oproepen, laat nu iedereen met mij meezingen. Sta op en kom hierheen. Als u niet de doop van de Heilige Geest hebt, als u een zondaar bent, teruggevallene, wat u ook bent, kom naar voren en laten wij samen bidden. Wilt u nu? Dit is onze laatste oproep.
Zachtkens en teder roept Jezus;
Roepend naar u en naar mij.
Zie, bij de poorten wacht Hij en kijkt Hij uit,
Uitkijkend naar u en naar mij.
140 Wat als de Farizeeër die altaaroproep vanavond kon horen, daar achteraan zittend? Wat zou Hij doen?
Kom thuis, kom thuis.
Hij zondigde zijn gelegenheid weg. Wilt u hetzelfde doen? Wat als die bodejongen opnieuw voor Hem zou kunnen staan? Wat zou het eerste zijn?
... thuis;
Dringend, teder, roept Jezus;
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Kom thuis, kom naar huis, (O, God.)
U, die vermoeid bent, kom...
141 Maken deze tekenen vandaag op aarde u bezorgd, die wetend? Of bent u die plaats voorbij gegaan? Is er nog steeds een tedere plek daarin? Als er een is, kom. Laat Hem binnenkomen, het precies daar overnemen. Hij zal u een nieuw schepsel maken. U zult van hier weggaan als de gelukkigste persoon die u ooit was.
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Met uw hoofden nu gebogen, laten wij het neuriën. [Broeder Branham begint te neuriën – Vert] Wilt u nu niet komen? God zegene u, jongeman.
U, die vermoeid bent, kom naar huis.
(O, teruggevallene, kom naar huis.)
Dringend, teder...
142 Bent u bezorgd? Als u overtuigd bent, dan bent u bezorgd. Maar als u nog niet overtuigd bent dat het Jezus is, dan kunt u er niet bezorgd om zijn.
... kom thuis.
Nu, precies hier in het openbaar kunt u er niet veel over zeggen, omdat u gekomen bent om belijdenis te doen. Enige tijd geleden hoorde ik een verhaaltje. Ik wil dat u nu aandachtig luistert. Er was een man, Danny Martin genaamd. Hij doorkruiste de natie hier, hield vele grote opwekkingen. Men beweert dat hij op een nacht een droom had dat hij stierf. En hij ging naar de hemel en hij werd aangetroffen bij de poort. Er werd gezegd: "Wie nadert er?"
143 En hij zei: "Dit is Danny Martin. Ik ben een evangelist." De man bij de poort zei: "Laten wij kijken of uw naam hier in het boek is." Hij zei: "Hij is er niet in."
Hij zei: "Wel, ik was een prediker."
Hij zei: "Ik kan het niet helpen wat u was. Als uw naam hier niet in is, kunt u deze deur niet binnengaan. Hij is stevig op slot. Tenzij uw naam daarin is... U moet uw naam in het boek hebben."
En hij zei: "Wel, wat kan ik doen?" Hij zei: "U kunt uw zaak beroepen, als u wilt, bij Gods witte troonoordeel." O broeder, zuster, wil nooit daarheen gaan.
Hij zei dus: "Ik veronderstel dat ik geen andere keus heb dan mijn zaak beroepen." Dus hij zei dat hij tenslotte ergens heen begon te gaan, niet wetend waar hij heenging. (Dat is de droom van de man.)
En hij zei: "Ik kwam in een licht dat...; het kwam niet van een bepaalde plaats. Maar ik ging trager en na een poosje stopte ik. Ik hoorde een stem die zei: 'Wie nadert tot Mijn troon van (oordeel) gerechtigheid?'"
Hij zei: "Ik, Danny Martin. Ik ben een evangelist uit de Verenigde Staten. Ik won zielen en men wilde mij niet in de poort binnenlaten."
Hij zei: "In orde. Als u uw zaak in beroep hebt om voor Mijn rechtbank te bestaan, dan vereis Ik gerechtigheid. Ik heb de geboden. Danny Martin, loog u ooit in uw leven?"
Hij zei: "Ik dacht dat ik een waarheidslievend man was geweest, maar in de tegenwoordigheid van dat licht besefte ik dat er zoiets was als schaamte."
Ik zei: "Ja Meneer, ik vertelde leugens."
Hij zei: "Hebt u ooit gestolen?"
Hij zei: "Ik dacht dat ik eerlijk was geweest, maar ik zag toen sommige handelingen, die..."
144 Wacht tot u in de tegenwoordigheid van dat Licht komt. U denkt dat u nu in orde bent, maar wacht maar tot u daar komt. Probeer Hem één keer te benaderen met geknipt haar, sigaretten rokend. Probeer het maar één keer. Denkt u dat ik dat zo maar zeg? Ik zal het u uit de Schrift bewijzen. Het is exact juist. Probeer maar om lange broeken, korte broekjes te dragen. Kom er achter waar u bent, wanneer de Bijbel zegt dat het een gruwel is in de ogen van God. Probeer het eens. Waar is uw geweten?
Hij zei: "Wel, deed u dit of dat?"
"Ja", zei hij.
"En Danny, zondigde u ooit?"
Hij zei: "Ja, ik heb gezondigd."
En hij stond net op het punt (Hij zei dat zijn beenderen eruit zagen alsof zij uit hun gewricht kwamen.) om dat "Ga weg uit Mijn tegenwoordigheid in de eeuwige hel" te horen.
Hij zei dat hij de lieflijkste stem hoorde die hij ooit hoorde en hij zei dat hij rondkeek. Hij zei dat hij het lieflijkste gelaat zag dat hij ooit zag.
145 Hij zei dat Hij zei: "Vader, dat is waar. Danny probeerde in alle opzichten te leven, voor zover hij wist hoe hij doen moest, maar hij deed verkeerd. Maar één ding deed hij. Beneden op aarde stond hij voor Mij. Hij hield stand voor Mij, nam het op voor Mij en voor al Mijn Woorden. Nu zal Ik hier voor hem staan."
Zo doet u dat nu. U neemt hier stelling voor Hem. Hij zal voor u stelling nemen voor de Vader.
146 Here Jezus, ik bid dat U nu genadig zult zijn. Sta de vergeving toe van de zonden van deze mensen. Zij komen hier om een positie in te nemen. Zij willen ieder met de Heilige Geest vervuld worden. Sta toe dat het hun gegeven wordt. Ik eis hen op, Here, voor Uw heerlijkheid, terwijl zij als een getuigenis voor dit gehoor staan.
147 Sommigen van hen zijn gemeenteleden, sommigen van hen zijn teruggevallenen, sommigen van hen hebben U voordien nooit aanvaard. En zij staan hier. En zij zien het vuil dat volgt op een werkelijke ware christelijke belijdenis. En zij zijn nu bereid om hun positie in te nemen zoals die vrouw en te belijden dat zij zondaars zijn. Maar met hun tranen van bekering willen zij het vuil van Uw Naam afwassen, Here. Sta toe dat zij het kunnen doen.
148 Nu, ik ga u één ding vragen. Wanneer u hier niet naar buiten wilt gaan voor de mensen, hebben wij kamers voorzien daar precies achteraan. Als u zich zou willen bekeren, wil ik dat u naar achteren gaat, voor u daar met hen naar achteren gaat. Kom maar de trap op. Dat is het. En ga daar doorheen. Wilt u dat nu voor mij doen? Ga regelrecht daarheen... God zegene ieder van u.
149 Zijn er nog meer die nu zouden willen komen terwijl wij wachten? Ik wil dat ieder die hierheen komt, daar teruggaat en... Kom nu. Nu is het de tijd om de Heilige Geest te ontvangen als u Hem nooit ontvangen hebt. Dit is de tijd om met God in orde te komen. U kunt nog steeds uw positie bepalen. Nu, als u het niet zult doen, zal Hij daar niet voor u staan. Geef uw leven over aan God.
150 Here, zegen deze mensen. Ik geloof dat zij allemaal mensen zijn die werkelijk oprecht zijn. Ik geloof dat dit de grootste avond zal zijn die wij in lange tijd in Tampa gezien hebben. Wil er nu niet iemand anders naar voren komen? Er zijn persoonlijke werkers daar achteraan, met insignes op; ga met hen naar binnen. Wij zullen daar binnen enkele ogenblikken binnengaan om daar bij hen te zijn als zij...
Ga naar binnen en sluit de deur, u broeders. Ga met de mensen naar binnen. Ga naar binnen en ontmoet hen. Verdeel ze in de kamers. Wij zullen over een ogenblik daar bij u zijn.
Wil niet iemand anders snel komen terwijl zij nu binnengaan? Kom er gewoon voor uit.
151 Zou u Jezus in deze dag willen laten zitten? U zegt: "Als ik daar zou zijn geweest, als ik Hem daar zo had gezien, zou ik dat niet hebben gedaan." Wat dan met deze namiddag? Uw eigen huidige houding identificeert wat u toen zou hebben gedaan. De houding die u nu aanneemt. Voelt u zich alsof u zich goed genoeg voelt? In orde. Dat is tussen u en God. Ik ga niet oordelen. Ik ben slechts verantwoordelijk voor het Woord. Hij is hier in de samenkomst. Zij komen ook uit de kerken. Maar zij gaan nu binnen om het nu in orde te maken. Dat is alles. Zij zijn bereid.
152 Waarom wilt u een halfslachtig christelijk leven? Wees òf voor God òf tegen Hem, zodat de wereld uw standpunt kent en weet waar u staat. God zegene hen als zij gaan. Zij gaan binnen om precies aan zichzelf te sterven. Zij gaan om hun leven te geven. Zij gaan naar Golgotha. Zij gaan om gekruisigd te worden aan de dingen van de wereld en de modes van deze betoverende dag waarin wij hier leven. Zij gaan om te sterven tot Jezus Christus, Wiens tegenwoordigheid hier nu is. Zij gaan om aan zichzelf te sterven en opnieuw geboren te worden in Jezus Christus.
153 God zegen hen. Is er iemand anders die wil komen, terwijl wij nu langzaam zingen?
Dringend, teder, roept Jezus
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Kom naar huis, kom naar huis,
U, die vermoeid bent, kom naar huis.
Nu, dringend, teder...
De Heilige Geest spreekt schijnt het gewoon uit te roepen in mijn hart. Ik weet dat er zovelen zijn die het missen.
Roepend, o zondaar, kom thuis!
Van het balkon, overal vandaan, bedenk dat ik u Jezus Christus aanbied. Wilt u Hem ontvangen? Wilt u Hem aannemen? Wilt u het, mijn zuster, wilt u het, mijn broeder; wilt u komen en uw geloften vanavond hernieuwen en een plechtige gelofte doen dat u Hem wilt dienen?
154 Zoals u weet zou ik hier niet staan spreken indien ik niet dacht dat u zou... Sommigen krijgen hun laatste oproep. Het is pijnlijk om mensen eruit te trekken die het niet hebben ontvangen. Wij beseffen dat. Maar het is een beschaming, het is jammerlijk, maar ik denk dat het op die wijze moet zijn. Binnen in mij is er gewoon iets wat mij verscheurt.
155 Nu, laat mij u even iets erover tonen. Kijk hier. Gewoon om u te tonen dat Hij nog steeds hier is, de mensen die ziek en behoeftig zijn, ik kijk precies naar een persoon hier, die haar reukzintuig heeft verloren. Zij zit hier precies, een vrouw. Zij was er net over aan het bidden. Als dat juist is, steek uw hand omhoog als dat juist is.
156 Hier zit een oude vrouw, die hier precies aan het einde zit. Zij kwam net vandaag dit land binnen. Zij komt uit Georgia. Zij heeft een grote tumor binnenin haar. Het is er ernstig aan toe. Als zij zal geloven, kan zij genezen worden. Zij komt juist binnen en haar naam is mevrouw Turner. Als u nu met heel uw hart gelooft, zal Jezus Christus u gezond maken. Gelooft u het?
157 Gelooft u dat God... Bent u een vreemdeling? U hebt geen gebedskaart, nietwaar? U komt net binnen. Vandaag kwam er iemand en nam u mee. U kwam hierheen uit de staat Georgia. Gelooft u nu dat God... Uw zoon kwam en nam u mee. In orde. Nu, u weet dat het totaal onmogelijk is voor mij om dat te weten, omdat u zojuist binnenkwam en hier ging zitten. Als dat juist is, steek uw hand op. Ziet u?
158 Nu, dezelfde Heilige Geest die dat zegt pulseert hier gewoon tegen het volk. Ziet u, Hij is geïdentificeerd, mensen. Doe dat niet. U maakt nu een onbezonnen fout. Ik heb u lief. Bedenk dat u komt om te horen. Ik waardeer dat. Liefde is corrigerend. Als u uw jongen hier buiten op straat ziet, zou u dan zeggen, alleen zeggen: "Jongen, je behoorde dat niet te doen"? U zou naar buiten gaan en hem laten binnen komen als u hem liefhebt. Liefde is corrigerend, niet u schouderklopjes gevend. Ik moet u een standje geven. Bedenk dat het zelfs uw offergaven en dergelijke zijn, die voor deze samenkomsten betalen, die het voor mij mogelijk maken om hier te zijn.
159 Heb ik u lief? Met heel mijn hart. Zuster, u mag misschien denken dat ik iets tegen u heb voor de dingen die u doet; het is dat niet dat ik iets tegen u heb, zuster. Het is mijn goddelijke liefde voor u. Iemand zei: "Als u een beetje jonger was, zou u dat niet denken." Ik dacht dit al toen ik veertien jaar oud was. De Bijbel zegt het. Het is hetzelfde nu.
160 Maak die vergissing niet. Vertrouw niet op spreken in tongen voor de Heilige Geest. De Heilige Geest spreekt in tongen. Maar vertrouw daar niet op, terwijl u de dingen doet die u doet, dansen in de Geest, een soort sensatie. Christus is een persoon. Zeker. En Hij is het Woord. En als Hij daarin is, zal Hij altijd Zijn Woord laten werken, gewoon exact op de wijze dat het verondersteld wordt te zijn. Als u het afwijst, hoe kon het Christus zijn?
Kom thuis, kom thuis.
(De deur is nog steeds open. Bedenk dat ik bij het oordeel niet schuldig zal zijn.)
U die vermoeid zijt...
161 Jezus Christus geïdentificeerd onder u, bewijzend dat diezelfde Geest... Hij zei: "In de dagen wanneer de Zoon des mensen zal worden geopenbaard... Hij is Dezelfde gisteren..." Dezelfde Jezus die daar zat met vuile voeten. Zou Hij een huichelaar steunen? Zou Hij iemand steunen die Zijn Woord niet kent? Dat is de identificatie dat het het Woord kent. Ik vertel u wat waar is. Ga er niet aan voorbij.
Kom thuis...
162 De laatste keer... Ik sta hier klaar om u te ontmoeten. De kamers zijn... Mensen zijn overal neergeknield.
U die vermoeid zijt, kom thuis...
God hebbe genade, hebbe barmhartigheid. Kunt u die bedroefdheid niet voelen?
Dringend, teder, roept Jezus;
Roepend, o zondaar, kom naar huis!
Kom naar huis, kom naar huis;
(God zegene u, jongeman. Geweldig standpunt...)
Kom naar huis,
Dringend, teder, roept Jezus;
Roepend, o...
163 Wat is een zondaar? Niet degenen die roken. Roken is geen zonde; drinken is geen zonde. Vloeken is geen zonde. Overspel plegen is geen zonde. Nee, nee. Dat zijn attributen van ongeloof. U doet dat omdat u geen gelovige bent. Er zijn slechts twee dingen: het ene is dat u een gelovige bent of anders dat u geen gelovige bent. Als u geen gelovige bent, doet het er niet toe hoe religieus u bent, u bent nog steeds een zondaar.
164 U bent nog steeds een zondaar als u niet ieder Woord van die Bijbel accepteert, elk Woord ervan. Want zowel hemelen als aarde zullen voorbijgaan, maar niet één jota of één tittel daarvan zal voorbijgaan. Wij zullen er rekenschap voor afleggen. U zegt: "Wel, ik behoor tot de kerk. Mijn mensen..." Dat doet er niet toe. "Ik doe dit." Ik geef er niet om wat u gedaan hebt. U bent of een gelovige of een zondaar. Dat is vrij sterk. Maar ik zeg dit gewoon omdat Dezelfde die de harten van u kent mij zegt om het te zeggen. Bent u gereed? Ik zie enkelen meer komen. Ik wacht omdat ik het niet weet. Er zou iemand anders kunnen zijn. Even een ogenblik.
165 Waarom komt u niet om binnen te gaan terwijl het water in beroering is gebracht? Binnen een paar ogenblikken zal er iets groots gebeuren, hier achteraan. Kom, wilt u niet? Sta daaruit op, doe uw gelofte aan God. "Here God, vergeef mij voor wat ik heb gedaan. Ik beloof U. Ik zei dat ik een Christen was, maar Here, er is iets in mij dat mij zegt dat ik precies nu veroordeeld ben in de tegenwoordigheid van Degene die Zichzelf identificeert als de Here Jezus Christus. Ik word in mijn eigen hart veroordeeld, wetend dat U dit zo duidelijk maakt. Ik word veroordeeld. Ik ga binnen om het in orde te brengen, precies nu. Ik zal God hier precies plechtig beloven, dat ik vanaf deze avond absoluut voor Hem wil leven." Wilt u dat niet doen? In orde.
166 Terwijl... Als dat alles is, nu, laten wij eventjes opstaan. Ik wou dat ik kon zingen. Ik zou dit lied willen zingen.
Vergeef mij, Heer, en beproef mij nog eenmaal.
'k Zal de Uwe zijn, dierbare Heer, als U de mijne zult zijn.
Als ik val of als ik faal, laat mij opstaan en opnieuw proberen.
Vergeef mij, Heer, en beproef mij nog eenmaal.
167 Nu, hoevelen daarbuiten zijn Christenen en geloven dat u verankerd bent in Christus en dat u gereed bent voor het komende oordeel? En dat u in staat zult zijn, dat wanneer de bazuin weerklinkt, dat er niet één ding te doen zal zijn dan weggehaald te worden? Het zal zo snel gedaan worden dat u geen tijd zult hebben om iets anders te doen. In een ogenblik, in een oogwenk, wat zal het één dezer dagen zijn? Wat als u het gemist hebt? Voor altijd, voor de eeuwigheid, voor altijd, immer, immer. Wat zal deze kleine tijd van werelds genoegen betekenen? Niets.
168 Nu, ik denk dat wij allemaal ons leven hier aan Christus behoorden toe te wijden, denkt u niet? Hoevelen zouden graag hun leven hier vanavond opnieuw willen toewijden? Ik zal mijzelf, precies nu, opnieuw toewijden. Here... Nu, denk aan wat uw meest in de weg staande zonde is en laten wij nu tot God onze handen opheffen, ieder op zijn eigen wijze. Bedenk dat Hij alomtegenwoordig is. Terwijl er hier binnen misschien achttienhonderd of tweeduizend bidden, zijn er miljoenen rondom de wereld die terzelfdertijd bidden. En Hij hoort elk van hen. Er is zelfs geen mus die op straat kan vallen zonder dat Hij het weet. Hij kent elk geheim van uw hart.
Laten wij nu allen bidden op onze eigen wijze en laten wij onszelf aan Christus toewijden.
169 Here Jezus, ik... slechts enkele ogenblikken geleden was Uw tegenwoordigheid zo groot dat ik zelfs nauwelijks adem kon halen. Het leek erop alsof ik zou heengaan. En ik weet dat er een of andere reden is waarom U wil dat het op deze wijze gedaan werd. Ik begrijp het niet, maar U wel, Here. U bent God. Maar U hebt Uzelf duidelijk geïdentificeerd. U bent hier. Wij geloven u. Wij weten dat u hier bent.
En hier in dit gebouw zijn er honderden handen omhoog. Wij wijden onszelf opnieuw aan U toe, Here, vanaf deze kansel, waarvan ik heb gepredikt en zag dat U hier stond, Uzelf deze week identificerend. Ik draag mijzelf opnieuw aan U op. Ik wijd mijzelf opnieuw aan Uw dienst toe.
Vergeef mij al mijn klachten over vermoeid zijn. En God, neem mij in uw armen. Neem ons allen, Heer. Neem ons weg van deze wereldse zorg en deze wereldse dingen, Heer, opdat wij geheel heilige toegewijde dienstknechten van de Here Jezus Christus mogen zijn. Sta het toe, Vader. Hoor ons vanavond.
170 Zegen degenen daar achteraan die zoeken naar de doop van de Heilige Geest. Moge er een geluid van de hemel komen als een machtige ruisende wind. Moge het elk persoon daarbinnen vullen met het vuur dat van het altaar van God komt. Sta het toe, Here. Wij prijzen U. Wij geven U dank en lofprijs, dat U ons aanneemt. Wij geven U dank en lofprijs voor Uw volk. Wij prijzen U omdat U zei dat als wij onze zonden zouden belijden, God rechtvaardig is om ze te vergeven. Sta het toe, Here, dat wij allen vergeven zullen zijn en dat wij morgen de grootste genezingsdienst zullen zien die dit land ooit heeft gezien, wegens onze belijdenis. Sta het toe, Here. Wij wijden onszelf aan U toe. In Jezus Christus' Naam. Amen.
Kom, broeder Cox. Wijd uzelf gewoon toe aan God, elk hart hierbinnen.
Roepend, o zondaar, kom naar huis.
Ik zal broeder Cox nu vragen, of een van de voorgangers hier, om voort te gaan met bidden.